Blog Image

God in de rede vallen (I)

Beschouwing Posted on Mon, August 31, 2020 11:56:50

Voor het eerst in achttien jaar vertrok ik vanmorgen niet over de dijk naar Veenendaal. Vanaf mijn 21e was ik het ritme gewend. Na zes weken vakantie de school weer inlopen, het lokaal weer klaarmaken, de lesboeken weer open en nieuwsgierig kennis maken met nieuwe leerlingen en nieuwe groepen. Het voelde al die jaren als beginnen aan een jaarlijkse reis. Niet weten hoe een groep zich zou ontwikkelen. De uitdaging van leerlingen die grenzen opzoeken en leerlingen die mij uitdagen te zoeken naar ergens een opening tot contact en nabijheid.

Dit jaar is het anders. En de afgelopen weken voelde het ook anders. Als ik iets las of iets zag betrapte ik me er meermaals op dat ik dacht: ‘o dat is een mooi thema voor een les’ of ‘dat zou een leuke werkvorm zijn’. Mijn docent-zijn was niet een jasje dat ik aantrok en nu zou kunnen inwisselen voor een ander jasje. Nee, ik bén het. Dat besef van verlies van dat stuk van mezelf, en van de gemeenschap waar ik zo vertrouwd zeventien jaar lang bij heb mogen horen, geeft verdriet. Grief. Rouw.

Kan ik die gevoelens van verdriet ontvangen? Moeizaam, om je eerlijk te zeggen. Ik merk dat ik protesteer: maar zou ik niet…? En dan bedenk ik iets wat ik zou kunnen doen om te kunnen blijven in de wereld die ik ken. Zodat ik niet hoef los te laten, zodat ik niet hoef te leven met gevoelens van onzekerheid en controle verlies die altijd horen bij verandering.

Vanochtend las ik woorden van Hans Bouma die hij schreef voor 31 augustus:

“Waarom laat ik U

nooit uitspreken,

steeds val ik U

weer in de rede,

neem ik bazig

het woord van U over

en praat maar praat –

zal ik ooit weten

wat Gij mij zeggen wilt?

O God, onderbreek mij,

overstem mij,

voltooi uw woorden.

Als ík het laatste

woord moet hebben,

ben ik verloren.”

Hans Bouma, Dus ik besta

Ja! Dat ben ik ook. Een in-de-rede-valler van God. Ja! Dat ben ik ook. Iemand die graag baas is in eigen leven, die graag haar eigen touwtjes in handen houdt.

Ik mag leren bidden dat God mij onderbreekt. Ik mag leren vertrouwen dat wanneer het alledaagse ritme van het leven door wat dan ook onderbroken wordt, dat God zijn woorden voltooit. Ik mag leren om stil te zijn, God te horen, me toe te vertrouwen en te weten dat ik uiteindelijk niet leef van mijn eigen woorden, daden en plannen. En dat dat maar goed is ook.



De tweede berg op gaan

Beschouwing Posted on Fri, July 10, 2020 18:33:05

“Uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar.”

Psalm 103:5

Bijna negen maanden geleden schreef ik op mijn blog over ‘Watertrappelen’. Ik schreef hoe het leven mij leerde om te watertrappelen. Je hoofd stil houden boven onrustig, onveilig water, en je benen als een gek laten trappelen zodat je niet verzuipt. Dat kost veel energie en bovendien is het uitermate eenzaam. Maar als er geen kant is waar je naar toe kan zwemmen, uit kunt rusten en een warme deken om je heen geslagen krijgt, dan is watertrappelen je enige optie. Ik schreef over dit beeld, omdat ik zag hoe ik dit was blijven doen toen ik een stembandverlamming op liep. Hard werken om weer te kunnen praten, zodat ik les kon blijven geven – al kostte dat meer energie en kracht dan goed voor mij en mijn omgeving was. En dus, in oktober, kon ik niet meer. Het was op. Ik zwom naar de kant om uit te rusten.

Uitrusten. Weer op adem komen. Even niets doen. Wu-wei, zo noemen ze dat in het taoïsme: handelen door niet te handelen. Als je niets doet, wat komt je dan tegemoet? Ruis, herrie? Een zachte stem? In eerste instantie was er bij mij veel onrust. Alles wat ik genegeerd had, vroeg ineens om aandacht en om gedragen te worden. Paniek en piekergedachten ook: als ik geen docent meer kan zijn, wat dan wel? Dagen lagen voor me open. Zonder de bekende ochtendhaast, kon ik elke dag beginnen met geestelijk vóór lichamelijk voedsel. Ik liep met Lewis standaard een lange wandeling per dag. Ik begon met tekenen. Ik schreef. Ik ademde weer op.

En ik las. Twee boeken hebben me veel leiding kunnen geven in deze tijd. Over De Tweede Berg van David Brooks schreef ik al in mijn vorige blog. David Brooks beschrijft dat de eerste berg die je in je leven beklimt gaat om de vraag: wat heeft het leven míj te bieden? Je groeit op, gaat studeren, krijgt een relatie, een baan, wellicht een gezin, je koopt een huis. Even nog geloof je wat de wereld je vertelt, dat deze dingen leiden tot je persoonlijk geluk. Even nog geloof je ook dat je álles uit het leven kunt halen. Maar op de top van de berg blijkt het toch niet zo eenvoudig te liggen, of erger nog: je dondert van de berg af. Dat is het moment waarop je de mogelijkheid hebt om de tweede berg te gaan beklimmen. Wanneer je aan de tweede berg in je leven begint, gaat het om een heel andere vraag: wat heb ík het leven te bieden? Of: waar roept mijn leven mij toe? De vragen die Brooks in dit boek oproept reisde met me mee de afgelopen maanden. Het gaat dan om de vraag waar je nodig bent, de vraag naar de taak die jouw leven je toedicht.

Misschien heeft het een heel leven nodig om de antwoorden op deze vragen zich te laten ontvouwen. Misschien biedt elke fase een ander antwoord op deze vraag.

In mijn tijd van ‘wu-wei’ kwam mij iets tegemoet. Zomaar een suggestie van iemand die mij vroeg hoe het nu liep met mijn werk en het zoeken naar een andere baan leidde er toe dat ik een paar maanden later en een persoonlijk sollicitatiegesprek verder aangenomen ben. In die paar maanden heeft het boek van Brooks me geholpen me af te vragen wat de verbinding is tussen mij en deze nieuwe functie. Het antwoord werd door de directeur van de organisatie bevestigd. Niet mijn diploma’s of het gebrek aan ervaring in de zorg was bepalend voor hem, het kwam niet eens aan de orde in het gesprek. Wat wel aan de orde kwam, was wat het leven mij gegeven heeft aan bitter en zoet en de manier waarop ik daar mee omga. Dat was bepalend. Het was zo helend voor mij dat iemand mijn kwetsbaarheden naar voren wist te halen als de krachtbronnen die vertrouwen geven dat ik mensen kan begeleiden met een onherstelbare breuk in het leven. Heel eerlijk gezegd: bij mezelf kan dat vertrouwen nog wel wat meer groeien 😉

Een dag na dat verrassende sollicitatiegesprek las ik psalm 103. Een psalm die leest als een innerlijke dialoog, een innerlijke oproep aan de ziel om God te loven. In de oorspronkelijke tekst staat daar ‘zegenen’. Ik las die ochtend dat ‘zegenen’ als: ‘God (iets van) het goede teruggeven’. De opbrengst van wat het leven mij gaf, maar ook juist niet gaf, en leerde tot nu toe, daarin ligt het antwoord op de vraag waartoe mijn leven mij roept. Dat vijfde vers, dat belandde diep in mijn hart. De jeugd die verandert in een adelaar. Dat is de beweging waarin je kiest om uit je kwetsbaarheid en zwakte kracht te halen. Musa maakte die beweging, toen hij leerde dansen op één been en een kruk. Je leest over hem in mijn vorige blog ‘Geloven op krukken’. Dansen zie ik nog niet zo zitten, maar ik voel me ontroert en dankbaar voor deze uitnodiging om deze beweging te gaan maken.



Geloven op krukken

Beschouwing Posted on Sat, July 04, 2020 12:26:15
Alon Skuy, Zuid-Afrika, Sunday Times

Het licht valt op zijn gezicht als hij naar links in de verte kijkt. Zijn steunpunt is zijn linkerarm die verlengd is door een kruk. En zo houdt Musa Motha zijn hele lichaam krachtig overeind. Deze foto van Alon Skuy is te zien bij de World Press Photo tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Als je een indruk wilt hebben van alles wat vorig jaar in de wereld gaande was, dan is de tentoonstelling je bezoekje meer dan waard. Maar vrolijk zul je er niet van worden.

Je wandelt langs intense gezichtsuitdrukkingen van mensen die leven tussen hoop en wanhoop. Achter het prikkeldraad van het vluchtelingenkamp, oog in oog met de soldaten die een regime met kracht en geweld in stand proberen te houden, de blik van Eva die getraumatiseerd door de oorlog en moedeloos van het zoeken naar een veilige plek om te leven op deze aarde, je wezenloos en compleet verlamd aankijkt. Je wandelt langs foto’s van dieren die worden opgejaagd uit hun habitat door mensen die uit zijn op winst.

Aarde,

lieve geteisterde aarde,

hoe lang nog hoe land,

steunend en kreunend

zie je uit,

wacht je en smacht je

hunkerend

naar geboorte,

het grote moment.

Hoe lang nog aarde,

hoe lang,

je verschrompelt, verteert,

duizendmaal sterf je,

gebeurt het dan nooit,

wordt alles weer chaos –

blijf hopen blijf dromen

want ooit

zullen we komen,

overvloedig als water,

een zee van mensen,

de mensen

naar wie je zo dorst,

zonen en dochters

van God

Hans Bouma

Veel foto’s toonden jongeren, uit allerlei landen, die in hun eigen context in opstand komen. In een bijbehorend filmpje hoor ik iemand zeggen: ‘we are seeing a new type of youth on this planet’ (…) ‘they need to be in charge of their future’. Ik moest denken aan de woorden van de profeet Joël. Zijn woorden beginnen met het aankondigen van een sprinkhanenplaag. Alles wordt kaalgevreten. Uitgeput en uitgebuit ligt de aarde erbij, ze kan niet meer. Maar dan komt de Geest van God ‘en uw zonen en uw dochters zullen profeten; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien’ (Joel 2:28). Wat ziet deze nieuwe type jeugd, voor welke verandering willen zij zich inzetten? Waar geloven ze in? Waar gaat hun verlangen naar uit? De gezichten van deze jongeren staan in schril contrast met gezichten van ouderen die ik her en der op foto’s zie. Het lijkt alsof de wanhoop en de moedeloos het in hun bestaan gewonnen hebben.

David Brooks haalt in zijn boek De Tweede Berg Frederick Buechner aan die geschreven heeft dat je  je ’s ochtends na het ontwaken de vraag moet stellen: ‘Kan ik het ook vandaag allemaal weer geloven? Of, beter nog, stel hem pas nadat je de krant hebt doorgebladerd en je het nieuws over de meest recente wreedheden op deze wereld tot je hebt genomen. Als het antwoord op die vraag elke dag opnieuw weer ‘ja’ luidt, dan weet je waarschijnlijk niet wat geloven in God werkelijk inhoudt. Het antwoord op die vraag moet minstens vijf van de tien keer ‘nee’ zijn, want een nee is net zo belangrijk als een ja, misschien nog wel meer. Die nee laat zien dat je een mens bent, mocht je daar ooit aan twijfelen. En als je op een ochtend het antwoord een volmondig ‘ja’ is, dan moet het een ja zijn dat vol is van belijden, tranen… en uitbundig gelach’. Een geloofsverplichting, zo komt David Brooks naar aanleiding van wat Buechner schrijft, tot de conclusie, betekent dus volharden in tijden van twijfel, volharden in tijden van lijden en zorgen, in tijden van onmin en in weerwil van alle idioten en amorele leeghoofden die denken namens het geloof te spreken (De tweede berg, 302-303).

Zo voelde het een beetje bij mijn bezoek aan de World Press Photo tentoonstelling. Al die beelden van brandhaarden in de wereld, waar gaat het heen? Kan ik het allemaal nog wel geloven, dat verhaal van de nieuwe schepping die aangebroken is met de opstanding van Christus en met de Geest die God uitgestort heeft op de diversiteit van mensen?

En dan is daar die foto van Musa Motha. Een aanstormend voetbaltalent uit Zuid-Afrika. Toen hij elf was had hij kanker en moest zijn been onder de knie geamputeerd worden. Wat een droom viel voor hem in duigen! Maar Musa zag een gezicht, van wat hij ondanks zijn handicap worden kon: danser! Hij gebruikt de zwaartekracht en zijn krukken in combinatie met de fysieke lenigheid die hij ontwikkelde als voetballer. En zo treedt hij op met het Vuyani Dance Theatre.

Wat een volharding spreekt er uit dit beeld van hem!

Musa leert me naar het licht te kijken, te volharden, te geloven dat het kán, dat dat geloof zelfs met gemis en op krukken tóch krachtig overeind gehouden kan worden…



De ziel gaat zingen

Beschouwing Posted on Thu, June 25, 2020 11:47:25

Er mag steeds weer wat meer en we halen opgelucht adem. We mogen weer plezier en vermaak zoeken, we mogen weer zingen, we mogen elkaar weer ontmoeten als gemeente van Christus! Het voelt als zo lang geleden.

Toch is het nog maar een paar maanden geleden dat heel Nederland stil gekluisterd zat aan de eerste persconferentie. Strenge en vergaande maatregelen. Niet meer samen komen, zelfs niet in kleine groepen. Wat betekent dat voor samen gemeente van Christus zijn? Juist in een tijd dat het gangbare, normale, gewende leven onderbroken wordt. Het ontbreken van het gezamenlijk ritueel, de bevestiging bij wie je horen wilt, je stem die even niet meer opgaat in een groter geheel dat je – misschien voor even – naar boven draagt, boven je dagelijkse zorgen uit. Zulke onderbrekingen in de tijd gaan niet buiten je spirituele wezen om. Elke crisis is ook altijd een spirituele crisis.

In de Bijbel wordt in het bijbelboek Koningen voor het eerst het woord ‘crisis’ gebruikt. ‘Masjbeer’ staat daar, het Hebreeuwse woord voor crisis, als koning Hizkia in de rouw is en zegt ‘want kinderen zijn aan de geboorte toe, maar er is geen kracht om te baren’ (19:3). Het woord masjbeer wordt hier gebruikt voor ‘geboorte’. In de Chinese taal is dit overigens vergelijkbaar, daar betekent crisis ook mogelijkheid, of kans. Er is weinig of geen kracht, er is tegenslag, niets doet iets goeds vermoeden, maar toch: er is léven onderweg. Een aanstaande geboorte! Als Joden aan het nieuwe jaar beginnen lezen ze over de geboorte van Isaak en Samuel. Hun moeders hadden lang gehoopt, lang verwacht en geworsteld met de bitterheid van hun kinderloze lot. Er was ongeloof dat het ooit nog zou gebeuren, maar dan tóch kwam het er: nieuw Leven. Het is een keus om met die verhalen het nieuwe jaar te beginnen, als een perspectief van hoop.

Hoe streng de maatregelen ook waren, mensen waren flexibel om nieuwe wegen en nieuwe vormen te zoeken om tóch contact te hebben. In één van die eerste weken waren er in mijn eigen gemeente Silo een aantal mensen die het zagen zitten om elkaar wekelijks te ontmoeten in een digitale sessie. Het begon met een open gesprek over hoe deze tijd beleefd werd, wat je confronteerde. Het kreeg een vervolg in gesprekken over dankbaarheid, zegen, geloof als vertrouwen, offers, rituelen, vreugde, liefhebben. Zo werd de coronacrisis een kans tot een soort zielsquarantaine en een heel nieuwe manier om dicht bij elkaars leven te komen. Het werden weken van samen ons eigen zielsonderzoek. Ik was verrast over de trouw van de deelnemers, die elke woensdagavond digitaal aanklopten, zelfs als ze in hun camper op een camping stonden.

Ik was ook verrast over het feit dat door gewoon te ‘gaan’, door jezelf beschikbaar te stellen, er van alles gaat stromen en zich opent. Dat er dan ondanks de afstand zeer nabij gekomen kan worden. Soms stroomde het heel concreet in de nacht na een sessie dat ik een bijbeltekst of een joodse gedachte in mijn hoofd kreeg waar we dan de week daarop weer verder over konden praten. Wat hier geboren werd, ging groeien en blijft groeien. De kracht zat in de inhoud, maar de nieuwe vorm hielp om ondanks de afstand verbonden te zijn. Een nieuw ontdekte vorm die het waard is om te blijven voortzetten. Niet als vervanging, maar als toevoeging van het echte contact.

Het gaf me ook vertrouwen voor mijn eigen proces in deze fase van mijn leven. Het is een beetje als de afbeelding die ik in mijn laatste post gebruikte. Een hoofd dat met een lamp zijn hoofd naar boven richt. Waar houd je je ogen op gericht, aan welk verhaal verbind je je? Hoop bestaat wanneer je niets ziet maar toch omhoog kijkt, naar een onverwachte wending in de tijd. Hoop kan niet zonder een beetje wanhoop of ongeloof of zelfs misschien een beetje heilige verontwaardiging. Het is er, je neemt het serieus. Maar toch reik je diep in jezelf naar een onvermoede Bron waar God telkens water geeft. Je durft God aan zijn belofte te houden. Zoals de schrijver van die bijzondere Psalm 119 dat steeds doet (mogelijk is de schrijver overigens koning Hizkia) :

 ‘Mijn ziel ligt neergedrukt in het stof, laat mij leven zoals u hebt beloofd’

Psalm 119:25

‘Mijn ziel schreit van verdriet, richt mij op zoals u hebt beloofd’

Psalm 119:28

‘Ik ben zo diep vernederd, houd mij in leven, Heer, zoals u hebt beloofd’

Psalm 119:107

Het water dat God geeft, is geen stilstaand water. Het is water dat leeft. Het beweegt, dan weer drupt het, dan weer stort het, of stroomt, of soms is het als milde dauw. Ga maar bewegen, dan danst de Geest voor je uit.

‘Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven’

Psalm 119:175

Zo eindigt Psalm 119. Nee, dat loven gaat niet vanzelf als je midden in de crisis zit, midden in de tegenslag of in al die momenten dat een goede liefdevolle God door jou niet begrepen wordt. Dat gaat alleen als je toe buigt naar die bron, naar die belofte, als een bewuste keus, elke dag, ieder moment: daar is de adem, daar is het licht, daar is mijn Leven.

En dan, haast als iets van buitenaf, dan ga je als vanzelf weer zingen!



In de tussentijd

Beschouwing Posted on Tue, June 16, 2020 17:47:27

‘Corona en het getal van het beest’, ik moest een beetje grinniken toen ik laatst deze kop boven een artikel tegen kwam. Hoe vaak zal het beest van stal gehaald zijn in een poging om gebeurtenissen die voor een ontwrichting in de tijd zorgden te duiden en een plek te geven? Nu we wereldwijd met een crisis zitten dragen mensen apocalyptische gedachten en gevoelens de wereld in. Zou de wederkomst van de Heer aanstaande zijn? Komt de Messias er aan?

Vanochtend luisterde ik naar rabbijn Manis Friedman en dat was bijzonder boeiend. Hem werd de vraag gesteld: ‘Is Moshiach coming?’ Om die vraag te beantwoorden maakte hij een onderscheid tussen geloven dat de Messias komt en zien dat de Messias komende is. ‘Geloven dat’ hoort bij het zijn in de oude wereld. Je leeft in de gebrokenheid en ziet vooral de ellende die om verlossing vraagt. Je gelooft dat die oude wereld voorbij zal gaan, straks, als de Messias komt. ‘Zien dat’ hoort bij het zijn in de wereld die komende is. Het is het voorschot durven toe-eigenen van de verlossing. Het zijn twee verschillende manieren van omgaan met de Messias, met de wereld om ons heen en met onze roeping als mens.

Rabbijn Manis Friedman stelt dat we nu leven in een breukvlak van de tijd. Met één been nog in de oude wereld, en één been in de toekomstige wereld die er al is. Het lijkt haast wel op de woorden van Paulus, ‘nu reeds, en tegelijk nog niet’. Wat doe ik in de tussentijd, welke kant kijk ik? Kijk ik naar het ‘nog niet’ of naar het ‘nu reeds’?

bron onbekend

Het leven in een breukvlak, een scharnierpunt in de tijd, roept altijd verwarring op. We weten dat door in de tijd terug te kijken naar eerdere van die scharnierpunten. Eindtijdscenario’s fungeren dan vaak als een manier om weer houvast en controle te krijgen, het helpt tegen het niet-weten. We kunnen ook veel leren van de scharnierpunten die we in ons eigen leven ervaren als we overgaan van het bekende, oude naar het onbekende, nieuwe van een andere fase. Het oude is voorbij, we mogen en moeten het loslaten zodat we het nieuwe gaan ontdekken en vormgeven. Een scharnierpunt in de tijd laat ons voelen hoe kwetsbaar we zijn, hoe weinig er eigenlijk is wat echt grond onder de voeten geeft. Die grond wordt in het aanwakkeren van wantrouwen, angst of ontmoediging, of simpel weg door het ontbreken van een Bron in je leven, al gauw tot drijfzand.

Juist daarom roept zo’n scharnierpunt in de tijd om ‘dragers van hoop’. Mensen die het voorschot op de tijd nemen, in het nieuwe durven kijken en zien dat de Messias komende is. ‘Kijk maar, dáár zie je het!’ En dan niet wijzen naar het onheilspellende, naar de angst, maar naar wat de Messias komt brengen en herstellen. Waar is deze wereld aan het ontluiken en hoe kan ik bijdragen aan dat ontluiken? Dragers van hoop vertellen ons hoe het leven bij die Messias dan zal zijn, wie wij dan kunnen zijn en hoe de aarde kan zijn. Die ons antwoorden geven op vragen als: hoe dan te leven zodat ons leven en dat van de aarde waardevol is? Waar gaat het leven dan om?

De Messias is ons al lang tegemoet aan het komen. Langzaam zullen we niet met één been maar met twee benen op die messiaanse grond staan. Draag ik bij aan het zien dat de Messias komende is?

Maimonides schreef op basis van de halacha (joodse wetten gebaseerd op de Torah) dat er voor de komst van de Messias een grote oorlog plaats zal vinden. Joodse leraren lezen dit niet als een fysieke strijd, want waarom zou het noodzakelijk zijn om de komst van de Messias aan te moedigen door een strijd die zorgt voor de dood als God een God van leven is? Zo heb ik er altijd moeite mee gehad dat christenen letterlijk nemen dat deze aarde zal vergaan. Hoe logisch is dat als je tegelijk gelooft dat God Zijn grootste offer bracht omdat Hij Zijn aarde zo lief had?!

Joodse leraren zeggen dat Maimonides het heeft over een ideologische strijd om de waarden die God ons gegeven heeft in ons leven en in de wereld te realiseren. Door het leven voorop te stellen, het leven te kiezen. Niet zomaar leven maar waardevol leven en waardevol leven na te laten in de generaties die zullen komen. Het leven, de messiaanse mens, waartoe je door God geroepen wordt. Christus is de nieuwe Adam die ons terugbrengt bij het beeld dat God in ons gelegd heeft. De roeping is hoog, omdat onze waarde als mens groot is en Gods geloof in ons oneindig groot. Het gaat dan dus ook om ethiek, om moraal. De strijd speelt ook in onze ziel als één been ons in de oude wereld wil houden. In onze ziel tolt de naald van ons kompas naar alle richtingen waarin het leven ons wil trekken. Maar de magneet wil onze ziel altijd Gods richting uit trekken, omdat de ziel zijn oorsprong vindt in God, de Bron van Leven, en alleen bij die Bron de regels voor het levensspel te vinden zijn die vreugde en vrede geven. In die strijd groeit onze ziel steeds meer naar de blauwdruk van God.  

Durven we te kiezen voor het Leven met de Messias die komende is? Laten we zegen uitspreken over elk detail wat we zien van die komende Messias!

‘The holiness of our soul has to spread throughout the whole world’.

‘The earth will become the holy land because it’s Gods creation’.

Rabbi Manis Friedman

 (Rabbijn Manis Friedman zelf horen – alleen al voor zijn mooie wijze gezicht zou ik het doen ;-)? Kijk hier



Over grenzen (VI) : Priesters, Liefhebben en Pinksteren

Beschouwing Posted on Mon, June 01, 2020 11:47:35

Het is Pinksteren. Het boek Leviticus is uit. Ik ben de schoonheid van het boek gaan zien, ik ben ontroerd geraakt door de liefde en de hoop die ik in het boek gelezen heb. Tijd om dit blog de zeven lijntjes van afgelopen weken aan elkaar te knopen. Op welke manier las ik in Leviticus een opmaat voor wat het betekent om te leven in de Geest van Christus?

Ik schreef de afgelopen weken over een aantal thema’s uit Leviticus waarin het steeds weer over ‘heiligheid’ gaat: de heiligheid van Gods aanwezigheid temidden van het volk (de tabernakel); de offers; de wetten die alles een heilige maat en grens geeft; de reinheid. Heilige plaatsen, heilige handelingen én heilige mensen, namelijk de priesters die geroepen waren om de heiligheid, de grens tussen rein en onrein, heilig en onheilig, te bewaken (Lev. 10:10). Priesters waren apart gezet van de rest van het volk, moesten aan aparte voorwaarden voldoen. Zo deelden zij bijvoorbeeld niet in het land en werkten niet op het veld. Zij leefden in het epicentrum van Gods aanwezig zijn, in de tabernakel. De priesters waren de uitvoerders van de rituelen en offers die met veel precisie moesten worden uitgevoerd om vrede en verzoening te brengen onder het volk. Bijvoorbeeld op de Grote Verzoendag, waarop de hogepriester de heiligste ruimte van de tabernakel (en later de tempel) betrad om het lot van het volk in Gods hand te leggen. Die dag van vergeving is de belangrijkste in het joodse jaar omdat het de mens herinnert dat ‘omkeer’ (tesjoeva) mogelijk is, dat herstel van relaties (tikkoen) mogelijk is.

In Leviticus 19 gebeurt er dan iets geks. De Eeuwige zegt daar dat niet alleen de priesters heilig zijn, maar het hele volk. Hier wordt herhaald wat de Eeuwige eerder tegen Mozes zei over de identiteit van het volk: ‘En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk’ (Ex. 19:6). Het wordt nog een beetje gekker als de vrede en verzoening de grenzen van het volk gaat overschrijden (terug naar zoals het in Genesis door God bedoeld is voor de hele wereld): een vreemdeling moet behandeld worden als een ‘onder u geboren Israëliet’ (Lev. 19:34) en het wordt haast onbegrijpelijk als de Eeuwige het volk de opdracht geeft om die vreemdeling lief te hebben. De opdracht om de vreemdeling lief te hebben, maakte de ethiek van het joodse volk buitengewoon ‘apart’. De ethiek van heiligheid is onherroepelijk ook de ethiek van liefde. Jezus leefde dit radicaal voor, want juist in tijden van (Romeinse) bezetting kwam het er op aan of je in staat was gehoor te geven aan de roeping van de Eeuwige. Jezus toonde trouw aan alle wetten uit de Tora (Matt. 5: 17-18), Hij wilde ze zeker niet afschaffen, maar wel radicaliseren: liefhebben, zelfs dat wat je tegen de borst stuit. Liefhebben betekent je hart er bij (laten) betrekken. Zonder dat, is het naleven van een morele wet zonder zin.

Paulus leefde en leerde vlak na de verwoesting van de tweede tempel. Zonder tempel konden de offers niet gebracht worden, de rituelen niet uitgevoerd. Joden waren in de ballingschap al bekend met een dergelijke situatie. Toch was deze tweede verwoesting van de tempel een grote geestelijke crisis in het jodendom van die tijd: hoe te geloven, te leven? Paulus ‘transcendeert’ elementen van de joodse godsdienst en geeft daarmee antwoord op onder andere zulke vragen. De Grootste Verzoendag is geweest, het definitieve offer is volgens Paulus volbracht in Christus. Dit offer heeft de grens tussen jood en heiden doorbroken en in de nieuwe gemeenschap, het nieuwe volk van Christus, zijn alle gelovigen priesters. Al lezend in Leviticus en al studerend in de joodse commentaren vraag ik me af of de theologie van Paulus niet teveel een abstractie is geworden van wat Christus in het dagelijks leven wilde voorleven van hoe de Tora niet een kale wet is, maar een oriëntatie, een richting, waar op je de naald van je kompas kunt richten in een magnetisch veld van dagelijkse krachten die aan je trekken. Iets wat om een dagelijkse oefening vraagt, vooral eigenlijk buiten je eigen vertrouwde en bekende wereld van mensen van wie je eenvoudigweg houden kunt omdat ze bij je horen en herkenbaar zijn. Liefhebben is veel uitdagender dan je denkt, en er ligt veel meer potentie in jou dan je ziet, dat hoor ik Christus zeggen.

Als de rabbijn Jonathan Sacks schrijft over Leviticus 19, dan noemt hij dit ‘the democratisation of holiness’. De joodse schrijver Ansky zei:

“Where there is true turning to G-d, every person becomes a priest, every prayer a sacrifice, every day a Day of Atonement and every place a Holy of Holies.”

In de Geest van de Tora is elke dag een Grote Verzoendag, elke plaats het Heilige der Heilige. De Geest van Christus komt uit dezelfde bron als de Geest van de Tora. Dat is de bron die water geeft, elke dag opnieuw om de aarde tot groei en bloei te brengen als de tuin die God in het begin heeft aangelegd. Groeien en bloeien vraagt om als priesters toe te zien en te bewaken op dat wat heilig is, dat is dát wat het leven bevordert. Voor jou, je naaste en de vreemdeling. Het vraagt van de gemeenschap van gelovigen om een gemeenschap te zijn die zich volledig richt op vrede en verzoening, voor herstel van relaties met God, met jezelf, met je medemens én een ieder die een andere taal spreekt of een ander leven leeft. Maar ook het herstel van je relatie met de aarde, de dieren en de dingen. Daar waar herstel plaatsvindt, daar is God nabij.

Nog een laatste opmerking. Priesters legden de zegen op het volk. Eeuwenoude woorden over het gelaat van God, over zijn genade en vrede, uit Numeri 6: 22-27. Onlangs werden ze voor de wereld van vandaag gezongen door verschillende kerkelijke denominaties in Engeland (je hoort het hier). Het bijzondere is dat in de joodse voorschriften voor het uitspreken van deze zegen, er aan toegevoegd is ‘to bless His people with love’. Jonathan Sacks zegt daarover: ‘we need love before we can bless. Volgens hem is liefde het kanaal waardoor de zegen de wereld om ons heen binnenkomt.

Een priesterschap van gelovigen, dat is een ‘hoge’ roeping. Er wordt niet weinig van ons gevraagd. Het is geen abstract geloven in iets dat we maar passief ontvangen of verlangen, maar vindt het geloof in het dagelijks doen (en dat zijn we met Paulus denk ik verloren van de Joodse Christus). Het is de vrede en verzoening léven, het is leven in Gods nabij zijn zonder te ‘bezitten’. Het is de wereld om ons heen zegenen. Een gemeenschap van priesters is niet anders dan een gemeenschap van mensen die leren liefhebben wat al van God is, wat Hij rein verklaard heeft zélfs als wij daar anders over denken en zélfs als ons dat om offers vraagt.



Over grenzen (V): Reinheid

Beschouwing Posted on Sun, May 24, 2020 12:45:32

Van de reinheidswetten in Leviticus moest ik eigenlijk niet zoveel hebben. Ik begreep de goede redenen om mensen die leden aan melaatsheid of andere besmettelijke (huid)ziekten buiten de gemeenschap te plaatsen. Maar de voorschriften rondom reinheid ademden voor mij teveel de sfeer van een extreem patriarchale samenleving. De wijze waarop de vrouw uit Markus 5 op basis van deze regels jarenlang moest leven, maakte me boos en opstandig. Net zo opstandig als de vrouw zelf, die ondanks de strenge regels tóch de stap zet om dicht bij Jezus te komen. Zó dicht dat ze Hem aanraken kon en genezing kon vinden. Dat verhaal heeft een bijzonder plekje in mijn hart.

De joodse manier van lezen en bestuderen laat me lezen, nog eens lezen, studeren, vragen, kauwen en dan opeens dingen in een ander licht zien. Zo wandel ik door het boek Leviticus waar uitgebreid geschreven wordt over heiligheid (kedushah) en reinheid (teharah). Wanneer ben je rein of onrein en wat betekent dat dan? Heel eerlijk gezegd zijn mijn ‘bezwaren’ bij de reinheidswetten in Leviticus nog niet helemaal ‘verlicht’ geraakt. Toch in dit blog een poging om wat dingen op een rij te zetten.  

De condities voor onreinheid hebben in Leviticus vooral te maken met het feit dat we fysieke wezens zijn. Veel wetten gaan over lichaamsprocessen en situaties waar we weinig invloed op hebben. Je wordt dus niet zo zeer onrein van dingen die je dóet (morele onreinheid is in het jodendom iets anders), maar om dingen die gebeuren. Het gaat in Leviticus niet om vuil, vies of besmeurd zijn. Het gaat om situaties waarin je je kunt bevinden die je niet geschikt maken voor het deelnemen aan gewijde handelingen van de gemeenschap, zo zegt de joodse leraar Rob Cassuto het. De gewijde handeling zet je namelijk in rechtstreeks contact met de bron van je ziel, de Heilige.

Wetten en regels rondom (on)reinheid leren ons iets over hoe we om moeten gaan met het feit dat we belichaamde wezens zijn. We zijn niet ons lichaam. Dat zou een hedonistisch mensbeeld zijn, waar het leven slaafs is aan het fysieke streven naar genot en dat wat aangenaam is. Het is ook niet zo dat het lichaam er niet toe doet. Dat zou een ascetisch mensbeeld zijn, waar het alleen draait om het spirituele en wat het fysieke ontkent of negeert. Het Joodse mensbeeld gaat uit van hoe God ons ziet. Als bezielde wezens met de potentie van kedushah (heiligheid) en chesed (zichzelf gevende liefde). Een jood zegt het heel krachtig: je bent een ziel en je hebt een lichaam. Het lichaam is het voertuig, het huis van de goddelijke aanwezigheid waar onze ziel uit voortgekomen is. De fysieke wereld van het lichaam is goed, zeer goed zelfs (Genesis). Dus niet vies, of vuil of besmeurd. Het hoort er helemaal bij, maar het is niet waar het uiteindelijk om gaat.

Ons fysieke lichaam is beperkt. Het functioneert vooral op basis van overleving. De processen van eten, drinken, seks, plassen en ontlasten houden het leven in stand. Maar Léven – met een hoofdletter – is meer dan alleen een zaak van deze biologische processen. Onreinheid in de Tora heeft altijd iets te maken met het tegenovergestelde van het leven. Zaad dat verloren gaat; het aanraken van een dood lichaam; menstruatiebloed. De wetten en voorschriften willen vooral benadrukken: God is Léven. Het is alleen God die het Léven levend maakt. Zo verwerpt het jodendom elke rite en cultus die de dood de ruimte boven het Leven geeft. Máár: Léven is meer dan fysieke processen van lichaamsactiviteit en lichaamsvocht. De bron van het Léven is heilig en roept ons op te zijn in zijn gelijkenis: wees heilig! Dat is steeds weer kiezen voor het Léven en dat leven beschouwen als een geschenk. Alles wat een bedreiging vormt voor (de voortgang van) het leven wordt gezien als onrein. Het gaat dus om de grens tussen leven en dood, tussen bezield Léven en leven.

Dan gaat het over Pasen.

Dit vraagt, God vraagt, om ons te oefenen in bewust-zijn, want hoe vaak en hoe snel leven we niet vooral vanuit de primaire reacties en prikkels die ons om bevrediging vragen. De wetten en voorschriften in de Tora zijn de hulpmiddelen tot dit bewust-zijn. Ze herscheppen de situatie zodat er bezieling, heiligheid, in ons lichaam kan ontstaan in een directe ontmoeting met de Heilige en onze naaste(n). God vraagt ons om onze situatie te onderzoeken: zijn we gericht op het Léven zoals dat door de Eeuwige bedoeld is, in nabijheid tot God en de naaste? Genade betekent niet dat de weg naar heiligheid en reinheid, naar het leven in de nabijheid met God, buiten ons om gaat. Genade betekent dat God ons de mogelijkheid en potentie heeft gegeven om daar zelf, elk moment, antwoord op te blijven geven door ons (weer) ‘om te keren naar het Léven’. In die mogelijkheid ligt de waardigheid van ons mens-zijn.

Zo wordt het verschil tussen de joodse en christelijke visie op de mens, op de zonde, op verzoening en verlossing en de relatie tussen God en mens spannend. En zo komen we ook heel dicht bij de termen die Paulus gebruikt als hij schrijft over ons lichaam als de tempel van de Heilige Geest en de gemeente als lichaam van Christus en priesterschap van alle gelovigen. Ik zag niet eerder hoe hij daarbij aansluit bij de Tora, bij woorden van de Eeuwige tot het volk: ‘En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk’ (Ex. 19:6). Daarover meer volgende week, als het Pinksteren is.



Over grenzen (IV): Een heilige staat van zijn

Uncategorised Posted on Sun, May 17, 2020 12:00:58

In deze serie neem ik je mee in mijn reflecties bij het Bijbelboek Leviticus. Een Bijbelboek dat ik eigenlijk nooit als een geheel gelezen heb, want veel te saai over offers die er toch niet meer toe doen. Maar lezend aan de hand van het Joodse onderwijs heeft het mijn geloof verrijkt en verdiept. Dit Bijbelboek heeft ons veel te zeggen en te leren, ook als christen in de wereld van vandaag. Alles in dit Bijbelboek draait om Gods Aanwezig Zijn te midden van het volk. En zo zie ik ook een prachtige opmaat naar Pinksteren.

Het Bijbelboek Leviticus gaat over priesters, offers, reinheid en heiligheid. Vandaag schrijf ik over de steeds weer terugkerende opdracht die door Leviticus klinkt: ‘Wees heilig’.

Aan het begin van deze serie schreef ik dat de naam van dit Bijbelboek in de Tora Wajjikra is: ‘En [Hij] riep..’ Zo kun je dit hele boek lezen als een boek dat vertelt waartoe wij als mensen geroepen zijn. Het antwoord in Leviticus is duidelijk: ‘Wees heilig’. Dus niet ‘word heilig’, als een staat die je kunt bereiken, maar wéés het omdat je het al bent. Hoe dan? Via de wetten en offers die beschreven staan? Als je die leest, dan kun je niet anders concluderen dan dat de morele maatstaf hoog is.

Dat is niet voor niets. De Tora spreekt over de mens vanuit de optiek van God. Het is zogezegd een ‘theomorf mensbeeld’. Als je naar de mens kijkt, naar waar toe de mens in staat is, dan moet je vanuit de ogen van God, de Schepper, kijken. Zoiets als het in elkaar zetten van een Ikea kast, waarbij wat je uiteindelijk te zien krijgt afhangt van hoe goed je de instructies hebt gelezen. Maar als we naar de mens kijken vanuit de ogen van God, wat zie je dan? Dan zie je dat de mens bijna goddelijk is, een mede-schepper. Dan zie je dat wanneer God ons toeroept: ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’, de mens een grandioos potentieel in zich draagt voor de wereld, de naaste, voor zichzelf. Maar vooral ook – en hier blijkt maar eens hoe groots de verwachting is die God van ons heeft – voor de vreemdeling. Zoals in Leviticus 19, dat begint met de oproep ‘wees heilig’, staat in vers 34: ‘Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf…’ Liefhebben, ook van wat niet-eigen is, ligt in het hart van de joodse ethiek. De regels en wetten van de Tora zijn gericht op de kwaliteit van (liefdevolle) relaties, met God, mensen, dieren, dingen en zelfs zoiets abstracts als de tijd.

Het is mogelijk om ánders te zijn (betekenis van heilig in de zin van: apart, anders). Anders dan dieren die niet vrij zijn, omdat ze geen andere keus hebben dan hun driften en instincten te volgen en te leven vanuit overleving. Anders dan engelen, die niet vrij zijn, omdat ze geen andere keus hebben dan God te dienen. Het wetenschappelijk materialisme wil van ons niet anders zien dan een dier. Het religieus fundamentalisme wil van ons niet anders maken dan een engel. Maar de joodse visie op heiligheid is veel alledaagser. De mens is vrij, kan alle kanten op bewegen. Niet alle kanten die mogelijk zijn, zijn goed en bevorderen leven. De keuzes die de mens maakt voltrekken zich steeds in de gemeenschap met God en mens. De gevolgen ook. Daarom dat oriëntatiepunt waartoe we ons kunnen laten trekken: wees heilig.

Het gaat er niet om te ontkennen, onderdrukken of uit proberen te roeien dat we neigingen hebben die onszelf, onze naaste of onze (wereld)gemeenschap schaden. Die ons soms niet meer maken dan een dier. Het gaat er om al die neigingen te herkennen, ze met zachte krachten te leren beheersen en om te vormen tot heilige daden. Het Jodendom kent ‘zonde’ niet als een staat van zijn, zoals in het Christendom, maar alleen in de daad. Het is in daden dat we ons afkeren van God en de wereld van heling en herstel zoals God die bedoeld heeft en waarin wij als ‘dieners’ te werk zijn gesteld. Dat betekent echter ook, dat we steeds weer terug kunnen keren naar onze mogelijke staat van zijn, die van heiligheid.

Soms moeten we dus afdalen in het meest vreemde, onheilige van onszelf, van onze samenleving, om daar iets te gaan liefhebben wat onmogelijk leek, en te zoeken naar de ‘omkering’ die, of misschien wel het offer dat, mogelijk is voor heling en herstel van onszelf, onze naaste en onze samenleving.

Liefhebben en je oefenen in heiligheid zijn nauw met elkaar verbonden.



« PreviousNext »