Blog Image

Leven met het einde in gedachten

Uncategorised Posted on Sun, January 29, 2023 17:08:09

Afgelopen week wandelde ik met een vriendin en in het gesprek kwam ik op ‘leven met het einde in gedachten’. Dat klonk wat zwaar dus ik had wat uit te leggen. Toen vertelde ik haar, ze doet hetzelfde werk als ik, dat als ik bij oudere cliënten ben die boven de 80 zijn, ik mezelf in een soort van spiegel laat kijken. Een spiegel die toont hoe je later oud bent. Keuzes die ik nu maak, bepalen wat ik in de spiegel zal zien. Aan het eind van het leven oogsten we wat we gezaaid hebben. En dus komt het er nu op aan te weten wat en waar ik zaaien wil. En om datgene te leren waar ik straks uit kan putten, bronnen te verzamelen. Pas na ons gesprek zag ik dat dit aansloot bij mijn laatste blog. Misschien dat de inhoud onbewust op deze manier verder werkte. Zo sloot ik mijn vorige blog af met de vraag: ‘Als ik in die kist beland, wat hebben mensen dan aan mijn gedrag gezien van wat ik zó belangrijk en van waarde vond in het leven dat ik daar mijn kostbare tijd aan gegeven heb?’

Een dag na de wandeling stuitte ik op een interview met de 88-jarige Jan Mulock Houwer in de Volkskrantserie ‘Sterveling’. Aan Houwer wordt gevraagd of het in het leven om groei gaat. Hij antwoordt bevestigend. Hoewel zijn lichaam en verstand in zijn levensfase achteruit gaan, zit volgens hem de groei in de ziel.

‘Je hébt je lichaam en je brein, maar wie je bént, dat is (wijst op zijn hart) je ziel. Groei is mogelijk op het waardenniveau vanwaaruit je leeft, zegt Simone Weil. Zij heeft het dan over ethische waarden als gerechtigheid, compassie en waarheid.’

Jan Mulock Houwer, Volkskrant 26 januari 2023

Houwer wordt ook gevraagd hoe hij aan kijkt tegen zijn dood. Hij zegt dan:

‘Eigenlijk heeft alles wat je in je leven doet te maken met het einde ervan. Daar ben ik nu aangekomen. Ik aanvaard dat, anders dan sommige leeftijdgenoten die haken naar de vorige fase en het vooral hebben over wat ze nog allemaal kunnen. Dan loop je het risico dat je op het moment van je dood niet bent voorbereid. (…) Naar mijn gevoel leef ik nu intensiever dan ooit tevoren, ook door me voor te bereiden op mijn dood. Ik vraag me daarbij af: wie ben ik door het avontuur van het leven ten diepste geworden, wie geef ik straks terug aan waar ik vandaan kom?’

Jan Mulock Houwer, Volkskrant 26 januari 2023

Prachtig, die paradox in dit citaat. Ultieme waarheid is iets van de hemel, niet van de aarde. Maar de waarheid die we enigszins kunnen vinden op aarde is altijd paradoxaal. Leven met het einde in gedachten maakt alles intens. De lach én de traan. De keuzes waar je voor gesteld wordt. De wegen die je inslaat om soms later te ontdekken dat je het, met de inzichten die later komen, toen anders had moeten doen. Zoals Houwer, als hij schrijft over zijn werk bij Shell of over de relatie met zijn zoon. De mildheid die dan nodig is om jezelf te vergeven of om te herstellen wat door jou gebroken is. Dat alles is volop het leven.  

De spiegel die Houwer mij laat zien is het belang om ons dagelijks in deze dingen te oefenen. Te oefenen in aandachtig leven, stil te durven staan bij wat intens en doordringend is. Tijd en ruimte maken voor de aandacht die nodig is om keuzes te maken die afgestemd zijn op wie je straks terug wilt geven. Leven vanuit het besef dat ik niet van mezelf ben. Dat ik niet uit mijn ouders voortkom. Maar dat de Bron waaruit ik kom groter en groots is. Dat ik niet de enige ben die uit die Bron voortkomt, en dat ik daarom mag leren van mensen die mij zijn voorgegaan. Joodse rabbijnen, de Mussartraditie, maar ook de wijsheid die Houwer in een interview op oude leeftijd doorgeeft. Zo groeiend oud kunnen worden, dan ben je nog volop van betekenis!

Het doet me denken aan een psalm:

‘De rechtvaardigen groeien op als een palm, als een ceder van de Libanon rijzen zij omhoog.

Ze staan geplant in het huis van de Heer, in de voorhoven van onze God groeien zij op.

Zij dragen nog vrucht als ze oud zijn en blijven krachtig en fris.

Zo getuigen zij dat de Heer recht doet, mijn rots, in wie geen onrecht is’.

Psalm 92: 13-16

Palmbomen en ceders zijn bomen die zo hoog kunnen worden, dat ze bijna als tot in de hemel reiken. Het interessante aan deze bomen is, dat ze net zo diep onder de grond reiken, als de stam boven de grond. Dat is omdat er in het Midden Oosten waar deze bomen groeien vaak maar weinig oppervlaktewater is. Daarom moeten de wortels diep reiken naar de bron. Stevige wortels, want vaak is de bodem rotsachtig. Het is een mooi beeld van hoe vrucht dragen, fris en groen blijven verbonden wordt aan reiken naar de Bron. Zorgen dat je wortels naar de Bron toe groeien, want zonder die wortels en zonder Bron gaat het niet. Wortelen in de Bron gaat niet vanzelf. Je moet weten waar die Bron te vinden is. Er is oefening van de ziel nodig om je wortels stevig en sterk te maken. Om ze te laten groeien, ook in de ouderdom, door blijvende aandacht voor de ziel. Doorzettingsvermogen. Je moet door de/je eigen weerstand heen, door levenspijn en levenswoede. Dat kan voelen als rots en steen, je komt er maar amper doorheen. Maar je zwoegt, je haalt weg wat in de weg zit, totdat je bij het water komt.

Het water van die Bron maakt alles zacht. Verbonden met die Bron is het alsof je groeit in het huis, in de nabijheid, van God. En zo mogen we ook in de spiegel van de psalmist kijken en ons afvragen: waar groeien we op? Waar vinden we water om vrucht te dragen en straks groen en fris grijs te zijn? En hoe verzorg ik mijn wortels?  



Over grenzen (IV): Een heilige staat van zijn

Uncategorised Posted on Sun, May 17, 2020 12:00:58

In deze serie neem ik je mee in mijn reflecties bij het Bijbelboek Leviticus. Een Bijbelboek dat ik eigenlijk nooit als een geheel gelezen heb, want veel te saai over offers die er toch niet meer toe doen. Maar lezend aan de hand van het Joodse onderwijs heeft het mijn geloof verrijkt en verdiept. Dit Bijbelboek heeft ons veel te zeggen en te leren, ook als christen in de wereld van vandaag. Alles in dit Bijbelboek draait om Gods Aanwezig Zijn te midden van het volk. En zo zie ik ook een prachtige opmaat naar Pinksteren.

Het Bijbelboek Leviticus gaat over priesters, offers, reinheid en heiligheid. Vandaag schrijf ik over de steeds weer terugkerende opdracht die door Leviticus klinkt: ‘Wees heilig’.

Aan het begin van deze serie schreef ik dat de naam van dit Bijbelboek in de Tora Wajjikra is: ‘En [Hij] riep..’ Zo kun je dit hele boek lezen als een boek dat vertelt waartoe wij als mensen geroepen zijn. Het antwoord in Leviticus is duidelijk: ‘Wees heilig’. Dus niet ‘word heilig’, als een staat die je kunt bereiken, maar wéés het omdat je het al bent. Hoe dan? Via de wetten en offers die beschreven staan? Als je die leest, dan kun je niet anders concluderen dan dat de morele maatstaf hoog is.

Dat is niet voor niets. De Tora spreekt over de mens vanuit de optiek van God. Het is zogezegd een ‘theomorf mensbeeld’. Als je naar de mens kijkt, naar waar toe de mens in staat is, dan moet je vanuit de ogen van God, de Schepper, kijken. Zoiets als het in elkaar zetten van een Ikea kast, waarbij wat je uiteindelijk te zien krijgt afhangt van hoe goed je de instructies hebt gelezen. Maar als we naar de mens kijken vanuit de ogen van God, wat zie je dan? Dan zie je dat de mens bijna goddelijk is, een mede-schepper. Dan zie je dat wanneer God ons toeroept: ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’, de mens een grandioos potentieel in zich draagt voor de wereld, de naaste, voor zichzelf. Maar vooral ook – en hier blijkt maar eens hoe groots de verwachting is die God van ons heeft – voor de vreemdeling. Zoals in Leviticus 19, dat begint met de oproep ‘wees heilig’, staat in vers 34: ‘Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf…’ Liefhebben, ook van wat niet-eigen is, ligt in het hart van de joodse ethiek. De regels en wetten van de Tora zijn gericht op de kwaliteit van (liefdevolle) relaties, met God, mensen, dieren, dingen en zelfs zoiets abstracts als de tijd.

Het is mogelijk om ánders te zijn (betekenis van heilig in de zin van: apart, anders). Anders dan dieren die niet vrij zijn, omdat ze geen andere keus hebben dan hun driften en instincten te volgen en te leven vanuit overleving. Anders dan engelen, die niet vrij zijn, omdat ze geen andere keus hebben dan God te dienen. Het wetenschappelijk materialisme wil van ons niet anders zien dan een dier. Het religieus fundamentalisme wil van ons niet anders maken dan een engel. Maar de joodse visie op heiligheid is veel alledaagser. De mens is vrij, kan alle kanten op bewegen. Niet alle kanten die mogelijk zijn, zijn goed en bevorderen leven. De keuzes die de mens maakt voltrekken zich steeds in de gemeenschap met God en mens. De gevolgen ook. Daarom dat oriëntatiepunt waartoe we ons kunnen laten trekken: wees heilig.

Het gaat er niet om te ontkennen, onderdrukken of uit proberen te roeien dat we neigingen hebben die onszelf, onze naaste of onze (wereld)gemeenschap schaden. Die ons soms niet meer maken dan een dier. Het gaat er om al die neigingen te herkennen, ze met zachte krachten te leren beheersen en om te vormen tot heilige daden. Het Jodendom kent ‘zonde’ niet als een staat van zijn, zoals in het Christendom, maar alleen in de daad. Het is in daden dat we ons afkeren van God en de wereld van heling en herstel zoals God die bedoeld heeft en waarin wij als ‘dieners’ te werk zijn gesteld. Dat betekent echter ook, dat we steeds weer terug kunnen keren naar onze mogelijke staat van zijn, die van heiligheid.

Soms moeten we dus afdalen in het meest vreemde, onheilige van onszelf, van onze samenleving, om daar iets te gaan liefhebben wat onmogelijk leek, en te zoeken naar de ‘omkering’ die, of misschien wel het offer dat, mogelijk is voor heling en herstel van onszelf, onze naaste en onze samenleving.

Liefhebben en je oefenen in heiligheid zijn nauw met elkaar verbonden.



Het verborgen deel (II)

Uncategorised Posted on Sun, April 12, 2020 12:41:02

Vanochtend vroeg zat ik op een bankje aan de dijk en luisterde naar het lied ‘Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, die galmt door gans’ Jeruzalem’. Een jaar geleden zat ik daar in Jeruzalem, in de graftuin, met tal van nationaliteiten om me heen. In de kou en in de regen zongen we, baden we, en getuigden we van hoop en vreugde rondom het opengebroken graf. De vreugde van het zien van het nieuwe licht dat aangebroken is, de Zoon van God is opgestaan! Ik voelde opnieuw die intense ervaring. Wat zal het dit jaar stil en leeg zijn in de graftuin.

Misschien wel zoals het ooit was, helemaal in het begin. Een lege, stille tuin. Toen Maria van Magdala vroeg was opgestaan om naar het graf te gaan.

‘En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar. Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet…’

Marcus 16: 5-6

Het graf was niet leeg. Er zat een jongeling, in een wit gewaad. Hij was de eerste getuige van de opstanding. Die jongeling van Marcus is een best onbekend personage in het lijdens-en opstandingsverhaal. Wie was die jongen die daar in het graf zat? Was het dezelfde jongeling die in de tuin van Getsemane het langst in Jezus’ nabijheid bleef? Zoals Marcus schrijft in hoofdstuk 14:

‘En een jonge man, die een laken om het naakte lichaam geslagen had, liep mede, Hem achterna, en zij grepen hem. Maar hij liet het laken in hun handen en nam naakt de vlucht’.

Die jongeling had meer moed dan de discipelen, die al eerder bij Jezus weggevlucht waren uit angst om zelf gevangen genomen te worden. Wie was die jongeling? Veel exegeten hebben zich met deze vragen beziggehouden, en soms kwamen ze met spectaculaire en spannende antwoorden. Sommigen zagen in de jongeling in het graf een engel. Maar waarom gebruikte Marcus dan een ander woord, terwijl hij op andere plekken in zijn evangelie wél ‘angelos’ voor engel gebruikt, maar hier het woord ‘neaniskos’, wat vertaald moet worden met jongeling?

Wat zouden we van de jongeling kunnen leren als we uitgaan van de lezing dat het om één en dezelfde figuur gaat? Afgelopen week heb ik deze jongeling gekozen als ‘loep’ om naar Pasen te kijken. Wat gebeurt daar op de avond van de gevangenneming en vervolgens daar in het graf, in het bijzonder ook met hem?

De fase van de jongeling, laten we zeggen tussen de 12 en 20 jaar, is een fase van ongekende groei. Die groei zien we vooral fysiek. In mijn werk als docent op een middelbare school kon zes weken zomervakantie al voor zo’n groeisprong zorgen, dat ik mijn eigen leerlingen amper herkende. Maar er is ook een meer verborgen groei. Het is een fase van bewust-zijn. Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik? Een fase ook waarin beslissende keuzes plaatsvinden voor de toekomst. Een fase van moed en vaak overmoed, van levensdrang, maar soms ook van hevige strijd om wie ben ik en (wie) mag ik zijn. Een fase waarin gezocht wordt naar antwoorden op zingevingsvragen. Zoals die andere jongeling uit Marcus 10, die welvarend is maar zich afvraagt: wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen? Het is de fase waarin de vragen kunnen leiden naar het verborgen deel in ons, die naakte plek waar niets is waarmee we onszelf kunnen verhullen, en wat daar wacht om te ontkiemen en tot bloei te komen. Dat verborgen deel, misschien wel het graf in ons eigen hart, waar God de Levende woont.

In het Hebreeuws is het woord jongeling, na`ar, in zijn wortel verwant aan de betekenis ‘gewekt zijn; tot ontwaken zijn gekomen’.  De jongeling in het graf. Hij mag symbool staan voor onze eigen opwekking in de nabijheid van Christus. Ik zal léven! Zoals de jongeling tot het uiterste bij Jezus bleef, en opnieuw daar zit bij het lege graf – zo mogen wij ‘ontwaken’ en dat wat verborgen is in ons, mag ontkiemen. Steeds weer opnieuw, want soms vallen we ongemerkt weer in slaap, of moeten we opnieuw gewekt worden als het leven nieuwe grillige gezichten aan ons toont. Steeds weer verblijven we net als de jongeling in Getsemane, in de tuin van angst en puin, en daarna bij het opengebroken graf dat ons het leven inroept.

Die jongeling zit in ons eigen hart, niet als een fase die we afleggen en dan er niet meer is, maar als blijvende plaats waar we in ieder moment van ons leven omheen cirkelen. Misschien wel zoals mijn wonden ook in mijn leven blijven cirkelen. Het bloeden is opgehouden, het etteren ook, maar juist in het litteken ken ik mijn genezing en weet ik wie ik kan zijn en ben geworden. Ondanks, dankzij. Er komt een balsemende gloed om de wonden heen, Zijn heerlijkheid. Dan blijkt het graf in mijzelf een tuin vol leven, ‘want nu de Heer is opgestaan nu vangt het nieuwe leven aan’.

Niet alleen de hoop voor na mijn dood, maar juist en vooral NU.

Nu al in dit leven zál ik Leven. Elke dag, ieder uur, ieder moment.


Een zaad dat sterft

sterft

barstend van hoop

want je ontkiemt

staat op

gehandhaafd door God

Hans Bouma


Het verborgen deel (I)

Uncategorised Posted on Wed, April 08, 2020 12:52:13

Vanavond vieren de Joden Sederavond. Het woord Seder komt in de Mussartraditie voor als de karaktereigenschap van ordening. Een goddelijke karaktereigenschap, want Gods scheppingswerk – alles wat er om ons heen is – is ontstaan door een God die ordent. Orde schept richting, en dat geldt ook voor ons geestelijk leven.

Neem de tijd, wees precies, ontwar de geest’, zei rabbijn Simcha Zissel Ziv.

Vandaag wil ik schrijven over een aspect van de sedermaaltijd. Met Pasen wil ik er iets aan toevoegen vanuit mijn eigen christelijke traditie. De sedermaaltijd vertelt symbolisch het verhaal van de bevrijding uit de slavernij van Egypte. De familie zit rondom de tafel en vragenderwijs wordt het verhaal vertelt. In het voedsel dat op tafel ligt zijn allerlei verwijzingen die het leed maar ook de bevrijding fysiek laten proeven. Zoals elk mens zijn leven, zijn lot, datgene wat ‘op ons bord gelegd wordt’, moet proeven. Interessant is hier op te merken dat het Hebreeuwse woord voor smaak, tá’am, ook de betekent ‘zin’ en ‘betekenis’. Hoe geven we dat wat het leven op ons bord legt en we soms proeven in alle bitterheid, zin en betekenis?

Op tafel liggen drie matzes. De middelste matze wordt gebroken. Het grootste deel wordt door de kinderen voor de volwassenen verstopt.

De uitleg die door rabbijn Beryl Gershenfeld aan dit onderdeel van de sedermaaltijd gegeven wordt, is het delen waard. De matze draagt niet alleen de symbolische betekenis van de haast die de Israelieten hadden op het moment dat ze Egypte mochten verlaten. Het staat ook symbool voor de spirituele heelwording van onze ziel. Zoals de opdracht van de Eeuwige aan de mens luidt: ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’. Dat is onze roeping, te streven naar die heiligheid (= heelheid, Eén-zijn, en dus iets anders dan ‘vroom’ of ‘zonder zonden’).

Het breken van de matze laat zien: we zijn onvolkomen, incompleet, gebroken, niet-heel. Er is een deel van onze ziel verborgen, dat is het grootste deel. Je hebt geen zicht op je ziel. Dat besef zou ons nederig mogen maken. Ons kennen en ons zijn is onvolkomen. Maar we zijn ook geen passieve wezens. Bevrijding en heelwording gaat niet buiten ons eigen wezen om, we moeten keuzes maken en bewust-zijn in ons zoeken. Onze spirituele groei voltrekt zich in het zoeken en vinden van dat deel waardoor we tot ultieme bevrijding en heelwording kunnen komen.

Om dat verborgen deel van onze ziel te zoeken en vinden hebben we het nodig om onszelf vragen te stellen. Waar kan ik veranderen? Waarin heb ik mij tot slaaf laten maken? Welke farao geef ik macht? Waar word ik uitgedaagd om verder te groeien, ook al wil ik het soms liever niet? Waar en waardoor is mijn geest troebel? Waar kan ik ordening scheppen in mijn fysiek, emotionele, geestelijke bestaan om tot creatie, nieuwe schepping, te komen? Naast de vragen hebben we de antwoorden die lang vóór ons gegeven zijn, die we kunnen vinden in oude verhalen als de bevrijding uit Egypte.

Joden besluiten de sedermaaltijd met de hoop: ‘Volgend jaar in Jeruzalem’. Behalve het fysieke Jeruzalem, mag het ook gelden voor de hoop van het spirituele Jeruzalem in je ziel. De bron waar God is. Of in de woorden van Anselm Grun, waar ik de vastentijd op dit blog mee begon:

“Op de bodem van onze ziel borrelt de bron van de Heilige Geest die ons levend maakt. Maar deze bron is vaak bedolven. Door al onze bezigheden zijn we de relatie met ons hart, met onze ziel kwijt. Wanneer we vasten, graven we door onze innerlijke chaos heen om de bron te bereiken. Als we daarmee in contact zijn, wordt ons leven vruchtbaar. Dan bloeit het op.”



Dagen tellen en FaceTimen

Uncategorised Posted on Fri, April 03, 2020 13:18:24

Waarschijnlijk hadden we het allemaal al wel verwacht, maar toch, het gaat dus allemaal wat langer duren. Twee van mijn indrukken van afgelopen week:

Dagen tellen

Vanochtend las ik een verkorte versie van het essay ‘In tijden van besmetting’ in het Nederlands Dagblad. Het essay is geschreven door Paolo Giordano, een Italiaanse schrijver bekend van de roman ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’. In het essay haalt hij psalm 90 aan. Een smeekbede: ‘Leer ons onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult’. Terecht merkt hij op dat we in deze crisis continu aan het tellen zijn. Inmiddels heb ik door dat op het Liveblog van de NOS het tussen 13.00 en 14.00 uur het meest spannend is. Dan verschijnen de nieuwe cijfers van het RIVM. We tellen ziekenhuisopnames, we tellen doden, we tellen de dagen dat we nog verplicht in quarantaine moeten zitten, de dagen dat het in ons dorp of onze stad nog zo ontzettend ongezellig is op straat.

Maar psalm 90 roept ons op om de dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult. Dat vertaald Paolo Giordano als ‘leer ons onze dagen te tellen om onze dagen een waarde te geven’. Dat is de kern van zijn essay: we kunnen er naar streven om zin te geven aan deze besmetting.

Wat leer ik in deze tijd? Waar bepaalt deze crisis mij persoonlijk bij? Voor welke uitdagingen word ik persoonlijk gesteld, voor bijvoorbeeld nieuwe spirituele groei? Deze vragen liggen in het hart van de Mussar oefeningen.

The radiant face

Iemand twitterde afgelopen week: ‘Hé mensen, voor zover we weten krijg je geen corona van elkaar begroeten op straat. Doen dus. Juist nu!’

Eén van de dingen waar ik in deze tijd door uitgedaagd word, is het bewust mensen aankijken. Ik hou niet zo van beeldbellen. Het is me te frontaal om iemand zo continu in het gezicht te kijken. In deze tijd van sociale onthouding waarin je nauwelijks met vrienden afspreekt, is dit echter de beste manier om elkaar letterlijk niet uit het oog te verliezen. Dus huppakee: oefenen.

Hierin ligt voor mij ook een spirituele verdieping. Rabbijn Wolbe zei dat geschapen zijn in het beeld van God, betekent dat God ons als mens de kracht van ‘the radiant face’ gegeven heeft. Ons gezicht kán stralen, licht geven. Het gebeurt wanneer na veel moeite er verbinding tot stand komt bij FaceTime en we elkaar zien en naar elkaar lachen.

Ons gelaat heeft een bijzondere kracht in de communicatie. Emanuel Levinas heeft daar al van alles over gezegd. Die kracht zit in de emotionele expressie van ons gezicht. Een gezicht dat boosheid toont, of agressie, of misschien wel afwijzing, kan heel intens binnen komen. Zó intens dat je wat bang wordt voor wat je in het gezicht van een ander kunt zien en daarom liever oogcontact vermijdt. Maar andersom geldt ook: emoties van compassie, liefde, vriendelijkheid in het gezicht van een ander lezen kan intens troosten.

Wat laat ik een ander lezen in mijn gezicht, als ik mensen tegenkom op straat? De jongen die mijn winkelwagentje desinfecteert? De oudere vrouw die netjes opzij gaat op het bospad? Mijn vriend of vriendin die FaceTimed? Laat ik ze iets van Gods afdruk in mij lezen, iets van hoop en troostende nabijheid juist in deze tijd?

En kan, en bovenal durf, ik in het gezicht van de ander iets van Gods nabijheid zien?

‘Be the first to give [the greeting of] ‘Shalom’ to every person’

Rabbijn Matia ben Harash


En Hij riep

Uncategorised Posted on Thu, March 26, 2020 17:25:12

Soms ben ik zo geraakt door hoe de Mussartraditie kan helpen in het leren leven, dat ik het alleen maar wil doorgeven. Daarom deel ik nu hier een verhaal. Het werd deze week verteld door Alan Morinis. Hij is een van de bekendste hedendaagse Mussar-leraren.

In 1849 werd Europa geteisterd door een cholera epidemie. In die tijd stichtte Yisrael Salanter de Mussar beweging in Europa. Salanter was rabbijn in de joodse gemeenschap van Vilnius, een Litouws stadje. Temidden van de epidemie brak Jom Kippoer aan, de Grote Verzoendag. Traditiegetrouw komen Joden dan de hele dag samen in de synagoge, om samen te bidden en te vasten. Maar die dag in 1849, stuurde Salanter iedereen naar buiten. Adem frisse lucht! Eet! Drink! En volgens het verhaal hield hij een stuk cake in zijn ene hand en een glas wijn in zijn andere hand, sprak de zegen uit en at en dronk. Ga naar huis, doe als ik! Zo sprak hij zijn gemeenschap toe.

Het gebod van Pikuach Nefesh, een leven redden, gaat boven alle andere geboden en daarom mag, als je er levens mee kunt redden, alle rituele geboden gebroken worden.

Máár… rabbijn Salanter ging nog een stapje verder. Hij meldde zich als vrijwilliger, en riep zijn gemeenschap op om dat ook te doen, om te zorgen voor de zieken en de weeskinderen die achter bleven, om voedsel uit te delen.

Het is een rijk verhaal om met elkaar te delen in deze tijd waarin onze vastenperiode ineens een heel andere context gekregen heeft. Waar ik zelf op weg was naar de innerlijke bron, daar waar God in ons is, met een boekje van Anselm Grun, heb ik dat boekje al een tijdje niet meer opengeslagen. Met steeds weer nieuwe persconferenties en aanblijvende mediaberichten is het moeilijk om de innerlijke rust vast te houden. Mensen maken zich zorgen, een enkeling is zo angstig dat hij uit voorzorgsmaatregelen zoveel chloor drinkt dat hij sterft. Wat te doen, nu, op dit moment, in de wereld om mij heen waar de angst net zo wijdverspreid is als het virus?

Ergens hoorde ik voorbij komen dat het nog nooit zo eenvoudig is geweest om mensenlevens te redden: gewoon 1,5 meter afstand houden, binnen blijven, handen wassen. Dat zijn de rituelen waar we ons nu even aan moeten houden.

En een stapje verder?

Hulp aanbieden, boodschappen brengen bij je buren die in isolatie zitten? Een extra telefoontje doen naar die mevrouw die altijd klaagt maar nu haar kinderen en kleinkinderen niet ziet? Je eigen laatste mondkapjes inleveren bij het zorgcentrum? Een moeder helpen die na een week met haar dochtertje met gedragsproblemen niet meer weet wat te doen thuis?

Wat doe ik om niet alleen mensenlevens te redden maar ook mensenlevens leefbaar te houden?

Morgen beginnen Joden wereldwijd met het lezen van het boek Leviticus. Een bijbelboek dat ik zelden nog opensla, niet in de kerk en ook niet thuis. Een (naar) boek vol wetten en straffen, dacht ik altijd. Waarom ik zo ben gaan hechten aan Mussar? Omdat die traditie mij laat zien hoe beperkt mijn bijbelervaringen en getheologiseer is. Hoeveel rijker, hoeveel dieper het kan zijn om de Bijbel te lezen.

‘En [Hij] riep…’ dat zijn de eerste woorden van het boek Leviticus. God roept Mozes en vertelt hem welke regels, rituelen en offers er gelden. Maar het gaat uiteindelijk niet om die regels, rituelen en offers. Het gaat om de terugkerende oproep ‘wees heilig, want Ik ben heilig’ (Lev. 19), een van de weinige geboden die in het Nieuwe Testament herhaald worden (I Petr. I). Het gaat om de spirituele groei in heiligheid, de groei die ons dichter brengt bij het wezen van God en daarmee misschien ook bij onze innerlijke bron.

Rabbijn Salanter leerde zijn gemeenschap dat wanneer je méér doet dan waartoe je geroepen wordt, er spirituele groei mogelijk is. Daarbij gaat het niet om jezelf weg cijferen of onverantwoord met je eigen gezondheid omgaan. Het gaat om in het moment te weten wat te doen om zorg te dragen voor de noden van een ander. Zorg dragen gaat om aandachtig aanwezig (durven!) zijn, datgene doen wat de ander en de wereld een beetje meer ‘heel’ kan maken. De zorgen en de angst van een ander, nodigt jouw mogelijkheid tot barmhartig-zijn uit. Het maakt dat je ziet en weet: wat en wie is mijn moeite nu waard? Welk offer ben ik in deze situatie vandaag bereid om te brengen? Welke last kan ik mede dragen?

En Hij roept. Waartoe roept de Eeuwige mij? En zie ik in die roep ook mijn mogelijkheid om meer op de Eeuwige te gaan lijken?

“The spiritual is higher than the physical, but the physical needs of another are an obligation of my spiritual life.”

Rabbijn Salanter



Een zonnig weekend

Uncategorised Posted on Mon, March 23, 2020 11:04:31

Dit weekend had ik moeite om alle indrukken die op me af kwamen bij elkaar te krijgen. Het was mooi weer, de zon scheen aan een strakblauwe hemel. De vogels kondigden al vroeg de dag aan. Mijn lief fietste langs de dijk. Toen ze thuis kwam vertelde ze dat ze kinderen zag springen op trampolines en in de sloot zwommen zwanen. Was er echt iets aan de hand in de wereld? 

‘Too much I, too less we’, zei Jonathan Sacks.

De I’s zijn wijdverspreid, het viel me nu pas scherp op. Op het journaal zag ik een file staan voor de bouwmarkt. ‘De zolder moet nodig verbouwd worden, daar heb je nu mooi tijd voor, zei mijn vrouw’, vertelde een man. Een moeder die met het hele gezin bij de afvalstort was, zei: ‘Ja, thuis zitten we ook bij elkaar dus waarom zouden we niet met zijn allen gaan’. Aan een jongen werd gevraagd wat er voor nodig is om hem echt thuis te houden. ‘Als de overheid een lock-down instelt’, was zijn antwoord. Dán zou hij wel luisteren.

Waren we in Nederland niet juist zo trots op wat afstand tussen de overheid en het individu en de eigen verantwoordelijkheid? Maakt deze crisis ons bewust van het feit dat we onze individuele vrijheid als een afgod boven alles stellen? Of misschien wel dat ons geloof in de weldenkende mens die eigen goede afwegingen kan maken doorgeslagen is?   

Diezelfde avond zag ik de emotie op het gezicht van een vrouw die in het ziekenhuis werkt en geïnterviewd werd. Ik zag de verbijstering van een herstellende corona-patiënt die de beelden zag van mensen die in het park bij elkaar zitten en sporten. Ja, zij had het wel onderschat. Ik kreeg een appje van iemand wiens man corona heeft en maar heel langzaam herstellende is. ‘Het is echt een heel naar virus’.

 ‘Ik voel me gezond’; ‘Ik heb nergens last van’; ‘Ik val niet in de risicogroep’. Thuis blijven doe je niet voor jezelf. Je maakt deel uit van een groter geheel. En voor dat grotere geheel dragen we allemaal verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid die zich in de eerste plaats richt op het laten functioneren van ons goed georganiseerde zorgstelsel. En dan heb ik het nog niet over het behoren dat de wereldwijde gemeenschap van mensen, waarvan er velen wonen in landen en gebieden waar het allemaal veel minder goed geregeld is om zo’n crisis op te vangen en waar een vaccin eigenlijk altijd te laat komt.

En ja, thuisblijven is niet altijd leuk en misschien zijn we het ook wel wat verleerd om aan slow-down te doen. Het is niet leuk, omdat het mooi weer is en je er op uit wilt trekken. Het is niet leuk, omdat het in huis stil is en er niemand is behalve jij. Het is niet leuk omdat er thuis vaker gevochten dan geknuffeld wordt. Ja, deze crisis vergroot het lijden dat er al is door het gebrek aan menselijk contact én vergroot het lijden dat ontstaat door destructief menselijk contact.

Deze crisis levert heel veel (morele) vragen op en soms zijn die heel erg moeilijk. Heel eerlijk gezegd worstel ik er ook mee. Wie had ooit kunnen denken dat de vorm van altruïsme dat ons zou kunnen redden, zou bestaan uit matiging van sociaal contact. Of, in de woorden van Awraham Soetendorp vandaag: ‘In isolatie zijn wij paradoxaal genoeg het meest verbonden.’ Waar laat ik mij door leiden, welke waarden bepalen nu wat ik doe of laat? Waar liggen de grenzen, waar wordt ‘fysieke afstand houden’ inhumaan? Wél heb ik altijd al gedacht dat het doorgeslagen individualisme en bijbehorende verering van het Zelf ons vroeg of laat meer kwaad dan goed zou doen.

Van harte hoop ik dat ook komende week de kerkklokken zullen luiden. Zodat het niet een optimistische actie blijkt te zijn.

Hoop is een kwestie van een lange adem.



Geestelijke vaccins

Uncategorised Posted on Sat, March 21, 2020 12:37:52

Ergens las ik de term ‘geestelijke immuniteit opbouwen’ voor de hulpbronnen die er kunnen zijn in deze tijd waarin veel mensen ervaren bang te zijn. Vandaag schrijf ik over een paar geestelijke vaccins die ik ervaren heb.

Helpen

De aanblik van de lege schappen en mijn toch wel gevoeligheid voor de gedachte dat het misschien toch handig zou zijn om een pak rijst en een pak pasta extra in huis te hebben, riepen later nog een andere beschouwing bij me op. Als er nood is, zou ik dan iemand om hulp vragen? Zou ik de buurvrouw vragen om boodschappen voor ons te doen? Om hulp vragen is niet iets wat ik snel doe. Voordat ik iets aan een ander heb gevraagd, heb ik het eerst tot het uiterste zelf geprobeerd. Wat ligt daaronder? De angst voor afwijzing, de angst om je afhankelijk van een ander op te stellen? In de tussentijd heb ik dan weer geen enkele moeite om zelf hulp aan te bidden. Overal zie ik initiatieven ontstaan waarin mensen geheel onbaatzuchtig anderen willen helpen. Ik was onder de indruk van een student die op televisie vertelde dat hij in de horeca werkte maar nu dus zonder werk zat en zocht naar iets dat zin geeft. Zo besloot hij om examenleerlingen online te gaan helpen.

Zin zoeken

De hoop wordt geboren uit een crisis’, schrijft Tomas Halik in zijn laatste boek over de hoop. Hoop betekent altijd de verwachting dat er iets kan zijn wat redt. Zo gaan hopen en geloven arm in arm. Het zoeken naar een antwoord op de vraag: ‘hoe kan ik in deze tijd van sociale afstand iets doen wat zin heeft?’ is een uiting van hoop. Er is iets wat ik kan doen, wat – hoe klein ook – bijdraagt aan iets dat redding geeft. Dat er zoveel initiatieven om hulp te bieden uit de grond schieten, maakt dat ik Rutger Bregman geneigd ben tóch gelijk te geven: de meeste mensen deugen. De meeste mensen zijn betekenisgevende én betekeniszoekende wezens.

Betekenis zoeken

Waar zoek je nu naar betekenis? Naar wie luister je voor woorden van hoop en bemoediging in tijden als deze? Ik ervaar zelf heel veel steun in woorden van rabbijn Jonathan Sacks. Hij is voor mij een van de grootste en belangrijkste geestelijke leiders/vaders op dit moment in de wereld. Afgelopen week had hij een korte toespraak die ik graag verder verspreid als een soort geestelijke vaccin in angstige tijden. Al jaren is hij bezig met bewustwording dat we in een tijd leven van ‘too much I, too little we’. Hamsteren is daar een voorbeeld van. Of de oproep om binnen te blijven en zoveel mogelijk contact te beperken in de wind slaan, omdat er nu mooi tijd is om je eigen zolder te verbouwen. In zijn toespraak benadrukt hij drie dingen:

  1. Dat we ons tot elkaar verhouden in een verbond van globale verantwoordelijkheid. Op dit moment lijden we onder hetzelfde lot, we kennen de zelfde angst, hetzelfde gevaar en risico. The we of humanity.
  2. Een klein miniscuul virus brengt, ondanks onze technologische en wetenschappelijke vooruitgang, de hele wereld op zijn knieën. Sacks hoopt dat het ons de ‘we of humility’ leert. Dat we iets minder mens-gecentreerd zullen zijn, maar zullen beseffen dat we maar een klein deel van het grotere geheel van Gods creatie zijn.
  3. Als de tijd van sociale onthouding voorbij is, laten we dan samen komen, elkaars hand vasthouden en ons realiseren wat een geschenk het is om samen te zijn. Dat zal onze verlossing van eenzaamheid zijn, die voor velen al lang voor deze crisis voelbaar was

De toespraak van Jonathan Sacks kun je kijken via deze link.



Next »