Blog Image

Gebroken tafelen I

Beschouwing Posted on Sun, October 24, 2021 19:29:42

“Weest zorgvuldig (in de omgang) met een oude van dagen die buiten zijn schuld zijn kennis verloren heeft, want men zegt dat zowel de (nieuwe) stenen tafelen als de brokstukken (van de oude tafelen) in de (heilige) ark lagen”.

Rabbi Jehoeda in de Babylonische Talmoed

De ervaringen die ik in mijn vorige blog beschreven heb, hebben de afgelopen tijd op de deur van mijn hart geklopt. Ik had vragen, ik voelde mee, ik voelde ook ‘tegen’, en ik zocht… naar inspiratie. Afgelopen week volgde ik een online studie-programma. Heel abstract had dat programma als thema: de lijfelijkheid van de geest. Meer concreet ging het over vragen rondom herstel, rouw en verdriet in mensenlevens van psychose tot aan de gevangenis.

Wat is herstel eigenlijk?

Ik grasduinde maar weer eens door wat bronnen op mijn bureau en zo stuitte ik in ‘Kabbala als levenskunst – op zoek naar eenheid en heling’ van Marcus van Loopik op het citaat hierboven van rabbi Jehoeda. Het is zijn commentaar bij het verhaal uit Exodus 32. Dat verhaal beschrijft een uitgebreide ontmoeting tussen Mozes en God op de berg Sinaï. Daar heeft God veel belangrijke dingen tegen Mozes gezegd. God rondt dat gesprek met Mozes af door te benadrukken dat het volk zich aan de sabbat moet houden: één dag in de week om op adem te komen. Daarna gaf God Mozes ‘een kopie’ van het verbond, twee stenen tafelen. Met dat verbond in zijn handen keert Mozes terug naar het volk en hij weet wat hij moet verwachten, God had het hem immers al over het ongeduld en ongeloof van het volk verteld. Toch verliest Mozes zijn zelfbeheersing als hij met eigen ogen ziet wat God bedoelde: hoe het volk danst om een gouden beeld. Het blijkt toch makkelijker om iets duurs en tastbaars te vereren waar je zelf ook nog moeite voor hebt gedaan, dan te geloven op een onzichtbare Nabijheid!

Marc Chagall

In zijn woede gooit Mozes de stenen tafelen stuk. Wat er precies met die brokstukken is gebeurd vertelt de Bijbel niet, maar rabbi Jehoeda gaat uit van de traditie die zegt dat Mozes de brokstukken bewaarde en met zich meedroeg – al dan niet in de heilige ark. In de joodse traditie behielden ze hun heiligheid want de woorden waren door Gods eigen vinger in steen gegrift.

Juist dat beeld gebruikt rabbi Jehoeda om ons te wijzen op de niet-op-te-geven heiligheid van een mens, hoe geschonden of aangetast (het beeld van God in) die mens ook is. Zelfs in die geschondenheid, in lijden en in wat geleden is, moet het beschermd en gedragen worden door de gemeenschap. Zo bezien is lijden, en wat een mens overkomt, nooit een individueel probleem. Volgens het joodse mensbeeld hangt de waarde en de heiligheid van een leven samen met de unieke plaats die een mens inneemt binnen de gemeenschap. Of je leven (nog) van betekenis is, hangt niet af van je eigen individuele oordeel. Immers, hoe zou je zelf hierover kunnen oordelen?

Maar, wat is dan die ‘gemeenschap’ en waar laat die gemeenschap zich door leiden? Danst zij, zoals de Israëlieten, alleen om wat tastbaar is, van goud en ‘zelf gemaakt’ is? Welke overtuigingen leven er in die gemeenschap over wat het betekent om mens te zijn? Wat zegt die gemeenschap over de zin en waarde van een leven? Maar misschien belangrijker nog: wat zegt, wat gelooft deze gemeenschap over lijden?

Is de gemeenschap die wij samen vormen, als kerk en als maatschappij, één die veilig genoeg is om te kunnen breken, zoals de stenen tafel? Is het een gemeenschap waar je woede er mag zijn, net als je wanhoop en je doodswens, maar dat er dan tóch troostende nabijheid is en ruimte voor herstel?

Herstel dan niet in termen van productie, van de winst onderaan de streep en ook niet dat van het succesverhaal dat vertelt kan worden voor de camera of wat beloont kan worden met allerlei ‘likes’. Nee, herstel of helen bezien als waarin datgene waar je aan lijdt ieder moment dat het de kop steekt zacht omhuld en gedragen wordt door jou en de ander. Niet weggedrukt, opgepoetst, verloochend of afgeleid. Maar: vastgehouden, betekenis gegeven, samengebracht, verzorgd, en weer tot leven gekomen – (weer opnieuw) uitgenodigd worden in verbondenheid, in en vooral dóór de gemeenschap. Dat zijn de nieuwe tafelen – die naast de brokstukken liggen – als teken van het verbond.

Komende tijd wil ik in een serie schrijven over wat ik denk dat we, voor onszelf en voor de gemeenschap die we vormen, kunnen leren van de heilige, gebroken tafelen.



Draaglijk leven

Beschouwing Posted on Sun, October 03, 2021 19:35:47

Achttien jaar heb ik in het onderwijs gewerkt met kinderen in de leeftijd van 12-18 jaar. De jaren van identiteitsontdekking, persoonlijke vorming, een plan voor je leven uitstippelen: wie wil ik gaan worden, wat wil ik gaan studeren, hoe bereid ik me voor op volwassen deelname aan de maatschappij? En daarnaast een veel belangrijkere zoektocht: wat betekent het om vrienden te zijn? Om een serieuze relatie aan te gaan? Een heel boeiende fase, meestal vol onstuimig leven.

Ik dacht er afgelopen week met heimwee aan terug. Een moment dat ik bijna kon smeken om zwetend voor een klas met bomvolle uitdagende, irritante, mijn grenzen tartende pubers te staan. Ik verlangde er naar terug. BIJNA. Een cliënt waar ik inmiddels een jaar kom heeft zich aangemeld bij het Expertisecentrum Euthanasie. Een arts en een verpleegkundige kwamen op gesprek en de cliënt wilde graag dat ik er bij aanwezig zou zijn. Met een kop koffie in de hand ging het gesprek over geen ontwikkeling meer zien, niet langer willen en kunnen accepteren dat het leven zo anders gelopen is dan ooit in de wilde puberjaren gedacht en gehoopt.

Een leven met een knik er in, waar het noodweer zo plotseling inslaat als de bliksem: daar kun je niemand op voorbereiden. Bij veel van mijn cliënten gebeurde het onverwachts. Uit het niets gebeurt er iets onomkeerbaars in je hoofd. Vanaf dat moment kun je de helft van je lichaam niet meer gebruiken, geen woorden meer vormen en uitspreken. Je zit op de bank en wacht. Totdat de thuiszorg komt om je te wassen en die laat je nog weleens langer wachten dan je wilt – of gewoon zitten. Je ziet hoe bij de kassa door jouw vertraagde beweging een rij achter je ontstaat. Je laat je bord met eten vallen en moet je vriend vragen om de door jou gemaakte rotzooi op te ruimen. Je voelt je een last. Je vraagt je af wat je nog kunt doen, wat je nog kunt maken van een half belichaamd leven. Wat maakt dat leven nog waardevol, draaglijk? Wie geeft je antwoord op deze ervaringen, op deze vragen?

Het gesprek is onder mijn huid gekropen en huist daar nog steeds. Het krabt aan vragen. Is je leven in onze samenleving voorbij als je weinig of niet mobiel bent, als je niet meer met woorden kunt communiceren, als je niet meer kunt deelnemen aan het gewenste tempo? Heb ik de pubers die ik in die jaren voor me zag – in een onderwijswereld waar het steeds meer draait om voorbereiden op een maatschappij van zelfregie, zelfontplooiing en autonomie – uiteindelijk wel voorbereid op het échte leven?

Gaat dit over (ver)dragen en gedragen durven worden, ook in die dingen waar geen mens en geen God je ooit op had voor kunnen bereiden? Ontvangen worden als je om hulp moet vragen, als je afhankelijk bent, met je gebutste kanten, je beperking, je gehavende lijf?

Zin vinden of ervaren in het feit dat we er zijn, zonder dat we hoeven presteren of er iets van te maken: het is een onmogelijke, helse klus om die levenszin alleen uit jezelf te halen. Lijden is ondraaglijk als je het alleen moet doen en alles geplaats wordt in een kosten-batenplaatje, zorg op contract.

Aan het eind van het gesprek wijst de verpleegkundige naar de poster die aan de muur bij mijn cliënt hangt. Een poster van Herman Brood met de tekst: ‘where were you when I needed you’.

‘Mens, waar ben je?’ vroeg God in het begin. Die vraag stelt de Eeuwige nu nog, en elk mens aan mij: ‘waar ben ik?’ En aan ons als samenleving: ‘Waar zijn wij?’ God ontwierp het leven niet als een individueel project van talentontwikkeling. Als we dat gaan geloven zijn we uiterst kwetsbaar voor wat aan ‘noodweer’ zomaar in ons leven kan opsteken: drama’s, verandering, onzekerheid[1]. Liefde, er-zijn als antwoord op ‘waar ben je?’, is het antwoord én de verlossing. De Eeuwige gaf ons een verbond: Ik BEN er, Ik Ben hier. In jouw huis, op je bank, daar waar je wacht, daar waar je morst en valt. In dat verbond rekent de Eeuwige op ons, zoals wij dat ook in een verbond doen: op elkaar rekenen, elkaar trouw zijn, elkaar opvangen, ontvangen en je laten ontvangen. In dat verbond zijn we geplaatst, om ons te verbinden, om er-te-zijn, om zin te geven aan elkaar. Dragen en gedragen worden. En zelfs het moeilijkste: je láten dragen als dat nodig is. Waar dan ook, hoe dan ook. Zoals de verlamde jongeman door zijn vrienden gedragen werd. Vrienden die het onmogelijke voor hem mogelijk maakte: door het dak heen, afdalen naar Jezus, hem brengen naar een plek waar hoop gevoeld kan worden (Markus 2).

Leven: leren dragen en leren je te laten dragen, van jongs-af-aan…


[1] Jonathan Sacks, Moraal, 51



Ik heb misdaan

Beschouwing Posted on Thu, September 16, 2021 18:20:50

Vandaag vasten de Joden en bidden 24 uur onophoudelijk. Het is Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Tien dagen nadat het nieuwe jaar begonnen is, is het tijd om de innerlijke balans op te maken. Eén van de belangrijkste en indrukwekkendste gebeden op deze dag is het ‘Ahshamnu’: wij hebben misdaan. Steeds weer wordt opgesomd: wij hebben verraden, overtreden, gestolen, belasterd, anderen aangezet tot zonde, schadelijk advies gegeven enzovoort. En bij alles wat opgenoemd wordt slaat men met een vuist op het hart. Het lijkt een uitgewerkte versie van psalm 106:

‘Wij hebben gezondigd zoals onze voorouders,

wij hebben gefaald en kwaad bedreven.’

Psalm 106:6

Het klinkt allemaal zwaar en ellendig om je zo klein te maken. Is dat nou zo nodig? Voor Joden is het juist een krachtige daad om te zeggen: ‘ik heb misdaan’. Het gaat volledig in tegen de slachtoffercultuur die we nu vooral om ons heen zien. Over zo’n type cultuur sprak Jonathan Sacks zich krachtig uit: ‘het klopt niet, het is immoreel en het is een ontkenning van mens-zijn’, zo schreef hij in zijn commentaar bij Genesis (Genesis – boek van het begin, Skandalon 2020). Waarom die stelligheid? Omdat volgens Sacks een dergelijke cultuur van een slachtoffer een object maakt waarbij de oorzaak van iemands situatie in externe omstandigheden wordt gezocht en zijn verantwoordelijkheid voor en in die situatie wordt ontkent. Op die manier blijft het slachtoffer gevangen.

De oorzaak van de ellendige situatie die is ontstaan afschuiven – vanaf een van de eerste bladzijden van de Bijbel leren we dat dat onze oermenselijke neiging is. Zowel Adam als Eva ontkennen hun persoonlijke verantwoordelijkheid (Genesis 3). En niet veel later in de Bijbel ontkent Kain, die zijn broer heeft doodgeslagen, zijn morele verantwoordelijkheid als hij zich afvraagt of hij dan een plicht had richting zijn broer (Genesis 4). Noach ontkent collectieve verantwoordelijkheid door alleen zijn eigen familie te redden. Als we eerlijk in de spiegel kijken, of zoals ik eerder schreef over de maand Elul ‘ons hart en onze nieren beproeven’, zien we dan niet altijd iets van Adam, van Eva, van Kain, van Noach, van onze voorouders, in onszelf? Al voordat we het doorhebben, schuiven we de schuld naar onze ouders, onze opvoeding toe. Of onze genen. De school waarop we gezeten hebben en de docenten die nooit onze talenten zagen. Of de overheid, de politici. Nee, er moet heel wat gebeuren voordat we kunnen zeggen: ‘wíj hebben misdaan’.

Dát zeggen vraagt om innerlijke kracht en vertrouwen. Want dat eenmaal gezegd kan er van alles gebeuren. Het oordeel van een ander, strafmaatregelen, er niet meer bij mogen horen, aan de kant van de maatschappij gezet. Als je vertrouwen kunt op een God die je vasthoudt en je niet afrekent op je misstappen, is het eenvoudiger om te zeggen: ‘ik heb misdaan’.

Jom Kippoer is daarom een dag waarop dat vertrouwen in God geoefend wordt. Het is de herinnering dat er altijd een mogelijkheid is om ánders te kiezen, om terug te keren naar God en je opnieuw toe te wijden. Het is de wijze waarop de Eeuwige ons geschapen heeft, namelijk met vrijheid en verantwoordelijkheid, volledig serieus nemen. Het is beseffen dat ‘ik kan niet anders’ of ‘nou ja, ik ben nu eenmaal zo’ een leugen is. De waarheid is dat wij anders kunnen en dat die keus steeds weer voor ons ligt. Zoals Mozes zijn volk namens God de keus geeft om te kiezen tussen zegen en vloek, leven en dood. In diezelfde toespraak zegt Mozes:

‘De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.’

Deuteronomium 30:11-14

Wat een vertrouwen heeft God in ons vermogen om te kiezen voor de zegen! Dat vertrouwen mogen wij beantwoorden door ons vertrouwen dat wanneer we falen er ruimte is om eerlijk in onszelf te kijken en naar buiten, naar/in de relatie met de A/ander, te treden en te zeggen: ‘ik heb misdaan’.

Jonathan Sacks legt uit dat Abraham ons voorbeeld is van hoe we geroepen worden te leven in radicale vrijheid (Genesis – boek van het begin). Dat is niet de vrijheid zoals wij die in onze cultuur kennen, waarin vrijheid vooral gaat om onbelemmerd alles kunnen en willen doen zoals jij dat wilt. Nee, Gods vrijheid is ethische vrijheid: om te kunnen kiezen wat we behoren te doen en zo, samen met God, te werken aan een wereld die steeds voller wordt van God. Tot Abraham zei God: ‘Lech lecha’, wat betekent: ‘Ga, trek weg, ga op reis’. Volgens Sacks betekent dat in werkelijkheid: ‘reis naar jezelf’.

‘Verlaat alle invloeden van buitenaf die maken je tot een slachtoffer van de omstandigheden waarover je geen controle hebt. Maak een reis naar binnen, naar het zelf. Daar – alleen daar – wordt vrijheid geboren, beoefend en volgehouden.’

Jonathan Sacks, Genesis – boek van het begin, p. 69

Dat is een reis van opklimmen, afdalen, naar beneden vallen, uitrusten, weer opklimmen. Je leert die vrijheid niet zonder falen. En, paradoxaal genoeg, die vrijheid wordt nog groter wanneer je leert durven zeggen: ‘ik heb misdaan’. Aan het einde van de dag, aan het einde van de gebeden, slaan Joden hun gebedsmantel om hun hoofd heen. Symbolisch schuilen ze in de barmhartigheid van God die altijd en overal te vinden is, ook als je misdaan hebt. Om zo met hernieuwd opgericht hoofd verder te kunnen trekken, naar nieuwe levenslessen, nieuwe valkuilen en nieuwe kansen om goed te doen en tot zegen te zijn.



De wil voor een nieuw begin

Beschouwing Posted on Sat, September 04, 2021 11:15:11

Wekelijks schrijven in de maand Elul is mij niet gelukt. Deze maand stond voor mij in het teken van het verlaten van een vertrouwde plek om voor nog onbepaalde tijd op een stille, kleine (47m2!) plek in het bos te gaan wonen. Het was een soms moeilijk selectieproces: welke spullen wil ik absoluut bij me houden? En van welke spullen kan ik definitief afscheid nemen of voor dezelfde onbepaalde tijd in de opslag bewaren? Vooral met boeken was dit niet een makkelijke opgave. Op een dieper niveau heb ik ook het een en ander nog steeds te overwinnen. De zekerheid van een vast woonadres opgeven, de onzekerheid over de tijd die het gaat duren, knaagt aan een gebrek aan basisvertrouwen, aan levensvertrouwen dat ik altijd ergens met mij meedraag. Zo ging deze maand zijn eigen weg met mij.

En nu begint in de joodse kalender het nieuwe jaar. Rosj Hasjana. Het beproeven van de nieren en het hart is nog niet afgelopen – die afronding is er pas op Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Die dag valt in de joodse kalender tien dagen later dan Rosj Hasjana. Eerst mogen we weten dat we altijd aan iets nieuws mogen beginnen. De Eeuwige geeft ons een nieuw begin – alvorens over ons verleden, onze misstappen, gemiste kansen, spijt, maar ook onze prestaties, te oordelen. Dat is liefde, dat is barmhartigheid.

Tijdens Rosj Hasjana worden geboorteverhalen gelezen in de synagoge. Het geboorteverhaal van Isaak en het geboorteverhaal van Samuël. Beide moeders, Sara en Hannah, waren op hoge leeftijd. Dusdanig, dat de verwachting, de hoop om nog moeder te worden er bijna niet meer was. Sara moest (spottend?) lachen om de belofte en Hanna bleef volhardend bidden voor een zoon. Voor beide vrouwen werd de toekomst anders dan verwacht, er bleek verandering, een nieuw begin mogelijk.

Marc Chagall

Rosj Hasjana is het vieren van het allereerste begin. De planeet aarde die, in volstrekte duisternis, door de Eeuwige uitgekozen wordt als een plek waar leven moet zijn. Waar een begin moet komen, waar ruimte moet komen voor licht, voor bossen, water, bloemen, vogels, dieren, mensen – alles wat alleen kan leven van dat licht en de adem die de Eeuwige geeft. Het is het wilsbesluit van de Eeuwige dat alles leeft, dat jij en ik bestaan, voor een tijd op deze plek. We reizen een tijdje mee, in een jaar 940 miljoen kilometer door die onmetelijke ruimte. In dat jaar twaalf keer de cyclus van de maan. Een voortdurende cyclus van schepping, teloorgang, herschepping en verlossing. Daarin is onze plek, die cyclus gebeurt ook aan ons.

In alle navelstaarderij waarin we kunnen belanden tijdens Elul, als we onze nieren en ons hart beproeven, trekt Rosj Hasjana ons in een ander perspectief van wie wij zijn: nietig en klein, voortdeinend in het grotere en complexe geheel. Mijn leven gaat helemaal niet over mij. De tijd gaat zijn gang met ons. Meestal verliezen we dit perspectief uit het oog. Worden we opgeslokt door dagelijkse beslommeringen, onzekerheden, bezorgheden over de toekomst. De Eeuwige wil ons daar bovenuit tillen met een zachte stem: ‘Kijk, dit heb Ik tot leven gewekt, omdat Ik dat wilde. En kijk, hier heb Ik zelfs een plek voor jou, om te leven en te genieten en om net als Ik tot leven te wekken, zorg te geven aan dat wat zorg nodig heeft. Doe je met Mij mee, ook het komende jaar?’

Rosj Hasjana is het nieuwe begin dat de Eeuwige ons geeft. Onvoorwaardelijk, vanuit volle liefde. Maar wel met een vraag aan jou en mij: wil je je (opnieuw en ongeacht wat er in het verleden is gebeurd) toewijden aan dat grotere geheel dat in Zijn handen ligt? Wil je waarmaken wat de Eeuwige in jou heeft gelegd aan potentie om samen zorg te dragen voor wat van de Eeuwige is? Bij Rosj Hasjana gaat het om de WIL (en niet om het (mis)lukken of slagen) waaruit wij willen leven, zoals de Eeuwige vanuit een wilsbesluit tot schepping kwam. Die WIL voor, die gerichtheid op de toekomst, is groter en belangrijker dan de terugblik op waartoe die wil heeft geleid in ons verleden. Omdat bij de Eeuwige een nieuw begin altijd mogelijk is en het verleden geen eeuwigdurende greep op je leven houden kan.



Elul (I)

Beschouwing Posted on Wed, August 11, 2021 20:17:17

De laatste maand van het joodse kalenderjaar is deze week begonnen. Deze maand heet: Elul. Joodse bronnen vanaf de 14e eeuw vertellen dat de naam van deze maand een acronym is van het derde vers uit Hooglied 6:

‘Ani l’dodi v’dodi li’

‘Ik ben van mijn Liefste en mijn Liefste is van mij’

Hooglied 6:3

Dit vers is favoriet als tekst in een huwelijksdienst. Het drukt de wederzijdse liefde uit. In de laatste maand van het jaar, ter voorbereiding op het aanbreken van het nieuwe jaar, vragen Joden zich af: hoe is het gesteld met mijn hart, met mijn liefde voor de Eeuwige? Deze maand staat in het teken van zelfonderzoek. Je nieren en je hart beproeven, zo zou Jeremia het gezegd kunnen hebben, zoals de Eeuwige dat ook doet (Jer. 17:10).

Je nieren, dat zijn de schoonmaakorganen in je lijf. Ze voeren afvalstoffen af. Als die niet goed functioneren, vergiftigt het lichaam zichzelf en is de dood nabij. Je hart pompt bloed, zuurstof en voedingsstoffen door het hele lichaam, naar elk orgaan, zodat het gehele lichaam goed en gezond in leven blijft. Hart en nieren zijn beiden cruciaal om te kunnen functioneren. We hebben maar één hart, en twee nieren. Er valt misschien wel meer op te ruimen?

In spiritueel opzicht zou je kunnen zeggen dat je nieren en je hart beproeven betekent dat je een innerlijke schoonmaak doet. Opruimen wat afval is en weg moet. Je laten doorstromen, elk levensgebied, met het leven dat, de liefde die de Eeuwige geven wil. Want liefde begint bij de Eeuwige. Door die liefde kunnen we weten: wij zijn de door de Eeuwige geliefden. En ik? Hoe is mijn leven zichtbaar dat ik die Geliefde ben? Hoe beantwoord ik deze liefde door de Eeuwige ‘terug’ lief te hebben? Wat staat mij in de weg om de Eeuwige lief te hebben en hoe kan ik dat ‘opruimen’?

Elul is de tijd om dichterbij de Eeuwige te komen. Het leidt uiteindelijk tot het begin van een nieuw jaar en Grote Verzoendag – de dag waarop je verschijnt voor de deur van God en genade vindt om geschreven te worden in het boek van de Levenden.

De Eeuwige kan zich niet van ons afscheiden, zegt Rashi (rabbi Solomon ben Isaac, 11e eeuw). Hoeveel je ook met de Eeuwige vecht, hoe boos je ook kunt zijn, de Eeuwige kan zich niet van jou afscheiden. Dat kan ons moed, vertrouwen en geloof geven. Ruimte om te groeien, te falen, én weer terug te keren. Joden oefenen in deze laatste maand in/omkeer en genade, elk jaar opnieuw. Werkelijke genade is niet de liefde die wij voor de Eeuwige kunnen hebben om wat de Eeuwige voor ons doet. Net zo min hangt Gods liefde voor ons niet af van wat we wel of niet doen. Gods liefde is er, omdat de Eeuwige – vanuit zijn wezen – niet anders kan. De werkelijke genade is dat wij de Eeuwige kunnen kennen en liefhebben – punt.

(wordt vervolgd)



Yirah (slot)

Beschouwing Posted on Thu, August 05, 2021 15:30:06

“Welnu, Israël, wat heeft de Ene, je God anders van je gevraagd dan te vrezen de Ene, je God, door te wandelen in al zijn wegen en hem lief te hebben, door de Ene, je God, te dienen met heel je hart en met heel je ziel; door te waken over de geboden van de Ene en zijn inzettingen die ik je heden gebied, – jou ten goede.

Zie, van de Ene, je God, zijn de hemelen en de hemelen der hemelen, – de aarde en alles daarop.”

Deuteronomium 10:12-14, Naardense Bijbel

De afgelopen maand heb ik dieper proberen te doorgronden wat Yirah inhoudt en welke betekenis het kan hebben in je geestelijk leven. Wat ik daarin ontdekt heb, heb ik schrijvend door willen geven. Samenvattend kom ik zelf op het volgende:

  • Een leven met de Eeuwige sluit angst niet uit. Net als het gevecht, mag angst er zijn en is zelfs op een bepaalde manier en in bepaalde mate noodzakelijk voor de geloofsgroei. Ik hoef daarom niet bevrijd te worden van mijn angst. De uitdaging is om zo te groeien in Godsvertrouwen dat ik door de angst heen bevrijding kan vinden en heel kan worden. De opdracht aan mij is om mijn angst te transformeren in ontzag.
  • Leven vanuit Yirah is gericht zijn op de plaatsen waar Gods glorie te vinden is.
  • Leven vanuit Yirah is voortdurend de Eeuwige voor je zien. De Eeuwige staat boven alles, als een Koning vol in majesteit. Als ik de Eeuwige voor mij zie, dan zie ik ook Zijn weg die ik kan volgen. Hoe ik worden kan, als ik de blauwdruk die de Eeuwige in mij heeft gelegd aanmoedig door het volgen van zijn richtlijnen. Dan kan ik toenemen in liefde voor de Eeuwige en alles wat in zijn handen is en uit zijn handen voortkomt. Want ik ben op deze aarde niet om te heersen, niet om alles uit het leven te halen wat ik denk dat er in zit, niet om ruimte te geven aan de overdaad en ook niet buitensporig gericht te zijn op mijn eigen persoonlijke ontwikkeling. Ik ben op deze aarde om te dienen, met álles wat er in mij is, om tijdelijk vast te houden wat van de Eeuwige is om op een gegeven moment terug te geven. Yirah is: je plek weten in het grote geheel en leven vanuit het besef dat de Eeuwige je die plek gegeven heeft.
  • Zoals bij de Eeuwige Chèsed (Liefde) vóór Gevoera (Oordeel) komt, zo zal het bij mij ook zijn: eerst (oefenen en groeien in) de liefde, de genade, daarna pas het oordeel. Een oordeel komt dan ook in een ander licht te staan, is dan bedoeld bij te dragen aan Tifèret (Schoonheid, Harmonie).

Komende maandag begint de laatste maand van de joodse kalender: Elul. Dit is een bijzondere maand die bedoeld is om je spiritueel voor te bereiden op de belangrijkste dag van het jaar: Jom Kippoer. Grote Verzoendag. Juist in deze maand speelt yirah een rol. Vanaf volgende week start ik daarom een serie over Elul.



Yirah (III)

Beschouwing Posted on Wed, August 04, 2021 18:07:10

In de joodse mystiek ligt veel nadruk op de mens geschapen ‘in het beeld van God’. Dat wil zeggen dat Gods blauwdruk, de goddelijke eigenschappen, in de menselijke structuur van lichaam en ziel besloten ligt. Het navolgen van God betekent ‘achter zijn eigenschappen aangaan’ (Rabbi Bar Chama, Sota 14a.). Groeien in het beeld van God als een dienaar. Maar wat zijn dan die eigenschappen? Eerst zul je de eigenschappen moeten leren kennen, de Eeuwige leren kennen, voordat je ze in jezelf kunt gaan herkennen en aanmoedigen. Op basis van een gebed van koning David komen we zes van deze eigenschappen op het spoor:

‘Van U is de grootheid en de macht en de schoonheid en de volharding en de glorie en het koninkrijk’.

I Kron. 29:11

In de Sefer Bahir (een anoniem joods-mystiek geschift uit de eerste eeuw) is dit aantal uitgebreid naar tien sefirot (‘lichten’). God vervult de wereld met deze sefirot en is op die manier in de wereld aanwezig.

De gedachtenwereld van deze oude, joods-mystieke wijsheid is rijk, interessant en leerzaam. Zeker als je bedenkt dat deze wijsheid al bekend was midden in het ontstaan van het christelijk geloof als aanvankelijke ‘tak’ binnen het jodendom. Zo zijn er mensen die menen dat er veel meer van deze wijsheid in de evangeliën besloten ligt dan dat wij op het eerste oog kunnen lezen[1].  

Ik ga proberen over yirah iets van wat leerzaam is uit te leggen als vervolg op mijn vorige blog en aan de hand van een afbeelding van de sefirotboom.

Uit : Mozes Cordovero, Dadelpalmboom van Debora

Het Goddelijke Licht, God Zelf, stroomt als vanuit een bron via Kéter langs de andere ‘lichten’ naar beneden. Zes van deze lichten staan op gelijke hoogte: Bina en Chochma, Gevoera en Chèsed, Hod en Nètsach. Het gaat me nu om de middelste twee: Gevoera, Gestrengheid, aan de uiterst rechterzijde en Chèsed, Liefde, aan de uiterst linkerzijde. Gevoera is het vuur van het oordeel dat ons yirah, vrees, laat ervaren. Chèsed is als het water waarmee dat vuur gedoofd wordt en genade plaats kan vinden. Als God Zelf via de voorgaande ‘lichten’ naar beneden stroomt, dan is er éérst de Liefde en daarna het Oordeel. Vanuit Liefde ziet God de mens die wij zouden kunnen worden en het oordeel staat in het teken van die messiaanse mens die we zouden kunnen zijn. Die messiaanse mens zien wij zelf nog niet, maar God al wel.

Abraham is het rolmodel voor chèsed. Hij werd gedreven door liefde, liefde voor God en liefde voor de mensen. Isaak is het rolmodel voor Gevoera. Als kleine jongen leerde hij wat het betekent om een offer te brengen. Sterker nog: om zelf het offer te zijn. Over angst en vrees gesproken! Jakob is het rolmodel voor Tifèret, Schoonheid. Dit licht staat tussen Gevoera en Chèsed in. Het gaat om harmonie, om erbarmen en om waarheid. Jakob leerde (als een innerlijke groei die door de generaties heen gaat) de balans te vinden tussen Gevoera (zijn vader) en Chèsed (zijn opa), midden in die nacht dat hij een gevecht moest leveren. Dat gevecht ging hij in met angst en vrees. Hij kwam er gehavend uit. Maar ook veranderd: waar hij eerst de zegen van Esau ‘afgepakt’ had, wil hij nu die zegen teruggeven. Waar hij eerst geprobeerd had boven Esau te staan alsof hij de eerstgeborene was, spreekt hij nu zijn broer aan met ‘mijn heer’ en zichzelf als ‘dienaar’.

Jakob leert in het gevecht dat er iets vóóraf gaat aan zijn angst en vrees, namelijk Liefde. Liefde die leidt naar de existentiële waarheid over wie hij is. Hij is niet Esau, al heeft hij dat zijn hele leven gewenst en geprobeerd. Hij is niet zijn angst. Hij is Jakob, een aangevochten mens. Een mens die het gevecht, zijn levensstrijd, niet loslaat voordat er een zegen, heelheid, uit voort kan komen. Door het gevecht, door de crisis in zijn leven, wil hij ontdekken wie hij is en wie hij kan zijn. En zo eindigt het:

“En Jakob kwam als een heel mens aan”.

Genesis 33:18. Veel vertalingen schrijven: ‘Jakob kwam behouden aan’. Veilig wordt ook wel genoemd. Vanuit Hebreeuws is ‘heel(huids)’ een aannemelijke vertaling.

Voor de rest van zijn leven aangedaan, een litteken, maar toch heel.

Yirah, angst, heeft liefde nodig. Niet als een zachte teddybeer waar je tegen aan kunt leunen. Maar liefde die uit jou de mens beitelen kan die in jou verstopt zit. En ja, dat is soms zwoegen, vechten, bang en eenzaam zijn, pijn, ‘aangedaan worden’ – zoals bij Jakob. Maar er is een mens in jou, met goddelijke eigenschappen.

En gek genoeg is het andersom ook waar: liefde heeft angst/vrees/ontzag nodig. In mijn joodse les over yirah werd rabbi Aryeh Wolbe aangehaald die gezegd heeft:

“Fear without love : little you have

Love without fear : nothing you have

Aryeh Wolbe

Mystiek denken is soms vreemd denken. Het heeft een diepte waardoor je wat langer moet graven om te zien dat ook dat waar is. Want, zo zou Abraham Joshua Heschel het zeggen, pas nadat we het hart van een woord hebben bereikt, krijgen we oog voor de rijkdommen in onze ziel.


[1] Lees bijvoorbeeld Karel Tuk hierover Samenhang gelijkenissen uit het bijbelboek Lucas (oecumenische-basisgemeente-apeldoorn.nl))



Yirah (II)

Beschouwing Posted on Fri, July 16, 2021 19:25:29

“Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug

Geef mij nu de nacht, ik geef je de morgen terug”

André Hazes

Bijna elk jaar wordt de tekst van dit lied van André Hazes in de The Passion gebruikt. Als Jezus bij je is, is er geen ruimte voor angst – zo lijkt het ons te vertellen en zo vertelt de tekst uit Marcus 14 (de storm op het meer, de leerlingen die doodsbang zijn en Jezus die vraagt waar hun geloof is) het eigenlijk ook. Als je opgegroeid bent met een beeld van een God die alles met strenge ogen ziet, met name wat je niet goed doet, en er een uiteindelijke afrekening komt, dan is zo’n beeld heel bevrijdend.

Ik ken zelf het verlangen ook. Het leven heeft me niet rijk bedeeld met basisvertrouwen en dagelijks merk ik hoe mijn gedrag, mijn gedachten, gevoelens en beslissingen direct of indirect beïnvloedt worden door een bepaalde mate van angst. Hoe fijn zou het zijn als ik die angst gewoon in de handen van een ander kan leggen!

Hoe meer ik met yirah (vrees/angst, ontzag, eerbied) bezig ben, hoe meer ik zie dat dat niet de spirituele weg is. Er kan geen geloof zijn zonder yirah – dat is wat de joodse meesters mij leren. Die meesters hebben het dan niet alleen over ontzag, zoals we ontzagwekkend onder de indruk kunnen zijn van een natuurverschijnsel. Nee, ze hebben het ook over angst. Rabbijn Yitzchak Blazer stelt bijvoorbeeld dat ontzag gefundeerd is op angst en daarmee van een hoger niveau is.[1]  Angst gaat aan ontzag vooraf. Eerst is er de ervaring van angst. Als levende wezens zijn wij gericht op veiligheid en zekerheid. Angst is de alarmbel als die veiligheid en zekerheid onder druk komt te staan of aangetast wordt. Heel letterlijk activeert het in ons fysiologische systeem drie escaperoutes: vluchten, vechten of bevriezen opdat we zullen overleven. Zo bezien is angst een sterke kracht die ons (weer terug) naar de levenskracht kan leiden.

Op een zelfde wijze is angst van waarde in ons spiritueel leven en kan het daar op dezelfde manier functioneren. Ervaringen van yirah zijn transformatief. Angst én ontzag hebben de kracht om je om te vormen. Juist daarom moet je ze niet uit handen geven, er niet van verlost worden maar je er door laten verlossen. Een goed voorbeeld is Jakob. Het verhaal van Jakob laat ons zien hoe in ons twee krachten strijden: de neiging om het goede te doen en de neiging om het kwade te doen. De ene keer kiezen we voor de ene kracht en de andere keer voor de andere, maar het is onze taak om de neiging tot het kwade te overwinnen door de neiging tot het goede. Geloven in een God die je uiteindelijk afrekent op je goede en kwade daden, is een wat kinderlijke manier om te zeggen: onze daden hebben gevolgen. We kunnen niet zomaar wat doen. Oorzaak en gevolg, ook voor onze menselijke daden, is een wetmatigheid die we allemaal als ‘waar’ herkennen in het leven. Het gevolg van de bedriegende daad van Jakob is dat hij weg moest vluchten van zijn woedende broer Esau. Het is niet meer dan begrijpelijk dat wanneer Jakob terug keert, hij doodsangsten uit staat. Hij voelt angst voor de bestraffing voor zijn misdaad, zijn bedrog gedaan uit zelfzucht.

Die nacht raakt hij in gevecht met een man. Die man verwond hem op zijn heup waardoor Jakob niet kan vluchten. Hij moet door zijn angst heen, het gevecht aan. Rembrandt heeft Jakob op zijn schilderij laten vechten met gesloten ogen. Het is een innerlijk gevecht, waarbij er diep naar binnen moet worden gekeken – zoals wij dat allemaal kennen en allemaal moeten doorstaan – voordat we werkelijk kunnen gaan geloven en ervaren wat gezegend is. Doordat Jakob door de angst heen gaat komt hij bij ontzag. Hij voelt: dit is een heilig gevecht geweest en de heiligheid van dat moment. Dat moment, die plek: Pniel, het aangezicht van de Eeuwige. Het gevecht aan durven gaan en dan midden in de strijd de ervaring: ‘hier heb ik de Eeuwige in de ogen gekeken’. Dit ontzag maakt Jakob open om de glorie van de Eeuwige overal te zien, zelfs in het gezicht van zijn broer (Gen. 33:10). Dat is ontzag.

Maar als je goed kijkt blijkt het gevecht met de Eeuwige in het schilderij van Rembrandt een omhelzing. Angst kan ons openen voor ontzag en ontzag kan ons openen voor de ervaring van liefde. Dat is een liefde die heel de mens omvat: met zijn neiging tot  het goede, en zijn neiging tot het kwade. Het is die liefde die heel maakt, omdat alles er mag zijn, zelfs de angst, zelfs het gevecht – dat bevrijdt mij meer dan het beeld van geloven zonder angst. De Eeuwige ziet dat wij zélf het vermogen in ons hebben om onze kwade innerlijke krachten te transformeren in het goede in een levenslang proces van leven met de Eeuwige en medemens.  

Jakob leert mij: ik hoef niet bang te zijn voor God, de Eeuwige, ik hoef zelfs niet bang te zijn voor het gevecht met God. Waar ik bang voor moet zijn, zijn de krachten die ik in mij draag die neigen naar het kwaad. Die neiging is er – ik kan er niets aan doen. Waar ik bang voor moet zijn is de mogelijkheid dat ik die neiging tot uiting breng in daden, in woorden, in gedachten en de consequenties die dat heeft. Waar ik bang voor moet zijn is mijn mogelijkheid dat ik dan geen schuld, geen verantwoordelijkheid en geen berouw kan tonen. Waar ik bang voor moet zijn, is wat er dan van mij worden kan. Zo kan angst een spirituele alarmbel zijn.

In een tijd en een cultuur waarin elke grens verlegd moet worden en waar voor ervaringen van sterfelijkheid weinig ruimte is, zouden we misschien weer wat meer kunnen leren om ‘heilzame angst’ te hebben. Niet leven in een wereld waarin we ons teveel in slaap laten sussen door de voorgestelde teddybear God, door de mantra ‘je bent goed zoals je bent’, maar wakker worden in het ochtendlicht en herstellen wat – ook door ons, ook door míjn handen – niet goed is. Zoals Jakob, het gezicht van God herkennen. De ogen van de Eeuwige zien. Overal.  

(wordt vervolgd)


[1] Yitzchak Blazer, The Gates of Light, 66.



« PreviousNext »