Afgelopen zondag was het ‘eeuwigheidszondag’. In veel kerken werd door middel van een ritueel stil gestaan bij wie we verloren hebben aan de dood. De leegte die dan zo voelbaar een gat in ons bestaan heeft geslagen. Zo herinnerden wij in mijn eigen Silo gemeenschap ook de namen. Het was een intens samenzijn die ging over het water, wat in zoveel religies als beeld van de dood gebruikt wordt. Het ging over Petrus, die over het water liep en al bíjna bij Jezus was, maar alsnog gegrepen werd door zijn diepste angsten, zijn wantrouwen en zijn ongeloof. Wat is dat verhaal mij toch lief!

We zongen een lied van Huub Oosterhuis. Vaak denk ik: ‘over teksten van Huub moet je eerst denken, voordat je ze gaat zingen’. Zo ook bij dit lied (Lied van Weg en Omweg), waar mijn haperende stem bleef hangen bij de zin:

‘U zal ik ongezien vertrouwen’.

Kan ik dat wel zingen? vroeg ik mij af. Want zelfs in gezien vertrouwen ben ik om heel eerlijk te zijn niet zo goed. De troostende gedachte dat Petrus, die zó dicht bij Jezus was dat hij kon zien, uiteindelijk zelfs in die nabijheid overvallen werd door zijn wantrouwen en angst. Zo vaak betrap ik me op mijn argwanende gedachten, op het verwachten van het ergste, op de afstand, ja zelfs eenzaamheid, die ik zelf creëer.

Bij het tweede refrein houd ik dus maar mijn mond. En als het dan voor de derde keer gezongen wordt, hoor ik de nadruk op ‘zal’, ‘U zal ik ongezien vertrouwen’. Het is een belofte! Tegen de wind in, temidden van de golven, het water dat je tot aan de lippen staat en je niets meer ziet dan je kleine ik, gaat het om het vertrouwen dat er in de toekomst zal en kan zijn. Het gaat om het vertrouwen dat je daartoe in staat bent, hoe donker en leeg het leven je ook aanstaart.

U zal ik vertrouwen, ookal zie of ervaar ik het nu (nog) niet. Dat is wat in het Hebreeuws genoemd wordt : emoena. Geloof als een relationeel vertrouwen. Zoals bij Petrus, zoals bij Job. Het Godsvertrouwen wordt niet zozeer uitgedrukt door het erkennen van bepaalde geloofswaarheden, maar door het ontvangen van vertrouwen en de belofte daar trouw aan te zijn, zelfs, nee: juist!, als Gods Licht er niet is. Er is een andere zin in datzelfde lied van Huub Oosterhuis dat daar iets over zegt, maar daarover de volgende keer meer.

(Wordt vervolgd)