Blog Image

Ik heb misdaan

Beschouwing Posted on Thu, September 16, 2021 18:20:50

Vandaag vasten de Joden en bidden 24 uur onophoudelijk. Het is Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Tien dagen nadat het nieuwe jaar begonnen is, is het tijd om de innerlijke balans op te maken. Eén van de belangrijkste en indrukwekkendste gebeden op deze dag is het ‘Ahshamnu’: wij hebben misdaan. Steeds weer wordt opgesomd: wij hebben verraden, overtreden, gestolen, belasterd, anderen aangezet tot zonde, schadelijk advies gegeven enzovoort. En bij alles wat opgenoemd wordt slaat men met een vuist op het hart. Het lijkt een uitgewerkte versie van psalm 106:

‘Wij hebben gezondigd zoals onze voorouders,

wij hebben gefaald en kwaad bedreven.’

Psalm 106:6

Het klinkt allemaal zwaar en ellendig om je zo klein te maken. Is dat nou zo nodig? Voor Joden is het juist een krachtige daad om te zeggen: ‘ik heb misdaan’. Het gaat volledig in tegen de slachtoffercultuur die we nu vooral om ons heen zien. Over zo’n type cultuur sprak Jonathan Sacks zich krachtig uit: ‘het klopt niet, het is immoreel en het is een ontkenning van mens-zijn’, zo schreef hij in zijn commentaar bij Genesis (Genesis – boek van het begin, Skandalon 2020). Waarom die stelligheid? Omdat volgens Sacks een dergelijke cultuur van een slachtoffer een object maakt waarbij de oorzaak van iemands situatie in externe omstandigheden wordt gezocht en zijn verantwoordelijkheid voor en in die situatie wordt ontkent. Op die manier blijft het slachtoffer gevangen.

De oorzaak van de ellendige situatie die is ontstaan afschuiven – vanaf een van de eerste bladzijden van de Bijbel leren we dat dat onze oermenselijke neiging is. Zowel Adam als Eva ontkennen hun persoonlijke verantwoordelijkheid (Genesis 3). En niet veel later in de Bijbel ontkent Kain, die zijn broer heeft doodgeslagen, zijn morele verantwoordelijkheid als hij zich afvraagt of hij dan een plicht had richting zijn broer (Genesis 4). Noach ontkent collectieve verantwoordelijkheid door alleen zijn eigen familie te redden. Als we eerlijk in de spiegel kijken, of zoals ik eerder schreef over de maand Elul ‘ons hart en onze nieren beproeven’, zien we dan niet altijd iets van Adam, van Eva, van Kain, van Noach, van onze voorouders, in onszelf? Al voordat we het doorhebben, schuiven we de schuld naar onze ouders, onze opvoeding toe. Of onze genen. De school waarop we gezeten hebben en de docenten die nooit onze talenten zagen. Of de overheid, de politici. Nee, er moet heel wat gebeuren voordat we kunnen zeggen: ‘wíj hebben misdaan’.

Dát zeggen vraagt om innerlijke kracht en vertrouwen. Want dat eenmaal gezegd kan er van alles gebeuren. Het oordeel van een ander, strafmaatregelen, er niet meer bij mogen horen, aan de kant van de maatschappij gezet. Als je vertrouwen kunt op een God die je vasthoudt en je niet afrekent op je misstappen, is het eenvoudiger om te zeggen: ‘ik heb misdaan’.

Jom Kippoer is daarom een dag waarop dat vertrouwen in God geoefend wordt. Het is de herinnering dat er altijd een mogelijkheid is om ánders te kiezen, om terug te keren naar God en je opnieuw toe te wijden. Het is de wijze waarop de Eeuwige ons geschapen heeft, namelijk met vrijheid en verantwoordelijkheid, volledig serieus nemen. Het is beseffen dat ‘ik kan niet anders’ of ‘nou ja, ik ben nu eenmaal zo’ een leugen is. De waarheid is dat wij anders kunnen en dat die keus steeds weer voor ons ligt. Zoals Mozes zijn volk namens God de keus geeft om te kiezen tussen zegen en vloek, leven en dood. In diezelfde toespraak zegt Mozes:

‘De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.’

Deuteronomium 30:11-14

Wat een vertrouwen heeft God in ons vermogen om te kiezen voor de zegen! Dat vertrouwen mogen wij beantwoorden door ons vertrouwen dat wanneer we falen er ruimte is om eerlijk in onszelf te kijken en naar buiten, naar/in de relatie met de A/ander, te treden en te zeggen: ‘ik heb misdaan’.

Jonathan Sacks legt uit dat Abraham ons voorbeeld is van hoe we geroepen worden te leven in radicale vrijheid (Genesis – boek van het begin). Dat is niet de vrijheid zoals wij die in onze cultuur kennen, waarin vrijheid vooral gaat om onbelemmerd alles kunnen en willen doen zoals jij dat wilt. Nee, Gods vrijheid is ethische vrijheid: om te kunnen kiezen wat we behoren te doen en zo, samen met God, te werken aan een wereld die steeds voller wordt van God. Tot Abraham zei God: ‘Lech lecha’, wat betekent: ‘Ga, trek weg, ga op reis’. Volgens Sacks betekent dat in werkelijkheid: ‘reis naar jezelf’.

‘Verlaat alle invloeden van buitenaf die maken je tot een slachtoffer van de omstandigheden waarover je geen controle hebt. Maak een reis naar binnen, naar het zelf. Daar – alleen daar – wordt vrijheid geboren, beoefend en volgehouden.’

Jonathan Sacks, Genesis – boek van het begin, p. 69

Dat is een reis van opklimmen, afdalen, naar beneden vallen, uitrusten, weer opklimmen. Je leert die vrijheid niet zonder falen. En, paradoxaal genoeg, die vrijheid wordt nog groter wanneer je leert durven zeggen: ‘ik heb misdaan’. Aan het einde van de dag, aan het einde van de gebeden, slaan Joden hun gebedsmantel om hun hoofd heen. Symbolisch schuilen ze in de barmhartigheid van God die altijd en overal te vinden is, ook als je misdaan hebt. Om zo met hernieuwd opgericht hoofd verder te kunnen trekken, naar nieuwe levenslessen, nieuwe valkuilen en nieuwe kansen om goed te doen en tot zegen te zijn.



De wil voor een nieuw begin

Beschouwing Posted on Sat, September 04, 2021 11:15:11

Wekelijks schrijven in de maand Elul is mij niet gelukt. Deze maand stond voor mij in het teken van het verlaten van een vertrouwde plek om voor nog onbepaalde tijd op een stille, kleine (47m2!) plek in het bos te gaan wonen. Het was een soms moeilijk selectieproces: welke spullen wil ik absoluut bij me houden? En van welke spullen kan ik definitief afscheid nemen of voor dezelfde onbepaalde tijd in de opslag bewaren? Vooral met boeken was dit niet een makkelijke opgave. Op een dieper niveau heb ik ook het een en ander nog steeds te overwinnen. De zekerheid van een vast woonadres opgeven, de onzekerheid over de tijd die het gaat duren, knaagt aan een gebrek aan basisvertrouwen, aan levensvertrouwen dat ik altijd ergens met mij meedraag. Zo ging deze maand zijn eigen weg met mij.

En nu begint in de joodse kalender het nieuwe jaar. Rosj Hasjana. Het beproeven van de nieren en het hart is nog niet afgelopen – die afronding is er pas op Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Die dag valt in de joodse kalender tien dagen later dan Rosj Hasjana. Eerst mogen we weten dat we altijd aan iets nieuws mogen beginnen. De Eeuwige geeft ons een nieuw begin – alvorens over ons verleden, onze misstappen, gemiste kansen, spijt, maar ook onze prestaties, te oordelen. Dat is liefde, dat is barmhartigheid.

Tijdens Rosj Hasjana worden geboorteverhalen gelezen in de synagoge. Het geboorteverhaal van Isaak en het geboorteverhaal van Samuël. Beide moeders, Sara en Hannah, waren op hoge leeftijd. Dusdanig, dat de verwachting, de hoop om nog moeder te worden er bijna niet meer was. Sara moest (spottend?) lachen om de belofte en Hanna bleef volhardend bidden voor een zoon. Voor beide vrouwen werd de toekomst anders dan verwacht, er bleek verandering, een nieuw begin mogelijk.

Marc Chagall

Rosj Hasjana is het vieren van het allereerste begin. De planeet aarde die, in volstrekte duisternis, door de Eeuwige uitgekozen wordt als een plek waar leven moet zijn. Waar een begin moet komen, waar ruimte moet komen voor licht, voor bossen, water, bloemen, vogels, dieren, mensen – alles wat alleen kan leven van dat licht en de adem die de Eeuwige geeft. Het is het wilsbesluit van de Eeuwige dat alles leeft, dat jij en ik bestaan, voor een tijd op deze plek. We reizen een tijdje mee, in een jaar 940 miljoen kilometer door die onmetelijke ruimte. In dat jaar twaalf keer de cyclus van de maan. Een voortdurende cyclus van schepping, teloorgang, herschepping en verlossing. Daarin is onze plek, die cyclus gebeurt ook aan ons.

In alle navelstaarderij waarin we kunnen belanden tijdens Elul, als we onze nieren en ons hart beproeven, trekt Rosj Hasjana ons in een ander perspectief van wie wij zijn: nietig en klein, voortdeinend in het grotere en complexe geheel. Mijn leven gaat helemaal niet over mij. De tijd gaat zijn gang met ons. Meestal verliezen we dit perspectief uit het oog. Worden we opgeslokt door dagelijkse beslommeringen, onzekerheden, bezorgheden over de toekomst. De Eeuwige wil ons daar bovenuit tillen met een zachte stem: ‘Kijk, dit heb Ik tot leven gewekt, omdat Ik dat wilde. En kijk, hier heb Ik zelfs een plek voor jou, om te leven en te genieten en om net als Ik tot leven te wekken, zorg te geven aan dat wat zorg nodig heeft. Doe je met Mij mee, ook het komende jaar?’

Rosj Hasjana is het nieuwe begin dat de Eeuwige ons geeft. Onvoorwaardelijk, vanuit volle liefde. Maar wel met een vraag aan jou en mij: wil je je (opnieuw en ongeacht wat er in het verleden is gebeurd) toewijden aan dat grotere geheel dat in Zijn handen ligt? Wil je waarmaken wat de Eeuwige in jou heeft gelegd aan potentie om samen zorg te dragen voor wat van de Eeuwige is? Bij Rosj Hasjana gaat het om de WIL (en niet om het (mis)lukken of slagen) waaruit wij willen leven, zoals de Eeuwige vanuit een wilsbesluit tot schepping kwam. Die WIL voor, die gerichtheid op de toekomst, is groter en belangrijker dan de terugblik op waartoe die wil heeft geleid in ons verleden. Omdat bij de Eeuwige een nieuw begin altijd mogelijk is en het verleden geen eeuwigdurende greep op je leven houden kan.



Elul (I)

Beschouwing Posted on Wed, August 11, 2021 20:17:17

De laatste maand van het joodse kalenderjaar is deze week begonnen. Deze maand heet: Elul. Joodse bronnen vanaf de 14e eeuw vertellen dat de naam van deze maand een acronym is van het derde vers uit Hooglied 6:

‘Ani l’dodi v’dodi li’

‘Ik ben van mijn Liefste en mijn Liefste is van mij’

Hooglied 6:3

Dit vers is favoriet als tekst in een huwelijksdienst. Het drukt de wederzijdse liefde uit. In de laatste maand van het jaar, ter voorbereiding op het aanbreken van het nieuwe jaar, vragen Joden zich af: hoe is het gesteld met mijn hart, met mijn liefde voor de Eeuwige? Deze maand staat in het teken van zelfonderzoek. Je nieren en je hart beproeven, zo zou Jeremia het gezegd kunnen hebben, zoals de Eeuwige dat ook doet (Jer. 17:10).

Je nieren, dat zijn de schoonmaakorganen in je lijf. Ze voeren afvalstoffen af. Als die niet goed functioneren, vergiftigt het lichaam zichzelf en is de dood nabij. Je hart pompt bloed, zuurstof en voedingsstoffen door het hele lichaam, naar elk orgaan, zodat het gehele lichaam goed en gezond in leven blijft. Hart en nieren zijn beiden cruciaal om te kunnen functioneren. We hebben maar één hart, en twee nieren. Er valt misschien wel meer op te ruimen?

In spiritueel opzicht zou je kunnen zeggen dat je nieren en je hart beproeven betekent dat je een innerlijke schoonmaak doet. Opruimen wat afval is en weg moet. Je laten doorstromen, elk levensgebied, met het leven dat, de liefde die de Eeuwige geven wil. Want liefde begint bij de Eeuwige. Door die liefde kunnen we weten: wij zijn de door de Eeuwige geliefden. En ik? Hoe is mijn leven zichtbaar dat ik die Geliefde ben? Hoe beantwoord ik deze liefde door de Eeuwige ‘terug’ lief te hebben? Wat staat mij in de weg om de Eeuwige lief te hebben en hoe kan ik dat ‘opruimen’?

Elul is de tijd om dichterbij de Eeuwige te komen. Het leidt uiteindelijk tot het begin van een nieuw jaar en Grote Verzoendag – de dag waarop je verschijnt voor de deur van God en genade vindt om geschreven te worden in het boek van de Levenden.

De Eeuwige kan zich niet van ons afscheiden, zegt Rashi (rabbi Solomon ben Isaac, 11e eeuw). Hoeveel je ook met de Eeuwige vecht, hoe boos je ook kunt zijn, de Eeuwige kan zich niet van jou afscheiden. Dat kan ons moed, vertrouwen en geloof geven. Ruimte om te groeien, te falen, én weer terug te keren. Joden oefenen in deze laatste maand in/omkeer en genade, elk jaar opnieuw. Werkelijke genade is niet de liefde die wij voor de Eeuwige kunnen hebben om wat de Eeuwige voor ons doet. Net zo min hangt Gods liefde voor ons niet af van wat we wel of niet doen. Gods liefde is er, omdat de Eeuwige – vanuit zijn wezen – niet anders kan. De werkelijke genade is dat wij de Eeuwige kunnen kennen en liefhebben – punt.

(wordt vervolgd)



Yirah (slot)

Beschouwing Posted on Thu, August 05, 2021 15:30:06

“Welnu, Israël, wat heeft de Ene, je God anders van je gevraagd dan te vrezen de Ene, je God, door te wandelen in al zijn wegen en hem lief te hebben, door de Ene, je God, te dienen met heel je hart en met heel je ziel; door te waken over de geboden van de Ene en zijn inzettingen die ik je heden gebied, – jou ten goede.

Zie, van de Ene, je God, zijn de hemelen en de hemelen der hemelen, – de aarde en alles daarop.”

Deuteronomium 10:12-14, Naardense Bijbel

De afgelopen maand heb ik dieper proberen te doorgronden wat Yirah inhoudt en welke betekenis het kan hebben in je geestelijk leven. Wat ik daarin ontdekt heb, heb ik schrijvend door willen geven. Samenvattend kom ik zelf op het volgende:

  • Een leven met de Eeuwige sluit angst niet uit. Net als het gevecht, mag angst er zijn en is zelfs op een bepaalde manier en in bepaalde mate noodzakelijk voor de geloofsgroei. Ik hoef daarom niet bevrijd te worden van mijn angst. De uitdaging is om zo te groeien in Godsvertrouwen dat ik door de angst heen bevrijding kan vinden en heel kan worden. De opdracht aan mij is om mijn angst te transformeren in ontzag.
  • Leven vanuit Yirah is gericht zijn op de plaatsen waar Gods glorie te vinden is.
  • Leven vanuit Yirah is voortdurend de Eeuwige voor je zien. De Eeuwige staat boven alles, als een Koning vol in majesteit. Als ik de Eeuwige voor mij zie, dan zie ik ook Zijn weg die ik kan volgen. Hoe ik worden kan, als ik de blauwdruk die de Eeuwige in mij heeft gelegd aanmoedig door het volgen van zijn richtlijnen. Dan kan ik toenemen in liefde voor de Eeuwige en alles wat in zijn handen is en uit zijn handen voortkomt. Want ik ben op deze aarde niet om te heersen, niet om alles uit het leven te halen wat ik denk dat er in zit, niet om ruimte te geven aan de overdaad en ook niet buitensporig gericht te zijn op mijn eigen persoonlijke ontwikkeling. Ik ben op deze aarde om te dienen, met álles wat er in mij is, om tijdelijk vast te houden wat van de Eeuwige is om op een gegeven moment terug te geven. Yirah is: je plek weten in het grote geheel en leven vanuit het besef dat de Eeuwige je die plek gegeven heeft.
  • Zoals bij de Eeuwige Chèsed (Liefde) vóór Gevoera (Oordeel) komt, zo zal het bij mij ook zijn: eerst (oefenen en groeien in) de liefde, de genade, daarna pas het oordeel. Een oordeel komt dan ook in een ander licht te staan, is dan bedoeld bij te dragen aan Tifèret (Schoonheid, Harmonie).

Komende maandag begint de laatste maand van de joodse kalender: Elul. Dit is een bijzondere maand die bedoeld is om je spiritueel voor te bereiden op de belangrijkste dag van het jaar: Jom Kippoer. Grote Verzoendag. Juist in deze maand speelt yirah een rol. Vanaf volgende week start ik daarom een serie over Elul.



Yirah (III)

Beschouwing Posted on Wed, August 04, 2021 18:07:10

In de joodse mystiek ligt veel nadruk op de mens geschapen ‘in het beeld van God’. Dat wil zeggen dat Gods blauwdruk, de goddelijke eigenschappen, in de menselijke structuur van lichaam en ziel besloten ligt. Het navolgen van God betekent ‘achter zijn eigenschappen aangaan’ (Rabbi Bar Chama, Sota 14a.). Groeien in het beeld van God als een dienaar. Maar wat zijn dan die eigenschappen? Eerst zul je de eigenschappen moeten leren kennen, de Eeuwige leren kennen, voordat je ze in jezelf kunt gaan herkennen en aanmoedigen. Op basis van een gebed van koning David komen we zes van deze eigenschappen op het spoor:

‘Van U is de grootheid en de macht en de schoonheid en de volharding en de glorie en het koninkrijk’.

I Kron. 29:11

In de Sefer Bahir (een anoniem joods-mystiek geschift uit de eerste eeuw) is dit aantal uitgebreid naar tien sefirot (‘lichten’). God vervult de wereld met deze sefirot en is op die manier in de wereld aanwezig.

De gedachtenwereld van deze oude, joods-mystieke wijsheid is rijk, interessant en leerzaam. Zeker als je bedenkt dat deze wijsheid al bekend was midden in het ontstaan van het christelijk geloof als aanvankelijke ‘tak’ binnen het jodendom. Zo zijn er mensen die menen dat er veel meer van deze wijsheid in de evangeliën besloten ligt dan dat wij op het eerste oog kunnen lezen[1].  

Ik ga proberen over yirah iets van wat leerzaam is uit te leggen als vervolg op mijn vorige blog en aan de hand van een afbeelding van de sefirotboom.

Uit : Mozes Cordovero, Dadelpalmboom van Debora

Het Goddelijke Licht, God Zelf, stroomt als vanuit een bron via Kéter langs de andere ‘lichten’ naar beneden. Zes van deze lichten staan op gelijke hoogte: Bina en Chochma, Gevoera en Chèsed, Hod en Nètsach. Het gaat me nu om de middelste twee: Gevoera, Gestrengheid, aan de uiterst rechterzijde en Chèsed, Liefde, aan de uiterst linkerzijde. Gevoera is het vuur van het oordeel dat ons yirah, vrees, laat ervaren. Chèsed is als het water waarmee dat vuur gedoofd wordt en genade plaats kan vinden. Als God Zelf via de voorgaande ‘lichten’ naar beneden stroomt, dan is er éérst de Liefde en daarna het Oordeel. Vanuit Liefde ziet God de mens die wij zouden kunnen worden en het oordeel staat in het teken van die messiaanse mens die we zouden kunnen zijn. Die messiaanse mens zien wij zelf nog niet, maar God al wel.

Abraham is het rolmodel voor chèsed. Hij werd gedreven door liefde, liefde voor God en liefde voor de mensen. Isaak is het rolmodel voor Gevoera. Als kleine jongen leerde hij wat het betekent om een offer te brengen. Sterker nog: om zelf het offer te zijn. Over angst en vrees gesproken! Jakob is het rolmodel voor Tifèret, Schoonheid. Dit licht staat tussen Gevoera en Chèsed in. Het gaat om harmonie, om erbarmen en om waarheid. Jakob leerde (als een innerlijke groei die door de generaties heen gaat) de balans te vinden tussen Gevoera (zijn vader) en Chèsed (zijn opa), midden in die nacht dat hij een gevecht moest leveren. Dat gevecht ging hij in met angst en vrees. Hij kwam er gehavend uit. Maar ook veranderd: waar hij eerst de zegen van Esau ‘afgepakt’ had, wil hij nu die zegen teruggeven. Waar hij eerst geprobeerd had boven Esau te staan alsof hij de eerstgeborene was, spreekt hij nu zijn broer aan met ‘mijn heer’ en zichzelf als ‘dienaar’.

Jakob leert in het gevecht dat er iets vóóraf gaat aan zijn angst en vrees, namelijk Liefde. Liefde die leidt naar de existentiële waarheid over wie hij is. Hij is niet Esau, al heeft hij dat zijn hele leven gewenst en geprobeerd. Hij is niet zijn angst. Hij is Jakob, een aangevochten mens. Een mens die het gevecht, zijn levensstrijd, niet loslaat voordat er een zegen, heelheid, uit voort kan komen. Door het gevecht, door de crisis in zijn leven, wil hij ontdekken wie hij is en wie hij kan zijn. En zo eindigt het:

“En Jakob kwam als een heel mens aan”.

Genesis 33:18. Veel vertalingen schrijven: ‘Jakob kwam behouden aan’. Veilig wordt ook wel genoemd. Vanuit Hebreeuws is ‘heel(huids)’ een aannemelijke vertaling.

Voor de rest van zijn leven aangedaan, een litteken, maar toch heel.

Yirah, angst, heeft liefde nodig. Niet als een zachte teddybeer waar je tegen aan kunt leunen. Maar liefde die uit jou de mens beitelen kan die in jou verstopt zit. En ja, dat is soms zwoegen, vechten, bang en eenzaam zijn, pijn, ‘aangedaan worden’ – zoals bij Jakob. Maar er is een mens in jou, met goddelijke eigenschappen.

En gek genoeg is het andersom ook waar: liefde heeft angst/vrees/ontzag nodig. In mijn joodse les over yirah werd rabbi Aryeh Wolbe aangehaald die gezegd heeft:

“Fear without love : little you have

Love without fear : nothing you have

Aryeh Wolbe

Mystiek denken is soms vreemd denken. Het heeft een diepte waardoor je wat langer moet graven om te zien dat ook dat waar is. Want, zo zou Abraham Joshua Heschel het zeggen, pas nadat we het hart van een woord hebben bereikt, krijgen we oog voor de rijkdommen in onze ziel.


[1] Lees bijvoorbeeld Karel Tuk hierover Samenhang gelijkenissen uit het bijbelboek Lucas (oecumenische-basisgemeente-apeldoorn.nl))



Yirah (II)

Beschouwing Posted on Fri, July 16, 2021 19:25:29

“Geef mij nu je angst, ik geef je er hoop voor terug

Geef mij nu de nacht, ik geef je de morgen terug”

André Hazes

Bijna elk jaar wordt de tekst van dit lied van André Hazes in de The Passion gebruikt. Als Jezus bij je is, is er geen ruimte voor angst – zo lijkt het ons te vertellen en zo vertelt de tekst uit Marcus 14 (de storm op het meer, de leerlingen die doodsbang zijn en Jezus die vraagt waar hun geloof is) het eigenlijk ook. Als je opgegroeid bent met een beeld van een God die alles met strenge ogen ziet, met name wat je niet goed doet, en er een uiteindelijke afrekening komt, dan is zo’n beeld heel bevrijdend.

Ik ken zelf het verlangen ook. Het leven heeft me niet rijk bedeeld met basisvertrouwen en dagelijks merk ik hoe mijn gedrag, mijn gedachten, gevoelens en beslissingen direct of indirect beïnvloedt worden door een bepaalde mate van angst. Hoe fijn zou het zijn als ik die angst gewoon in de handen van een ander kan leggen!

Hoe meer ik met yirah (vrees/angst, ontzag, eerbied) bezig ben, hoe meer ik zie dat dat niet de spirituele weg is. Er kan geen geloof zijn zonder yirah – dat is wat de joodse meesters mij leren. Die meesters hebben het dan niet alleen over ontzag, zoals we ontzagwekkend onder de indruk kunnen zijn van een natuurverschijnsel. Nee, ze hebben het ook over angst. Rabbijn Yitzchak Blazer stelt bijvoorbeeld dat ontzag gefundeerd is op angst en daarmee van een hoger niveau is.[1]  Angst gaat aan ontzag vooraf. Eerst is er de ervaring van angst. Als levende wezens zijn wij gericht op veiligheid en zekerheid. Angst is de alarmbel als die veiligheid en zekerheid onder druk komt te staan of aangetast wordt. Heel letterlijk activeert het in ons fysiologische systeem drie escaperoutes: vluchten, vechten of bevriezen opdat we zullen overleven. Zo bezien is angst een sterke kracht die ons (weer terug) naar de levenskracht kan leiden.

Op een zelfde wijze is angst van waarde in ons spiritueel leven en kan het daar op dezelfde manier functioneren. Ervaringen van yirah zijn transformatief. Angst én ontzag hebben de kracht om je om te vormen. Juist daarom moet je ze niet uit handen geven, er niet van verlost worden maar je er door laten verlossen. Een goed voorbeeld is Jakob. Het verhaal van Jakob laat ons zien hoe in ons twee krachten strijden: de neiging om het goede te doen en de neiging om het kwade te doen. De ene keer kiezen we voor de ene kracht en de andere keer voor de andere, maar het is onze taak om de neiging tot het kwade te overwinnen door de neiging tot het goede. Geloven in een God die je uiteindelijk afrekent op je goede en kwade daden, is een wat kinderlijke manier om te zeggen: onze daden hebben gevolgen. We kunnen niet zomaar wat doen. Oorzaak en gevolg, ook voor onze menselijke daden, is een wetmatigheid die we allemaal als ‘waar’ herkennen in het leven. Het gevolg van de bedriegende daad van Jakob is dat hij weg moest vluchten van zijn woedende broer Esau. Het is niet meer dan begrijpelijk dat wanneer Jakob terug keert, hij doodsangsten uit staat. Hij voelt angst voor de bestraffing voor zijn misdaad, zijn bedrog gedaan uit zelfzucht.

Die nacht raakt hij in gevecht met een man. Die man verwond hem op zijn heup waardoor Jakob niet kan vluchten. Hij moet door zijn angst heen, het gevecht aan. Rembrandt heeft Jakob op zijn schilderij laten vechten met gesloten ogen. Het is een innerlijk gevecht, waarbij er diep naar binnen moet worden gekeken – zoals wij dat allemaal kennen en allemaal moeten doorstaan – voordat we werkelijk kunnen gaan geloven en ervaren wat gezegend is. Doordat Jakob door de angst heen gaat komt hij bij ontzag. Hij voelt: dit is een heilig gevecht geweest en de heiligheid van dat moment. Dat moment, die plek: Pniel, het aangezicht van de Eeuwige. Het gevecht aan durven gaan en dan midden in de strijd de ervaring: ‘hier heb ik de Eeuwige in de ogen gekeken’. Dit ontzag maakt Jakob open om de glorie van de Eeuwige overal te zien, zelfs in het gezicht van zijn broer (Gen. 33:10). Dat is ontzag.

Maar als je goed kijkt blijkt het gevecht met de Eeuwige in het schilderij van Rembrandt een omhelzing. Angst kan ons openen voor ontzag en ontzag kan ons openen voor de ervaring van liefde. Dat is een liefde die heel de mens omvat: met zijn neiging tot  het goede, en zijn neiging tot het kwade. Het is die liefde die heel maakt, omdat alles er mag zijn, zelfs de angst, zelfs het gevecht – dat bevrijdt mij meer dan het beeld van geloven zonder angst. De Eeuwige ziet dat wij zélf het vermogen in ons hebben om onze kwade innerlijke krachten te transformeren in het goede in een levenslang proces van leven met de Eeuwige en medemens.  

Jakob leert mij: ik hoef niet bang te zijn voor God, de Eeuwige, ik hoef zelfs niet bang te zijn voor het gevecht met God. Waar ik bang voor moet zijn, zijn de krachten die ik in mij draag die neigen naar het kwaad. Die neiging is er – ik kan er niets aan doen. Waar ik bang voor moet zijn is de mogelijkheid dat ik die neiging tot uiting breng in daden, in woorden, in gedachten en de consequenties die dat heeft. Waar ik bang voor moet zijn is mijn mogelijkheid dat ik dan geen schuld, geen verantwoordelijkheid en geen berouw kan tonen. Waar ik bang voor moet zijn, is wat er dan van mij worden kan. Zo kan angst een spirituele alarmbel zijn.

In een tijd en een cultuur waarin elke grens verlegd moet worden en waar voor ervaringen van sterfelijkheid weinig ruimte is, zouden we misschien weer wat meer kunnen leren om ‘heilzame angst’ te hebben. Niet leven in een wereld waarin we ons teveel in slaap laten sussen door de voorgestelde teddybear God, door de mantra ‘je bent goed zoals je bent’, maar wakker worden in het ochtendlicht en herstellen wat – ook door ons, ook door míjn handen – niet goed is. Zoals Jakob, het gezicht van God herkennen. De ogen van de Eeuwige zien. Overal.  

(wordt vervolgd)


[1] Yitzchak Blazer, The Gates of Light, 66.



Yirah (I)

Beschouwing Posted on Sun, July 11, 2021 16:48:45

Vanochtend liep ik met Lewis, mijn hond, bij Amerongen door de Bovenpolder. Langs de uiterwaarden voert het pad naar het kasteel. Voor mij liepen twee mannen, rugzak op en allebei een stok. Ze stonden stil en keken met zwijgende aandacht om zich heen. ‘Mooi is het hier he’, zei ik toen ik hen passeerde. ‘Prachtig! Maar dat zult u wel gewend zijn’.

Terwijl ik verder liep dacht ik na over de reactie van deze man. Als je je omgeving kent, in alles wat je bekend is en waar je aan gewend bent, kun je dan nog zien hoe mooi die alledaagse vanzelfsprekendheid is? Deze terloopse ontmoeting heeft alles te maken met de joodse Mussar les die ik deze maand volg. Elke maand spiegelen we ons leven aan een karakter eigenschap die door de Tora aangemoedigd wordt. Deze maand gaat het over yirah. Dit Hebreeuwse woord laat zich vertalen als: vrees/angst, ontzag of eerbied.

De joodse meesters leren dat ontzag vooraf gaat aan geloof. Eerst moeten we groeien in ontzag om geloof te bereiken. Iemand die gelooft wordt niet aangeduid als ‘gelovige’, maar als ‘yare hashem’ genoemd: ‘Hij die ontzag heeft voor De Naam’.  

Geloof kan beginnen bij angst, als je rekent op bestraffing van wat je in je leven niet goed hebt gedaan. Je kunt je streng aan religieuze verplichtingen houden, of star gericht zijn op onwrikbare dogma’s, uit angst voor een uiteindelijk oordeel. Je probeert je zielsbehoud veilig en zeker te stellen – en dat is dan je geloof. Maar waar zekerheid begint, eindigt geloof.  

Angst kan wel degelijk heilzaam zijn op je weg naar spirituele groei, maar het is niet waar je aan werkt als je bezig bent met toenemen in yirah. Yirah gaat om de vraag: waar is de plek van Gods glorie? Het antwoord op die vraag weet je alleen als je je ogen, de ogen van je hart, opent. Heschel beschrijft yirah als het gevoel voor de overal voorkomende verwijzing naar hem die alle dingen te boven gaat. Het gaat volgens hem om ‘blikvelden die verder reiken dan een individueel leven’.[1]

Er wordt ook wel eens door joodse meesters gesproken over ‘ontzag voor de hemel’[2]. Dat geeft aan wat je plek is in de wereld. Als je je gevoel van ontzag verliest, wordt het heelal een marktplein voor je, schrijft Heschel. Op een marktplein draait het om productie, kopen en verkopen, winst, meer-meer-meer.

Deze maand houdt yirah me bezig: leef ik vanuit vrees of uit ontzag? Waar heb ik in deze wereld, die toch alles weg heeft van een groot – online – marktplein, nog eerbied voor? Reis ik de wereld over, om ergens ver weg dat gevoel van ontzag te kunnen ervaren, of kan het ook dicht bij huis? Merk ik het nog wel op, of is het allemaal al te vanzelfsprekend voor me geworden? Wat kan ik doen om te groeien in mijn gevoel van yirah? Bij Mussar is het dan de bedoeling dat je een oefening voor jezelf bedenkt, bv ‘ik neem elke dag iets nietigs in mijn handen om het met aandacht te bekijken’. Zo leren binnen Mussar moedigt mij aan om op te ruimen (doet de aanstaande verhuizing ook) wat in de weg zit, ruimte te maken zodat ik in elk moment dat bewustzijn open kan zetten dat leidt tot een diepere waarheid, een diepere wijsheid van wat leven is. Yirah-ervaringen zijn de grote meesters die ons helpen om de betekenis van het leven te begrijpen. In elke synagoge is de tekst ‘Weet voor wie je staat’ te lezen. Helaas is ook weleens gedacht dat een kind vroom zou worden als het maar zou weten dat God alles ziet, en dan vooral met een straffende hand en boze ogen. Dan hebben we heel wat weerstand te overbruggen om weer te gaan leven vanuit ‘Weet voor wie je staat’. Naast Yirah Hashem– het ontzag voor God – kennen de joden Ahavat Hashem – de liefde tot God. Ze staan naast elkaar en beïnvloeden elkaar (yirat hashem leidt tot ahavat hashem en andersom, als een proces van verrijking en verdieping in je relatie tot God). Beiden komen niet vanuit onszelf, maar van buiten ons naar ons toe.  Een lied van The Violet Burning, geïnspireerd door psalm 8,  spreekt over dit ontzag en leert mij hoe ik ontzag en liefde bij elkaar kan brengen:

When I consider / The beauty of Your fingertips / The moon and the stars over me /

Who am I, that You would be mindful of me?

Maker of the stars / Eternal God / Awesome and bright /

Your mercies, each morning are new

I am so in love with you / My heart I gladly give to You

Maker of the stars

The Violet Burning, Faith and Devotions of a Satellite Heart

De onvoorstelbare grootheid van het heelal en het feit dat God daar een plaats voor jou heeft bedacht, is niets anders dan Gods liefde. Voor jou. Dat voor ogen houden, weten dat dat onze plek is, leidt ons af van onze neiging tot arrogantie en egocentrisme.

Van alles wat Prediker aan wijsheid door wil geven, geeft hij aan het eind een samenvatting van de kern:

Vrees God, en houdt U aan zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen’.

Prediker 12:13

Dat vers is in de meeste vertalingen wat armzalig vertaald vanuit het Hebreeuws. In Nederlandse vertalingen staat dan: want dit betaamt alle mensen, of: dit geldt voor de hele mensheid. Maar een meer precieze vertaling zou zijn: ‘want dit is de hele mens’. Volgens een Praagse rabbi uit de 16e eeuw, Yehudah Loew, betekent dit dat yirah het doel van de mens is. Vergelijk maar eens met de tekst uit Deuteronomium:

‘Welnu, Israël, wat heeft de Ene, je God, anders van je gevraagd dan te vrezen de Ene, je God, door te wandelen in al zijn wegen en hem lief te hebben, door de Ene, je God, te dienen met heel je hart en met heel je ziel’.

Deuteronomium 10:12

Dit doel bereiken we door alle momenten in het leven te leren zien en ervaren in het licht van Gods goedheid en liefdevolle zegen, als Gods geschenk aan ons. En tegelijk betekent het ook, en dat geeft de tekst uit Deuteronomium al aan, dat ontzag voor God het begin is van mijn heelwording als mens. Voor vandaag was dit genoeg, dus dat ga ik de volgende keer uiteenzetten.

(wordt vervolgd)


[1] Abraham Joshua Heschel, God zoekt de mens, 82.

[2] Alan Morinis, Van Hoofd tot Hart, 50.



Zegenen (II)

Beschouwing Posted on Sat, June 19, 2021 16:14:49

Het was ongeveer een week nadat ik mijn laatste blog geschreven had. Via LinkedIn kreeg ik een contactverzoek van Joël. Gedurende zijn tijd op het HAVO heb ik hem heel wat uurtjes les gegeven. In mijn herinnering nog niet zo lang geleden, maar inmiddels is hij toch een jongeman van 26. Hij schreef dat hij me wilde bedanken en of we een keer konden bellen. Ik was nieuwsgierig naar hem, hoe het nu met hem gaat. Joël was een bijzondere leerling. Ik herinner me nog goed hoe hij in de brugklas aan het tafeltje helemaal vooraan vlak voor me ging zitten. Altijd nieuwsgierig zijn vinger in de lucht, zeer geïnteresseerd in alles wat met religie en geloven te maken had. Maar ook een leerling met zoals we dat noemden ‘een rugzakje’, namelijk Asperger. Hij was zoals hij was en volgde zijn eigen pad. Niet één in een dozijn maar een leerling die je direct herinnert bij zo’n contactverzoek.

En zo gebeurde het dat hij mij op een dinsdag belde. Ik zat in de auto, kwam net bij een cliënt vandaan. Hij vertelde hoe zijn weg was gegaan sinds het behalen van zijn havo diploma en hoe hij nu terugkijkt op zijn middelbare schooltijd. ‘Ik heb Jezus leren kennen’, zei hij. Hij maakt muziek en filmpjes waarin hij die geestelijke thuiskomst doorgeeft. Ik vertelde hem dat ik niet meer als docent werkte maar door mijn stembandprobleem (dat heeft hij als leerling niet meegemaakt) nu mensen met niet aangeboren hersenletsel ben gaan begeleiden. Inmiddels had ik mijn auto bij de Albert Heijn geparkeerd. Voordat ik naar huis zou gaan moest ik nog even een boodschapje doen. Het gesprek kwam tot een afronding. ‘Mag ik voor je bidden?’ vroeg hij nog. Een vraag die me even verraste. ‘Ja, natuurlijk, laten we voor elkaar bidden’, zei ik, terwijl ik me afvroeg of hij bedoelde nu, hier, op dinsdagmiddag 13.25 uur terwijl ik in mijn auto voor de Appie sta. Ja, dat bedoelde hij. En zo begon hij in alle rust tot God de Vader te spreken. Ik luisterde, bad mee.

Toen, bijna aan het eind, gebeurde het. ‘En zo wil ik je ook de zegen meegeven…’ en aan het eind van dat gebed sprak hij de zegenwoorden uit Numeri uit waar ik mijn laatste blog over schreef. Ik kreeg tranen in mijn ogen. De leerling die de leraar zegent. De leerling die nu zelf leraar is geworden. Zo’n diepe en rijke oogst, zelfs nu dat ik mijn werk niet meer doe, heb ik nog nooit van mijn werk gehad.

Het aangezicht van God straalde via zijn stem in ons gesprek door. Zomaar een zegen op de dinsdagmiddag. Ik vertelde hem dat het me raakte dat hij nu juist die zegen uitsprak, omdat ik er dat weekend over geschreven had. Hij vroeg me naar mijn blog. Ik stuurde een link en kreeg een filmpje van hem als antwoord met de titel ‘de zoon en de Vader’. Het was zijn afstudeerproject. Een autobiografische docufilm van hoe zijn ervaringen, hoe pijnlijk soms ook als zoon van gescheiden ouders, een jeugd die niet alleen maar vloeiend verliep, en alle vragen naar de eigen identiteit die dat bij hem opriep, ertoe hebben geleid dat hij in God zijn Vader vond.

(Joël heeft dit blog voor publicatie gelezen)



« PreviousNext »