Ze, Neeltje Maria Min, schreef het op haar negentiende in haar debuutbundel en het bleef lange tijd in de top tien van de meest favoriete gedichten:

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?

noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Neelte Maria Min, Voor wie ik liefheb wil ik heten, 1966

Woorden vanuit de leegte van het bestaan, die vragen naar bestaanszekerheid, bestaansvertrouwen.

Wie mag ik zijn? Waar ben ik welkom? Heb ik een naam? Waar kan ik me aan vasthouden als een ketting aan een anker?  Waar ben ik veilig en beschut? Wie, o wie, is mijn moeder?

Die laatste vraag is niet de vraag naar de biologische moeder, maar naar de moeder die je voedt met geestelijk, innerlijk, leven. De moeder die maakt dat je lief kunt hebben. Niet alle moeders voeden hun kinderen op die manier, niet alle moeders kúnnen. Soms ligt er een taboe op het benoemen van die werkelijkheid. Op een moederdag kan dat soms weer confronterend aanwezig zijn.

Een krachtig joods ritueel aan het begin van de sabbat probeert kinderen, maar ook hun vaders en moeders, antwoord te geven op de vragen naar bestaansvertrouwen, naar bestaansrecht. Joodse vaders en moeders leggen bij het ontsteken van het sabbatslicht de handen op de hoofden van hun kinderen en zegenen hen met de zegen uit Numeri 6:

‘De Eeuwige zegene u, en behoede u!

De Eeuwige doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig!

De Eeuwige verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede!’

Zo zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israëls leggen; en Ik zal hen zegenen

Numeri 6: 24-27

God, de bron van al het Leven, zal je anker zijn. Als je niet weet wie je bent of kunt zijn, als je het gevoel hebt dat je niet bij je naam gekend wordt, dan zal Gods Naam op je gelegd worden. Wat een schoonheid zit er in dat laatste vers. Waar in de voorgaande verzen de zegen namens God uitgesproken wordt, is het in het laatste vers God Zelf die hen zal zegenen omdat zij Zijn Naam op de kinderen hebben gelegd. Gods Naam, dat is wie Hij is. In het zegenritueel van de ouders worden de vingers van de hand zó gespreid dat de beginletter van Gods Naam, Sjaddai, zichtbaar wordt.

Gods Naam rust op jou. Niet de macht of het bezit van je ouders, niet de zelfveroordeling die je tegen kwam, niet de afwezige en niet de grijpende handen. Niet de woorden van mislukking en afwijzing die je soms zo in je kladden kunnen grijpen en naar beneden duwen. Nee: Gods gelaat vóór jou. Zijn nabijheid. Dat is wat het betekent als Gods Naam op je rust. In die nabijheid is er niets anders dan bescherming, genade en vrede.

In een interview met Nieuw Wij werd Jonathan Sacks gevraagd: wat betekent het om het uitverkoren volk van God te zijn? Zijn antwoord:

‘Dat je in Gods liefde kunt rusten’

Jonathan Sacks, Vraag niet wie Gods favoriete kind is, op Nieuw Wij https://www.nieuwwij.nl/interview/vraag-niet-wie-gods-favoriete-kind-is/

Ouders die hun kinderen zegenen, geven uitdrukking aan liefde die uit God voort komt en door mensenhanden doorgegeven moet worden. Ze geven uitdrukking aan het geloof in een God die Liefde is en voor wie hun zoon of dochter de Geliefde is. Liefde die uniek is en die uniek maakt. Het houdt vaders en moeders op hun plaats, maakt hen niet groter dan dat ze zijn. Het herinnert ook hen er aan waar hun kinderen vandaan komen, Wie hun zoon of dochter welkom heet in het bestaan. Iets dat iedere week om herhaling en bekrachtiging vraagt.  

Als Gods Naam op ons gelegd wordt, dan kan onze ervaring worden zoals David het beschrijft in zijn psalm:

Als een kind op de arm van zijn moeder

als een kind is mijn ziel in mij

Psalm 131:2

(wordt vervolgd)