Vandaag vasten de Joden en bidden 24 uur onophoudelijk. Het is Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Tien dagen nadat het nieuwe jaar begonnen is, is het tijd om de innerlijke balans op te maken. Eén van de belangrijkste en indrukwekkendste gebeden op deze dag is het ‘Ahshamnu’: wij hebben misdaan. Steeds weer wordt opgesomd: wij hebben verraden, overtreden, gestolen, belasterd, anderen aangezet tot zonde, schadelijk advies gegeven enzovoort. En bij alles wat opgenoemd wordt slaat men met een vuist op het hart. Het lijkt een uitgewerkte versie van psalm 106:

‘Wij hebben gezondigd zoals onze voorouders,

wij hebben gefaald en kwaad bedreven.’

Psalm 106:6

Het klinkt allemaal zwaar en ellendig om je zo klein te maken. Is dat nou zo nodig? Voor Joden is het juist een krachtige daad om te zeggen: ‘ik heb misdaan’. Het gaat volledig in tegen de slachtoffercultuur die we nu vooral om ons heen zien. Over zo’n type cultuur sprak Jonathan Sacks zich krachtig uit: ‘het klopt niet, het is immoreel en het is een ontkenning van mens-zijn’, zo schreef hij in zijn commentaar bij Genesis (Genesis – boek van het begin, Skandalon 2020). Waarom die stelligheid? Omdat volgens Sacks een dergelijke cultuur van een slachtoffer een object maakt waarbij de oorzaak van iemands situatie in externe omstandigheden wordt gezocht en zijn verantwoordelijkheid voor en in die situatie wordt ontkent. Op die manier blijft het slachtoffer gevangen.

De oorzaak van de ellendige situatie die is ontstaan afschuiven – vanaf een van de eerste bladzijden van de Bijbel leren we dat dat onze oermenselijke neiging is. Zowel Adam als Eva ontkennen hun persoonlijke verantwoordelijkheid (Genesis 3). En niet veel later in de Bijbel ontkent Kain, die zijn broer heeft doodgeslagen, zijn morele verantwoordelijkheid als hij zich afvraagt of hij dan een plicht had richting zijn broer (Genesis 4). Noach ontkent collectieve verantwoordelijkheid door alleen zijn eigen familie te redden. Als we eerlijk in de spiegel kijken, of zoals ik eerder schreef over de maand Elul ‘ons hart en onze nieren beproeven’, zien we dan niet altijd iets van Adam, van Eva, van Kain, van Noach, van onze voorouders, in onszelf? Al voordat we het doorhebben, schuiven we de schuld naar onze ouders, onze opvoeding toe. Of onze genen. De school waarop we gezeten hebben en de docenten die nooit onze talenten zagen. Of de overheid, de politici. Nee, er moet heel wat gebeuren voordat we kunnen zeggen: ‘wíj hebben misdaan’.

Dát zeggen vraagt om innerlijke kracht en vertrouwen. Want dat eenmaal gezegd kan er van alles gebeuren. Het oordeel van een ander, strafmaatregelen, er niet meer bij mogen horen, aan de kant van de maatschappij gezet. Als je vertrouwen kunt op een God die je vasthoudt en je niet afrekent op je misstappen, is het eenvoudiger om te zeggen: ‘ik heb misdaan’.

Jom Kippoer is daarom een dag waarop dat vertrouwen in God geoefend wordt. Het is de herinnering dat er altijd een mogelijkheid is om ánders te kiezen, om terug te keren naar God en je opnieuw toe te wijden. Het is de wijze waarop de Eeuwige ons geschapen heeft, namelijk met vrijheid en verantwoordelijkheid, volledig serieus nemen. Het is beseffen dat ‘ik kan niet anders’ of ‘nou ja, ik ben nu eenmaal zo’ een leugen is. De waarheid is dat wij anders kunnen en dat die keus steeds weer voor ons ligt. Zoals Mozes zijn volk namens God de keus geeft om te kiezen tussen zegen en vloek, leven en dood. In diezelfde toespraak zegt Mozes:

‘De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.’

Deuteronomium 30:11-14

Wat een vertrouwen heeft God in ons vermogen om te kiezen voor de zegen! Dat vertrouwen mogen wij beantwoorden door ons vertrouwen dat wanneer we falen er ruimte is om eerlijk in onszelf te kijken en naar buiten, naar/in de relatie met de A/ander, te treden en te zeggen: ‘ik heb misdaan’.

Jonathan Sacks legt uit dat Abraham ons voorbeeld is van hoe we geroepen worden te leven in radicale vrijheid (Genesis – boek van het begin). Dat is niet de vrijheid zoals wij die in onze cultuur kennen, waarin vrijheid vooral gaat om onbelemmerd alles kunnen en willen doen zoals jij dat wilt. Nee, Gods vrijheid is ethische vrijheid: om te kunnen kiezen wat we behoren te doen en zo, samen met God, te werken aan een wereld die steeds voller wordt van God. Tot Abraham zei God: ‘Lech lecha’, wat betekent: ‘Ga, trek weg, ga op reis’. Volgens Sacks betekent dat in werkelijkheid: ‘reis naar jezelf’.

‘Verlaat alle invloeden van buitenaf die maken je tot een slachtoffer van de omstandigheden waarover je geen controle hebt. Maak een reis naar binnen, naar het zelf. Daar – alleen daar – wordt vrijheid geboren, beoefend en volgehouden.’

Jonathan Sacks, Genesis – boek van het begin, p. 69

Dat is een reis van opklimmen, afdalen, naar beneden vallen, uitrusten, weer opklimmen. Je leert die vrijheid niet zonder falen. En, paradoxaal genoeg, die vrijheid wordt nog groter wanneer je leert durven zeggen: ‘ik heb misdaan’. Aan het einde van de dag, aan het einde van de gebeden, slaan Joden hun gebedsmantel om hun hoofd heen. Symbolisch schuilen ze in de barmhartigheid van God die altijd en overal te vinden is, ook als je misdaan hebt. Om zo met hernieuwd opgericht hoofd verder te kunnen trekken, naar nieuwe levenslessen, nieuwe valkuilen en nieuwe kansen om goed te doen en tot zegen te zijn.