Afgelopen week verbleef ik in een klein bergdorpje in de Zwitserse bergen. Een paar huizen, een klein winkeltje, op elke hoek een waterfontein én natuurlijk een kerk met een mooie ranke spits.

Een van de nachten kon ik de slaap niet vatten. Ik luisterde naar de klok van de kerk en probeerde het systeem te ontdekken waarmee de tijd werd aangeduid: vier slagen voor het hele uur gevolgd door het aantal slagen van het uur, één slag voor het eerste kwartier, twee slagen voor het halve uur en drie slagen voor het laatste kwartier. 

Zo gaat het de hele dag door. Maar vanochtend, op zondagochtend, om zes uur ging het anders: de klokken luiden in een prachtige melodie galmend, weerkaatsend door de bergen. Het prachtige geluid maakt me wakker: deze ochtend is anders dan alle anderen, het is zondag!

Niets is toeval, maar soms valt iets je toe. Als een gift ‘van de Andere kant’. Afgelopen week bestudeerde ik in de ochtend het commentaar van Jonathan Sacks bij een tekst uit Leviticus 21:1- 24:3. Dit gedeelte wordt parasja Emor genoemd en gaat over twee soorten heiligheid: van mensen en van tijd. In dit gedeelte gaat het over de Joodse feestdagen, wanneer ze gevierd moeten worden. Het gaat hier dus om een ordening van de tijd. De Joodse kalender is zowel een maan- als een zonnekalender. De maandkalender is gericht op de maanden en de zonnekalender op de seizoenen van het jaar. Jonathan Sacks legt uit dat de sabbat, de rustdag, op geen van beide is gericht. De sabbat heeft zijn eigen unieke ritme. De zevendaagse week die in geen enkele andere tijdrekening van de Oudheid voorkwam (Jonathan Sacks, Leviticus, p. 296).

Behalve dat de sabbat, anders dan de feestdagen, geen van de kalenders volgt is er volgens Sacks nog een verschil: de feestdagen zijn het initiatief van mensen, maar de sabbat is heilig omdat het een besluit, een initiatief, van God is. Het is de heilige tijd die God Zelf schept, geeft (Genesis 2:3, de enige plek in Genesis waar het woord ‘heilig’ gebruikt wordt).

In alle feesten die gevierd worden komt steeds het getal zeven terug. Dat kun je lezen in deze passage waar beschreven staat wanneer de feesten gevierd moeten worden. Zo verwijzen de feesten steeds weer terug naar God die tijd heilig maakt, want het getal zeven is het getal van de heiligheid. 

Een zevendaagse week – zo bracht God ordening aan in de natuur en de zevende dag verwijst naar deze Ene, Eeuwige die alles overstijgt en met niets in de natuur te vergelijken is. 

In dit gedeelte staat iets opmerkelijks over de sabbat, Leviticus 23:1-4. Er staat dat de Israëlieten de sabbat een heilige samenkomst is die ze moeten ‘uitroepen’. Uitroepen is een daad, een activiteit, iets dat je doet. Tijd is niet uit zichzelf heilig. Dagen kunnen ons door de vingers glippen als we niet ons bewustzijn richten. Het is een opdracht om tijd te heiligen, als een ontmoetingsplaats tussen mensen en God. 

Heilige tijd ontstaat als we al onze beslommeringen en activiteiten, al onze eigen verlangens, alles wat tijd in beslag neemt (soms heel simpel het scrollen door sociale media) bewust opzij zetten, misschien wel voor een hele dag, en reageren op het initiatief van God: deze dag, deze tijd, is anders. Op de sabbat nodigt God uit, een dag waarop je handen leeg en rustig open mogen zijn om te ontvangen. Om niet te blijven hangen in onze eigen beperkte werkelijkheid, maar om De Eeuwige – datgene wat ons allemaal overstijgt – toe te laten in ons leven, in ons denken, in ons voelen, in onze intieme relaties, in de manier waarop we eten: heiligheid – ruimte voor God – mag alles doordringen! 

Deze dag is anders dan de andere dagen. En de kerkklokken van Ramosch roepen dat vanochtend luid en duidelijk uit!