De laatste maand van het joodse kalenderjaar is deze week begonnen. Deze maand heet: Elul. Joodse bronnen vanaf de 14e eeuw vertellen dat de naam van deze maand een acronym is van het derde vers uit Hooglied 6:

‘Ani l’dodi v’dodi li’

‘Ik ben van mijn Liefste en mijn Liefste is van mij’

Hooglied 6:3

Dit vers is favoriet als tekst in een huwelijksdienst. Het drukt de wederzijdse liefde uit. In de laatste maand van het jaar, ter voorbereiding op het aanbreken van het nieuwe jaar, vragen Joden zich af: hoe is het gesteld met mijn hart, met mijn liefde voor de Eeuwige? Deze maand staat in het teken van zelfonderzoek. Je nieren en je hart beproeven, zo zou Jeremia het gezegd kunnen hebben, zoals de Eeuwige dat ook doet (Jer. 17:10).

Je nieren, dat zijn de schoonmaakorganen in je lijf. Ze voeren afvalstoffen af. Als die niet goed functioneren, vergiftigt het lichaam zichzelf en is de dood nabij. Je hart pompt bloed, zuurstof en voedingsstoffen door het hele lichaam, naar elk orgaan, zodat het gehele lichaam goed en gezond in leven blijft. Hart en nieren zijn beiden cruciaal om te kunnen functioneren. We hebben maar één hart, en twee nieren. Er valt misschien wel meer op te ruimen?

In spiritueel opzicht zou je kunnen zeggen dat je nieren en je hart beproeven betekent dat je een innerlijke schoonmaak doet. Opruimen wat afval is en weg moet. Je laten doorstromen, elk levensgebied, met het leven dat, de liefde die de Eeuwige geven wil. Want liefde begint bij de Eeuwige. Door die liefde kunnen we weten: wij zijn de door de Eeuwige geliefden. En ik? Hoe is mijn leven zichtbaar dat ik die Geliefde ben? Hoe beantwoord ik deze liefde door de Eeuwige ‘terug’ lief te hebben? Wat staat mij in de weg om de Eeuwige lief te hebben en hoe kan ik dat ‘opruimen’?

Elul is de tijd om dichterbij de Eeuwige te komen. Het leidt uiteindelijk tot het begin van een nieuw jaar en Grote Verzoendag – de dag waarop je verschijnt voor de deur van God en genade vindt om geschreven te worden in het boek van de Levenden.

De Eeuwige kan zich niet van ons afscheiden, zegt Rashi (rabbi Solomon ben Isaac, 11e eeuw). Hoeveel je ook met de Eeuwige vecht, hoe boos je ook kunt zijn, de Eeuwige kan zich niet van jou afscheiden. Dat kan ons moed, vertrouwen en geloof geven. Ruimte om te groeien, te falen, én weer terug te keren. Joden oefenen in deze laatste maand in/omkeer en genade, elk jaar opnieuw. Werkelijke genade is niet de liefde die wij voor de Eeuwige kunnen hebben om wat de Eeuwige voor ons doet. Net zo min hangt Gods liefde voor ons niet af van wat we wel of niet doen. Gods liefde is er, omdat de Eeuwige – vanuit zijn wezen – niet anders kan. De werkelijke genade is dat wij de Eeuwige kunnen kennen en liefhebben – punt.

(wordt vervolgd)