“Weest zorgvuldig (in de omgang) met een oude van dagen die buiten zijn schuld zijn kennis verloren heeft, want men zegt dat zowel de (nieuwe) stenen tafelen als de brokstukken (van de oude tafelen) in de (heilige) ark lagen”.

Rabbi Jehoeda in de Babylonische Talmoed

De ervaringen die ik in mijn vorige blog beschreven heb, hebben de afgelopen tijd op de deur van mijn hart geklopt. Ik had vragen, ik voelde mee, ik voelde ook ‘tegen’, en ik zocht… naar inspiratie. Afgelopen week volgde ik een online studie-programma. Heel abstract had dat programma als thema: de lijfelijkheid van de geest. Meer concreet ging het over vragen rondom herstel, rouw en verdriet in mensenlevens van psychose tot aan de gevangenis.

Wat is herstel eigenlijk?

Ik grasduinde maar weer eens door wat bronnen op mijn bureau en zo stuitte ik in ‘Kabbala als levenskunst – op zoek naar eenheid en heling’ van Marcus van Loopik op het citaat hierboven van rabbi Jehoeda. Het is zijn commentaar bij het verhaal uit Exodus 32. Dat verhaal beschrijft een uitgebreide ontmoeting tussen Mozes en God op de berg Sinaï. Daar heeft God veel belangrijke dingen tegen Mozes gezegd. God rondt dat gesprek met Mozes af door te benadrukken dat het volk zich aan de sabbat moet houden: één dag in de week om op adem te komen. Daarna gaf God Mozes ‘een kopie’ van het verbond, twee stenen tafelen. Met dat verbond in zijn handen keert Mozes terug naar het volk en hij weet wat hij moet verwachten, God had het hem immers al over het ongeduld en ongeloof van het volk verteld. Toch verliest Mozes zijn zelfbeheersing als hij met eigen ogen ziet wat God bedoelde: hoe het volk danst om een gouden beeld. Het blijkt toch makkelijker om iets duurs en tastbaars te vereren waar je zelf ook nog moeite voor hebt gedaan, dan te geloven op een onzichtbare Nabijheid!

Marc Chagall

In zijn woede gooit Mozes de stenen tafelen stuk. Wat er precies met die brokstukken is gebeurd vertelt de Bijbel niet, maar rabbi Jehoeda gaat uit van de traditie die zegt dat Mozes de brokstukken bewaarde en met zich meedroeg – al dan niet in de heilige ark. In de joodse traditie behielden ze hun heiligheid want de woorden waren door Gods eigen vinger in steen gegrift.

Juist dat beeld gebruikt rabbi Jehoeda om ons te wijzen op de niet-op-te-geven heiligheid van een mens, hoe geschonden of aangetast (het beeld van God in) die mens ook is. Zelfs in die geschondenheid, in lijden en in wat geleden is, moet het beschermd en gedragen worden door de gemeenschap. Zo bezien is lijden, en wat een mens overkomt, nooit een individueel probleem. Volgens het joodse mensbeeld hangt de waarde en de heiligheid van een leven samen met de unieke plaats die een mens inneemt binnen de gemeenschap. Of je leven (nog) van betekenis is, hangt niet af van je eigen individuele oordeel. Immers, hoe zou je zelf hierover kunnen oordelen?

Maar, wat is dan die ‘gemeenschap’ en waar laat die gemeenschap zich door leiden? Danst zij, zoals de Israëlieten, alleen om wat tastbaar is, van goud en ‘zelf gemaakt’ is? Welke overtuigingen leven er in die gemeenschap over wat het betekent om mens te zijn? Wat zegt die gemeenschap over de zin en waarde van een leven? Maar misschien belangrijker nog: wat zegt, wat gelooft deze gemeenschap over lijden?

Is de gemeenschap die wij samen vormen, als kerk en als maatschappij, één die veilig genoeg is om te kunnen breken, zoals de stenen tafel? Is het een gemeenschap waar je woede er mag zijn, net als je wanhoop en je doodswens, maar dat er dan tóch troostende nabijheid is en ruimte voor herstel?

Herstel dan niet in termen van productie, van de winst onderaan de streep en ook niet dat van het succesverhaal dat vertelt kan worden voor de camera of wat beloont kan worden met allerlei ‘likes’. Nee, herstel of helen bezien als waarin datgene waar je aan lijdt ieder moment dat het de kop steekt zacht omhuld en gedragen wordt door jou en de ander. Niet weggedrukt, opgepoetst, verloochend of afgeleid. Maar: vastgehouden, betekenis gegeven, samengebracht, verzorgd, en weer tot leven gekomen – (weer opnieuw) uitgenodigd worden in verbondenheid, in en vooral dóór de gemeenschap. Dat zijn de nieuwe tafelen – die naast de brokstukken liggen – als teken van het verbond.

Komende tijd wil ik in een serie schrijven over wat ik denk dat we, voor onszelf en voor de gemeenschap die we vormen, kunnen leren van de heilige, gebroken tafelen.