De Talmoed schrijft voor dat wanneer wij wakker worden in de ochtend we een zegenspreuk behoren uit te spreken bij elke beweging die we maken. Dat begint bij het openen van onze ogen:

“Gezegend bent U, Oneindig Aanwezige, Koning van het heelal, die opent de ogen van de blinden”

Daarna volgt ook een zegenspreuk bij het neerzetten van onze voeten op de grond. Of het aandoen van onze kleding. Zegenspreuken die helpen ons bewustzijn vanaf het eerste moment van de dag te richten, ons te oriënteren op de Bron van Leven. Alle bewegingen die we maken, maken we dankzij die Bron. Het is een uitnodiging om ze ook bewust te maken vanuit die Bron. Dank te zeggen voor de grond die de Aanwezige onder onze voeten geeft om ons te dragen en te aarden. Dank te zeggen voor de zorgzaamheid van de Aanwezige, die Adam en Eva kleren gaf toen zij naakt waren. Zo worden we wakker in ons lichaam.

Het begint bij het openen van de ogen. Als je de dankzegging goed leest gaat het niet puur om de fysieke beweging van het omhoog gaan van de oogleden. Nee, het gaat om blind-zijn en ogen die dan door de Aanwezige geopend worden.

Als ik daar niet bewust voor dank, zou ik de hele dag blind door het leven gaan. Mooi is dat, hoe in het jodendom soms de dankzegging vooraf gaat aan de werkelijkheid. Het is de dankzegging zélf die de werkelijkheid mee helpt vormen. Vanaf het moment dat ik wakker word, kan ik in allerlei rollen en de daarbij horende verplichtingen schieten. Inge – de hondenbaas, die er snel uit moet om Lewis uit te laten (wat ik overigens heerlijk vindt juist vanwege de ochtendstilte, een stilte die de rest van de dag niet meer op die manier te ervaren is). Inge – de NAH begeleider, die over twee uur bij haar eerste client moet zijn. Inge – de partner, die een lekker bordje havermout voor haar geliefde klaar maakt. Dat laatste is overigens geen ‘moeten’ maar ‘willen’. 😉

Hoe begin je je dag? Stort je je direct op het nieuws? Check je je mobiel om te kijken wat je gemist hebt of wie er aan je dacht? Wat laat je als eerste bij je binnenkomen? En heb je ooit gemerkt dat dat effect kan hebben hoe je de rest van de dag ervaart?

Als we ons niet beseffen, als we niet wéten, dat de Aanwezige onze ogen opent, lopen we het gevaar de hele dag blind te blijven. Blind om bijvoorbeeld in het moment te onderkennen wat wezenlijk van belang is. Dan kunnen we verblindt en misleidt worden door mensen en hun bedoelingen, door ons eigen bange en soms kwade hart. We kunnen te snel en te vlug door het leven gaan, gericht op méér winst, op betere prestaties, waardoor we verblindt raken voor onze ware roeping en bestemming. Opmerkingen en meningen van anderen, oordelen over wie we zijn of ons gedrag, kritiek: het kan ons blind maken voor de werkelijkheid waarmee je de dag mag beginnen. Die werkelijkheid is dat de Aanwezige de Bron is, die in de stilte samen met jou aan de dag begon en je wil leiden naar licht. Die je geroepen heeft om als medeschepper vorm te geven aan Zijn wereld van vrede en barmhartigheid, van Aanwezigheid.

Zoals met de woorden van de profeet Jesaja in de Naardense Vertaling:

“Zo heeft gezegd, de Godheid, de Ene, die de hemelen schiep en ze uitspande,

de aarde uithamerde en al wat uit haar ontspruit,-

adem geeft aan de gemeenschap daarop en geest aan wie over haar voortgaan:

ik, de Ene, heb je met recht-en-reden geroepen;

en bij je hand gevat;

ik zal je behoeden,

je bestemmen,

tot een verbond met de gemeenschap, een licht voor de volkeren.

Om ogen van blinden te openen,

om wie geboeid is uit de kerker te leiden,

uit het gevanghuis wie neerzitten in het donker”

Jesaja 42:5-7

Profetische woorden voor de gemeenschap, in het bijzonder voor Israël, maar ik als onderdeel van die gemeenschap mag ze zó toe-eigenen alsof ze tot míj gesproken worden. De Ene, de Bron, roept ons. Niet om het werk alleen te doen, maar sámen. Welk werk? Om de dankzegging die je maakt in de ochtend te belichamen gedurende de dag. Een licht zijn, ogen van blinden openen, altijd aanwezig om anderen te bevrijden waar ze klem en gevangen zitten. Blind zijn en klem zitten horen bij elkaar. Het gaat er om dat we anderen meenemen in het bewustzijn dat de Ene, de Oneindig Aanwezige, de ogen opent als we blind zijn. We worden geroepen om daar waar het nodig is de ogen van de blinden te zijn. Alleen als we wakker en aanwezig zijn in ons lichaam, kunnen we voelen waar dat licht en die compassie nodig is.

Zoals Abraham Soetendorp. Donderdag werd hij 80. Onlangs schreef hij een nieuw boek en ik kon online al een stuk uit dit boek lezen. Hij zegt:

“Het enige wat ik heb willen doen, is dichter bij komen in de duisternis. In de uitwisseling, in de nabijheid, ligt troost, voor beide partijen. Ik heb in mijn leven en zeker als pastoraal werker geprobeerd om op momenten dat de ander overweldigd of verscheurd was samen te worstelen. Naar buiten, naar boven. Om er te zijn, gewoon te zijn. Soms in stilte, soms hand in hand, helemaal niet met grote of kleine woorden, en dan samen te proberen de uitgang te vinden”.

lees hier meer