‘Die toen ik neerlag in het stof mij hebt omgeven met uw duister,

dat geen gedierte mij verslond’

Dat was de tweede zin uit het lied van Huub Oosterhuis waar ik in mijn vorige post over schreef en dat in Silo gezongen werd op eeuwigheidszondag. Diezelfde avond wees iemand mij op die merkwaardige zin.

Omgeven worden door Gods duister? Huh? God omgeeft je toch met licht, omdat God Zélf licht is? God verdrijft door zijn aanwezigheid toch het duister?

Duisternis is de afwezigheid van licht. Duister was het toen Christus aan het kruis uitriep: ‘God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ En toch, dat was ook Zijn ervaring en in die ervaring werd Christus lotgenoot van velen met ervaringen van Gods afwezigheid.

Zouden we het zó kunnen zingen, dat zelfs in Gods afwezigheid Hij beschermend optreedt opdat we niet verslonden worden door het dierlijke in de mens, meer nog in onszelf? Dat we in al onze pijnlijke ervaringen niet verslonden worden door eigen bitterheid, wraak, cynisme, haat?

Dat zijn veel en grote vragen voor een eerste blog in het nieuwe jaar. Ik heb er sinds november wat op lopen kauwen en afgelopen week kwamen er wat dingen samen waardoor ik nu in staat ben er woorden aan te geven.

Het oude jaar sloot ik af met een wandeling in dichte mist. In het Zuid-Limburgse landschap kon ik geen hand voor ogen zien. Ik kon er makkelijk in verdwalen of mijn voet verkeerd neerzetten. De volgende ochtend liep ik door hetzelfde landschap, maar met de zon die met haar kracht de laatste resten van de mist verdreef. Hoe mistig de laatste avond van 2019 ook was: de eerste ochtend van 2020 was de zon er al voordat ik mijn ogen open deed en de krachtige stralen gaven helderheid voor het oog en zicht voor de voet om te gaan. Zo werd in het beeld van de natuur zichtbaar en voelbaar wat mij door iemand toegewenst werd voor het nieuwe jaar: dat er nieuwe glans mag komen over oude dingen die voorbij zijn maar bij ons horen. Heel mooie woorden, die misschien ook een beetje horen bij de zin van Huub Oosterhuis. Het duister van God, zoiets moest Jozef ervaren hebben toen hij door zijn broers te grazen werd genomen, in de put belandde en door hen als slaaf werd verkocht. Dit verhaal werd door de Joodse gemeenschap afgelopen week gelezen. Als Jozef in de gevangenis vertelt over wat hem overkomen is, dan vertelt hij over het onrechtvaardige dat hem is aangedaan. Als hij later in het verhaal, hij is dan onderkoning in Egypte geworden, zijn broers ontmoet en aan hen onthuld wie hij is, dan vertelt hij opnieuw over wat hem in zijn leven is overkomen. Maar dan vertelt hij het anders: wat eerst de afwezigheid van God bleek, is God Zelf gebleken die Jozef voor de broers uitgestuurd heeft om levens te redden! Alsof er gedurende al die ervaringen in de afgelopen jaren nieuw zicht is gekomen, de mist verdreven is en zelfs glans is gekomen over al die pijnlijke ervaringen die hij met zich meegedragen heeft. Die nieuwe glans stelt hem in staat om te kunnen vergeven, zijn broers die hem zo verstoten hebben uit alles wat vertrouwd en veilig hoorde te zijn. Hij heeft zich niet laten verslinden door zijn verleden, er is geen bitterheid, haat of wraak. Het verleden kon Jozef niet veranderen, en zijn broers ook niet. Het ervaren van de afwezigheid van God is deel van het leven, het is dáár waar de grootste kracht en de grootste nabijheid van God opstandig het leven met al zijn krachten die ons vast kunnen houden kan veranderen. Zo kon Jozef wel de toekomst veranderen, juist door het veranderende zicht op het verleden! Door de wijze waarop Jozef nieuw licht laat schijnen over zijn pijnlijke ervaringen in het verleden, verlost hij de pijn van het verleden door het te transformeren in een kracht tot vergeven, helen en herstel.

Zelfs over het ervaren van Gods afwezigheid in ons leven kan nieuwe glans komen, zelfs in die ervaringen zijn we beschermd en gedragen ‘tot hier toe’.

En verder 2020 in!