Ik schrijf een serie rondom de verhalen uit Exodus waar beschreven staat dat Mozes de tien woorden op stenen tafelen ontvangt. Eerst maar eens twee vragen: 1) wat zouden we ons voor kunnen stellen bij ‘stenen tafelen’? 2) Waar raken de stenen tafelen aan ons leven?

In het Hebreeuws staat er ‘èth-loechoth hà-èvèn’. Bij Jos Quak las ik een interessante vertaling[1], die hij o.a. maakt onder inspiratie van Friedrich Weinreb. Volgens Quak is ‘loechoth’ verwant aan de stam van het vrouwelijke woord làch wat ‘vochtig, vers, groen’ betekent. ‘Loàch’ is te vertalen als fris, levenskracht. Zo wijst Quak er op dat de stenen tafelen niet gezien moeten worden als dood materiaal, maar als iets dat springlevend is.

‘èth-loachoth’ wordt door haar dan vertaald als: ‘(het) leven (dat) door alles heen fris en krachtig blijft’.

Dan het tweede stukje: ‘hà-èvèn’, ‘de steen’. Maar tegelijk fungeert èvèn als het verbindingswoord tussen vader en zoon en duidt het dus op verbinding en relatie. In die relatie van vader en zoon gaat het ook om het doorgeven van leven.

De uiteindelijke vertaling die Quak geeft van ‘èth-loechoth hà-èvèn’ is:

‘(ons) diepste wezen (dat) door alles heen springlevend blijft (omdat het bij haar) Bron blijft’. Ik zou daar dus aan toe willen voegen ‘en leven doorgeeft’, van generatie op generatie.

Prachtig!

Hoewel het in de kerk waar ik vroeger opgroeide elke zondag de gewoonte was om de Tien Woorden te horen, ben ik tegelijk opgegroeid met christelijke opvattingen over de wet die ons volgens Paulus tot de dood toe schuldig verklaart (Gal. 2:19). Dat is een eind weg van de vertaling waar Quak op uitkomt.

In Quak’s vertaling draait het om verbinding, om contact met de Bron die leven geeft. Leven is iets anders dan bestaan.

‘Life is the effect something that exists has on its surroundings, the contribution it makes to the world’.

Rabbi Manis Friedman, Creating a life that matters, 4

Volgens rabbijn Friedman draait ‘bestaan’ om het in stand houden van jezelf, je eigen ruimte. ‘Leven’ is je eigen ruimte, je zijn, verbinden aan de ruimten en het leven om je heen. Dan ontstaat er gemeenschap.

‘You were given life, and it’s your life. But it’s not for you’.

Rabbi Manis Friedman, idem, 121

Het gaat om ons diepste wezen, onze adem, ons hart. Wie we in onze kern zijn. Als we dan in de hoofdstukken voor Exodus 32 lezen wat het is dat God tegen Mozes zegt, dan draait het allemaal om relaties, om de gemeenschap. Tussen God en mens, tussen mensen, tussen mens en dier, en over wat er in die relatie allemaal mis kan gaan. En ook gaat het om onze relatie tot dingen, dat wat we beschouwen als bezit.

God besluit dan met twee dingen. Ten eerste de vraag wat het volk, elk individu, bereid is te geven om een heiligdom voor God te bouwen temidden van de gemeenschap (Exodus 25). Het gaat hier dan om de ruimte die wij bereid zijn te maken in ons midden voor Gods aanwezig-zijn. Ten tweede: God eindigt met de opdracht om de sabbat ‘in acht te nemen’ en te vieren. Eén dag in de week als herinnering aan de Bron, dat we niet bestaan omdat we ons zelf in stand houden, maar omdat we in stand gehouden, gedragen, worden. Een herinnering dat wij niet van onszelf zijn, dat wat wij in handen hebben niet van ons is. Ruimte maken voor God, de A/ander en ruimte maken in de tijd geven ons de gelegenheid ons verstikkende egoïsme te verdrijven doordat we in staat zijn iets goddelijks toe te voegen.

De stenen tafelen die Mozes ontvangt doen dat ook. Ze vertellen ons wie wij zijn: mensen die niet op zichzelf bestaan, maar leven ‘in relatie tot’. De realiteit lijkt vaak zo anders en daarom vertellen deze richtlijnen ons hoe wij onszelf ‘weg kunnen leiden’ aan de verslaafdheid aan ons zelf en ons eigen bezit en kunnen terugbrengen tot wie wij zijn. Het gaat om de gerichtheid die we zouden kunnen hebben op de levenskracht die groter is dan onszelf. Op de vruchtbaarheid van de grond in ons hart waaruit leven, groei, vruchten kunnen opbloeien en ons in de ruimte kunnen stellen.

Dat is wat ons is gegeven in de Thora op stenen tafelen: de verbondenheid met de Bron en de verbondenheid met alles wat uit die Bron voorkomt. Dan leven we niet langer opgesloten binnen in onszelf. De Thora is het bestemmingsplan dat ons hoe we kunnen bewegen, weg van onszelf, van ‘zouden kunnen hebben/zijn’ naar ‘hebben/zijn’. Het volgen van de richtlijnen gaat dus niet om het behalen van doelen en plichten, het doen van daden, maar om datgene zijn wat we in Gods ogen aan potentie in ons hebben.

“De bestemming van de mens is om een incarnatie, een belichaming van de Thora te zijn. Het doel van de Thora is om in de mens, in zijn ziel en in zijn daden aanwezig te zijn.”

Abraham Joshua Heschel, God zoekt de mens, 295

En juist dat, Gods eigen teken van zijn geloof in de goddelijke potentie in de mens, gooit Mozes aan diggelen. Ik zou denken: ‘o Mozes, wat doe je nu met die woorden die door God zelf zijn ingegrift? Hoe durf je die kapot te gooien?’

Maar joodse commentaren leren mij dat het de grootste daad is die Mozes in zijn leven heeft verricht! Daarover meer in het vervolg.

(wordt vervolgd)


[1] hetboek_exodus [Lodebar]