In een van mijn joodse lessen in Mussar lazen we het verhaal van een rabbijn die zijn leerlingen meenam naar een slachthuis. Daar moesten de leerlingen naar een geslacht dier kijken, opgehangen aan een haak, en om de beurten iets opnoemen wat mooi en schoon aan het dier was. ‘De tanden zijn mooi wit’, had bijvoorbeeld één van de leerlingen gezegd. Dit verhaal wordt gebruikt bij lessen over de karaktereigenschap eer, kavod in het Hebreeuws.

Schoonheid zien in dat wat geschonden, dat wat dood is. Schoonheid zoeken op plekken waar het stinkt, vies is, waar bloed vloeit. Dat gaat niet vanzelf, het is een oefening. Dit verhaal wordt gebruikt bij lessen over de karaktereigenschap eer. Het woord kavod wordt gebruikt als iemand iets van waarde heeft gedaan. Het woord is ook verwant aan het woord voor het schoonvegen van een vloer en ook verwant aan het woord voor de lever. Bij deze verwantschap gaat het om ‘reinigen’. De lever houdt het bloed in het lichaam schoon. Een andere verwantschap is die met het Hebreeuws woord voor ‘zwaar’, het opheffen van iets zwaars.

En dat is precies wat een oefening in ‘eer’ van ons vraagt. Een gewichtheffer moet moeite doen, al zijn energie en focus inzetten, om een fiks aantal kilo boven zijn hoofd te tillen. Een zelfde soort moeite vraagt het van ons om onze aandacht en focus te richten op dat wat schoon is, en het eren en waarderen waard. Sneller dan dat zijn vaak onze oordelen. In de tijd waarin we leven zijn we daar erg goed in geworden. Zodra iemand iets doet dat wij veroordelen, is die persoon niet langer onze eer waard. We leven in een cultuur van cancelen, veroordelen, beschimpen, vernederen en verrot schelden.

We leven ook in een wereld waarin het ook afgelopen jaar nog weer donkerder leek te worden. Een aanhoudende oorlog in Europa en Sudan en andere plekken in de wereld, een nieuwe uitzichtloze oorlog in het Midden-Oosten erbij. Een ontregeld klimaat waar op dit moment nog vooral planten en dieren onder lijden. Mensen op de vlucht. Mensen in armoede. (Jonge) mensen die uitzichtloos lijden en het leven niet meer willen. Waar zijn de kleine lichtjes die we nu nodig hebben om onze ogen op te richten? Om het uit te kunnen houden, hoop te kunnen houden?

Oefenen in eer is dát ook: leren om in de donkerte te kijken naar dat wat licht geeft, dat wat schoon is en het eren waard. In de ander – steeds opnieuw als je je oordeel al klaar hebt. Maar ook in jezelf. Want terugblikkend op dit jaar kun je van alles zien wat níet gelukt is, wat je níet goed gedaan hebt. Ons brein is nu eenmaal sneller geneigd om naar al het negatieve te kijken. Dat is onze natuur. Maar onze geestelijke natuur is de kunst te leren om in al het negatieve alle focus en aandacht te richten op dat wat goed, schoon, eervol is. Dat wat van God is en boven onszelf uitgetild mag worden.

En dat wat van God is, is de Levenskracht, de Levensadem. Alles wat niet van onszelf is – en dat is eigenlijk ook álles. Niets is van ons, zelfs ikzelf ben niet van mezelf.

Kavod, eer, betekent dat je iemand ‘opheft’. Een ander, de natuur, maar ook jezelf. Je tilt de ander, jezelf, uit boven dat wat je op het eerste oog lijkt te zien en zet het in een ander licht, Gods licht. Eer is een van de voorwaarden voor het ervaren van échte verbondenheid. Iets waar we zo hongerig naar zijn in deze tijd, in deze wereld.

Dan gaan we de wereld zien zoals de psalmist beschrijft in Psalm 24. De aarde, en al wat zij bevat aan leven, is van God. God is de Koning van de tijd én Koning van de Eer. Misschien kunnen we met zo’n blik, zo’n uitgangspunt, in het nieuwe jaar als het ware de functie van de lever in de wereld vervullen: elke stroom van oneer te zuiveren.

Ik wens je een eervol nieuw jaar toe!