Vanochtend liep ik met Lewis, mijn hond, bij Amerongen door de Bovenpolder. Langs de uiterwaarden voert het pad naar het kasteel. Voor mij liepen twee mannen, rugzak op en allebei een stok. Ze stonden stil en keken met zwijgende aandacht om zich heen. ‘Mooi is het hier he’, zei ik toen ik hen passeerde. ‘Prachtig! Maar dat zult u wel gewend zijn’.

Terwijl ik verder liep dacht ik na over de reactie van deze man. Als je je omgeving kent, in alles wat je bekend is en waar je aan gewend bent, kun je dan nog zien hoe mooi die alledaagse vanzelfsprekendheid is? Deze terloopse ontmoeting heeft alles te maken met de joodse Mussar les die ik deze maand volg. Elke maand spiegelen we ons leven aan een karakter eigenschap die door de Tora aangemoedigd wordt. Deze maand gaat het over yirah. Dit Hebreeuwse woord laat zich vertalen als: vrees/angst, ontzag of eerbied.

De joodse meesters leren dat ontzag vooraf gaat aan geloof. Eerst moeten we groeien in ontzag om geloof te bereiken. Iemand die gelooft wordt niet aangeduid als ‘gelovige’, maar als ‘yare hashem’ genoemd: ‘Hij die ontzag heeft voor De Naam’.  

Geloof kan beginnen bij angst, als je rekent op bestraffing van wat je in je leven niet goed hebt gedaan. Je kunt je streng aan religieuze verplichtingen houden, of star gericht zijn op onwrikbare dogma’s, uit angst voor een uiteindelijk oordeel. Je probeert je zielsbehoud veilig en zeker te stellen – en dat is dan je geloof. Maar waar zekerheid begint, eindigt geloof.  

Angst kan wel degelijk heilzaam zijn op je weg naar spirituele groei, maar het is niet waar je aan werkt als je bezig bent met toenemen in yirah. Yirah gaat om de vraag: waar is de plek van Gods glorie? Het antwoord op die vraag weet je alleen als je je ogen, de ogen van je hart, opent. Heschel beschrijft yirah als het gevoel voor de overal voorkomende verwijzing naar hem die alle dingen te boven gaat. Het gaat volgens hem om ‘blikvelden die verder reiken dan een individueel leven’.[1]

Er wordt ook wel eens door joodse meesters gesproken over ‘ontzag voor de hemel’[2]. Dat geeft aan wat je plek is in de wereld. Als je je gevoel van ontzag verliest, wordt het heelal een marktplein voor je, schrijft Heschel. Op een marktplein draait het om productie, kopen en verkopen, winst, meer-meer-meer.

Deze maand houdt yirah me bezig: leef ik vanuit vrees of uit ontzag? Waar heb ik in deze wereld, die toch alles weg heeft van een groot – online – marktplein, nog eerbied voor? Reis ik de wereld over, om ergens ver weg dat gevoel van ontzag te kunnen ervaren, of kan het ook dicht bij huis? Merk ik het nog wel op, of is het allemaal al te vanzelfsprekend voor me geworden? Wat kan ik doen om te groeien in mijn gevoel van yirah? Bij Mussar is het dan de bedoeling dat je een oefening voor jezelf bedenkt, bv ‘ik neem elke dag iets nietigs in mijn handen om het met aandacht te bekijken’. Zo leren binnen Mussar moedigt mij aan om op te ruimen (doet de aanstaande verhuizing ook) wat in de weg zit, ruimte te maken zodat ik in elk moment dat bewustzijn open kan zetten dat leidt tot een diepere waarheid, een diepere wijsheid van wat leven is. Yirah-ervaringen zijn de grote meesters die ons helpen om de betekenis van het leven te begrijpen. In elke synagoge is de tekst ‘Weet voor wie je staat’ te lezen. Helaas is ook weleens gedacht dat een kind vroom zou worden als het maar zou weten dat God alles ziet, en dan vooral met een straffende hand en boze ogen. Dan hebben we heel wat weerstand te overbruggen om weer te gaan leven vanuit ‘Weet voor wie je staat’. Naast Yirah Hashem– het ontzag voor God – kennen de joden Ahavat Hashem – de liefde tot God. Ze staan naast elkaar en beïnvloeden elkaar (yirat hashem leidt tot ahavat hashem en andersom, als een proces van verrijking en verdieping in je relatie tot God). Beiden komen niet vanuit onszelf, maar van buiten ons naar ons toe.  Een lied van The Violet Burning, geïnspireerd door psalm 8,  spreekt over dit ontzag en leert mij hoe ik ontzag en liefde bij elkaar kan brengen:

When I consider / The beauty of Your fingertips / The moon and the stars over me /

Who am I, that You would be mindful of me?

Maker of the stars / Eternal God / Awesome and bright /

Your mercies, each morning are new

I am so in love with you / My heart I gladly give to You

Maker of the stars

The Violet Burning, Faith and Devotions of a Satellite Heart

De onvoorstelbare grootheid van het heelal en het feit dat God daar een plaats voor jou heeft bedacht, is niets anders dan Gods liefde. Voor jou. Dat voor ogen houden, weten dat dat onze plek is, leidt ons af van onze neiging tot arrogantie en egocentrisme.

Van alles wat Prediker aan wijsheid door wil geven, geeft hij aan het eind een samenvatting van de kern:

Vrees God, en houdt U aan zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen’.

Prediker 12:13

Dat vers is in de meeste vertalingen wat armzalig vertaald vanuit het Hebreeuws. In Nederlandse vertalingen staat dan: want dit betaamt alle mensen, of: dit geldt voor de hele mensheid. Maar een meer precieze vertaling zou zijn: ‘want dit is de hele mens’. Volgens een Praagse rabbi uit de 16e eeuw, Yehudah Loew, betekent dit dat yirah het doel van de mens is. Vergelijk maar eens met de tekst uit Deuteronomium:

‘Welnu, Israël, wat heeft de Ene, je God, anders van je gevraagd dan te vrezen de Ene, je God, door te wandelen in al zijn wegen en hem lief te hebben, door de Ene, je God, te dienen met heel je hart en met heel je ziel’.

Deuteronomium 10:12

Dit doel bereiken we door alle momenten in het leven te leren zien en ervaren in het licht van Gods goedheid en liefdevolle zegen, als Gods geschenk aan ons. En tegelijk betekent het ook, en dat geeft de tekst uit Deuteronomium al aan, dat ontzag voor God het begin is van mijn heelwording als mens. Voor vandaag was dit genoeg, dus dat ga ik de volgende keer uiteenzetten.

(wordt vervolgd)


[1] Abraham Joshua Heschel, God zoekt de mens, 82.

[2] Alan Morinis, Van Hoofd tot Hart, 50.