Vanavond vieren de Joden Sederavond. Het woord Seder komt in de Mussartraditie voor als de karaktereigenschap van ordening. Een goddelijke karaktereigenschap, want Gods scheppingswerk – alles wat er om ons heen is – is ontstaan door een God die ordent. Orde schept richting, en dat geldt ook voor ons geestelijk leven.

Neem de tijd, wees precies, ontwar de geest’, zei rabbijn Simcha Zissel Ziv.

Vandaag wil ik schrijven over een aspect van de sedermaaltijd. Met Pasen wil ik er iets aan toevoegen vanuit mijn eigen christelijke traditie. De sedermaaltijd vertelt symbolisch het verhaal van de bevrijding uit de slavernij van Egypte. De familie zit rondom de tafel en vragenderwijs wordt het verhaal vertelt. In het voedsel dat op tafel ligt zijn allerlei verwijzingen die het leed maar ook de bevrijding fysiek laten proeven. Zoals elk mens zijn leven, zijn lot, datgene wat ‘op ons bord gelegd wordt’, moet proeven. Interessant is hier op te merken dat het Hebreeuwse woord voor smaak, tá’am, ook de betekent ‘zin’ en ‘betekenis’. Hoe geven we dat wat het leven op ons bord legt en we soms proeven in alle bitterheid, zin en betekenis?

Op tafel liggen drie matzes. De middelste matze wordt gebroken. Het grootste deel wordt door de kinderen voor de volwassenen verstopt.

De uitleg die door rabbijn Beryl Gershenfeld aan dit onderdeel van de sedermaaltijd gegeven wordt, is het delen waard. De matze draagt niet alleen de symbolische betekenis van de haast die de Israelieten hadden op het moment dat ze Egypte mochten verlaten. Het staat ook symbool voor de spirituele heelwording van onze ziel. Zoals de opdracht van de Eeuwige aan de mens luidt: ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’. Dat is onze roeping, te streven naar die heiligheid (= heelheid, Eén-zijn, en dus iets anders dan ‘vroom’ of ‘zonder zonden’).

Het breken van de matze laat zien: we zijn onvolkomen, incompleet, gebroken, niet-heel. Er is een deel van onze ziel verborgen, dat is het grootste deel. Je hebt geen zicht op je ziel. Dat besef zou ons nederig mogen maken. Ons kennen en ons zijn is onvolkomen. Maar we zijn ook geen passieve wezens. Bevrijding en heelwording gaat niet buiten ons eigen wezen om, we moeten keuzes maken en bewust-zijn in ons zoeken. Onze spirituele groei voltrekt zich in het zoeken en vinden van dat deel waardoor we tot ultieme bevrijding en heelwording kunnen komen.

Om dat verborgen deel van onze ziel te zoeken en vinden hebben we het nodig om onszelf vragen te stellen. Waar kan ik veranderen? Waarin heb ik mij tot slaaf laten maken? Welke farao geef ik macht? Waar word ik uitgedaagd om verder te groeien, ook al wil ik het soms liever niet? Waar en waardoor is mijn geest troebel? Waar kan ik ordening scheppen in mijn fysiek, emotionele, geestelijke bestaan om tot creatie, nieuwe schepping, te komen? Naast de vragen hebben we de antwoorden die lang vóór ons gegeven zijn, die we kunnen vinden in oude verhalen als de bevrijding uit Egypte.

Joden besluiten de sedermaaltijd met de hoop: ‘Volgend jaar in Jeruzalem’. Behalve het fysieke Jeruzalem, mag het ook gelden voor de hoop van het spirituele Jeruzalem in je ziel. De bron waar God is. Of in de woorden van Anselm Grun, waar ik de vastentijd op dit blog mee begon:

“Op de bodem van onze ziel borrelt de bron van de Heilige Geest die ons levend maakt. Maar deze bron is vaak bedolven. Door al onze bezigheden zijn we de relatie met ons hart, met onze ziel kwijt. Wanneer we vasten, graven we door onze innerlijke chaos heen om de bron te bereiken. Als we daarmee in contact zijn, wordt ons leven vruchtbaar. Dan bloeit het op.”