“Liever te dik in de kist, dan een feestje gemist” – een tijd geleden hoorde ik dit voor het eerst door mijn auto schallen tijdens het rijden. Starend over de lange weg van Wijk naar de A12 duurde het even voordat ik me afvroeg: ‘waar luister ik eigenlijk naar?’ Het zou op dat moment nog wel even duren voordat het Carnaval zou worden. Met een ferme slag draaide ik de volumeknop uit.

Van de week keek ik naar Op1 en zag daar aan tafel de zanger van het liedje zitten. Eerder werd hij bekend met het liedje waarin klinkt: ‘Atje (ICB: het snel achterover klokken van drank) voor de sfeer’. Het gesprek ging over twee opmerkingen in de media, de eerste ging over het trakteren op taart op je werk en het tweede ging over Canada waar men adviseert om niet meer dan twee glazen alcohol per week te drinken. Het gesprek werd een beetje gevoerd in de sfeer van ‘wát mogen we nou nog eigenlijk wél?’ Een sfeer die steeds sneller opgeroepen lijkt te worden als het gaat over opmerkingen die gemaakt worden uit zorg over welvaartsziekten, de uitwerking van langdurig en veel suiker en alcohol op ons lichaam.

René, zo heet de zanger, vertelde dat er iemand was die een proces wilde aanspannen om dit liedje, maar er toch van afzag. Dat vond hij jammer, hij had wel zin in een gesprek want, zo leek hij te zeggen, deze tekst gaat over kwaliteit van leven. Waar het om gaat in het leven is gezelligheid, leven met volle teugen, genieten tot in het maximale.

Ja, zo’n gesprek lijkt mij ook wel zinnig want het is natuurlijk niet waar. Hoe arm is je leven, als het alleen gaat om de mate van je plezier, als je leeft van feest naar feest en als je denkt dat eten en alcohol het feestje maken. Het gesprek bij Op1 sprak me denk ik aan, omdat ik steeds vaker die zeur ben, die als iedereen een glaasje wijn inschenkt, een komboucha (gefermenteerde thee) neem. Helaas, de kennis over (de kwetsbaarheid van) het brein die ik nodig heb in mijn werk heeft me kritisch gemaakt op alles wat we in ons lijf stoppen. Ik ben voeding en het lijf meer als een geheel gaan zien. Wat je eet, werkt uit in je lijf. Als de bijbel ons lichaam vergelijkt met een tempel, hoe breng ik dan ‘eer’ aan de Gever en Ontwerper van die tempel?  

Datzelfde geldt voor wat je hoort, waar je naar luistert. Woorden van buiten die je binnen laat komen, werken uit in je geest. Waar wil jij je mee voeden? Mag, durf, je daar kritisch op te zijn? En een stap verder: mag een ánder daar voor jou kritisch op zijn?

We houden niet meer zo van kritiek, we voelen ons al snel ‘berispt’. Leef je eigen leven, ik bepaal zelf wel wat ik doe, dit is mijn mening – reacties die vaak te horen zijn maar als je goed luistert dan hoor je dat ze afstand creëren. Natuurlijk hangt het van de context af, maar berispingen, terechtwijzingen, kunnen met name de intentie hebben om het contact te zoeken en vast te houden. Ze kunnen uitdrukken: ik zie je, ik hoor je, ik maak me zorgen om je, ik geef om je.

Natuurlijk, in eerste instantie voelt het veel fijner als iemand zegt ‘moet je lekker doen, lekker zelf weten, leef je eigen leven’. Een berisping voelt uitermate onaangenaam. Mogelijk is onze eerste reactie: ‘waar bemoei je je mee?!’ Natuurlijk is het veel fijner en makkelijker om ons te richten op dat wat goed voelt, de liedjes die lekker klinken, de feestjes waar je even niet hoeft te denken aan je zorgen of de zorgen in de wereld.

Dat een berisping de relatie op het oog heeft, is in het Hebreeuws goed te horen. De wortel van het woord betekent ook zoiets als ‘het vasthouden van vloeistof, voorkomen/stoppen dat iets wegvloeit’. Berispen is het uitoefenen van je ‘nee’, stop zeggen, begrenzen. Misschien wel proberen te voorkomen dat de ziel uit die ander wegvloeit.

In psalm 80:17 wordt het woord voor ‘berispen’ gekoppeld aan het aangezicht van God. Dit vers wil zeggen dat als God de mens berispt Hij zijn gezicht naar de mens toegewend heeft. De eeuwige kijkt je aan. Dat is wat liefde uitdrukt, de relatie is belangrijk voor God en juist daarom is er ruimte voor die berisping.

In psalm 18:16 wordt de wortel van dit woord (berispen, terechtwijzen) gekoppeld aan de adem, de ziel, van God. Als God een mens berispt, dan legt hij zijn adem, zijn ziel, op de mens. Dat is heel intiem, heel dichtbij, zó dichtbij dat je de adem van God voelt. Het is niet koud en kil, niet liefdeloos, maar juist vol liefde. Het is alsof God Zelf wil voorkomen dat de ziel van de mens door bepaald gedrag wegvloeit. In plaats daarvan wil Hij je nieuwe levensadem geven, als een beademing.

Vanuit deze joodse achtergrond, de betekenis vanuit het Hebreeuws, zouden we op een andere manier met elkaar in gesprek kunnen gaan. Op een andere manier ons kunnen verhouden naar mensen die ons gedrag kritisch bevragen. Minder defensief (‘mag ik dit nu ook al niet?!’), minder vijandig, minder angstig dat we al onze lusten hoeven op te geven. Meer open om te zoeken naar diepere waarheden voor ons lichaam en onze ziel: wat is heilzaam? Wat is waardevol? Wat heb ik nodig om ‘feest’ te ervaren? Hoe draag ik op goede manier zorg voor mijn lichaam, mijn geest, de mensen om mij heen die van mij houden? Eerlijk naar onszelf: ben ik me aan het vermaken, steeds op zoek naar een nieuw plezier? Luister ik liever naar liedjes om te vergeten, of durf ik mijn gedrag om te laten vormen zodat ik een bron van zegen kan worden voor de ander, voor mezelf, en voor God? En uiteindelijk: als ik in die kist beland, wat hebben mensen dan aan mijn gedrag gezien van wat ik zó belangrijk en van waarde vond in het leven dat ik daar mijn kostbare tijd aan gegeven heb?

Het is beter te luisteren naar de bestraffing van een wijze

dan dat iemand luistert naar het lied van dwazen.

Prediker 7:5