Blog Image

Elke dag doet er toe

Beschouwing Posted on Thu, March 13, 2025 10:57:43

Iedere ochtend, terwijl ik de krant op de bank zit te lezen, kijk ik even naar de vlinderboom die in onze kleine bescheiden stadstuintje staat. De knoppen zijn al goed zichtbaar, maar zo van een afstandje lijkt het iedere dag nog een beetje hetzelfde. Maar als ik dichterbij kom, zie ik dat elke dag verschil maakt.

Elke dag maakt verschil, elke dag is er verandering – wat een heerlijke gedachte om de dag mee te beginnen. Zelfs als we het op het oog niet zien, maakt elke dag verschil als we reiken, ons laten voeden door het Licht.

Het doet me denken aan een overdenking die ik onlangs hield in mijn eigen baptistengemeente Silo in Utrecht. Ik sprak over het joodse volk, kersvers bevrijd uit Egypte, zwervend op zoek naar een thuis in de woestijn. Ze zijn vrij! Maar in de vrijheid is er veel om over te zeuren, te morren, te klagen. Het is heet, er is geen eten. Leven in slavernij maar wel dagelijks vlees, was dat niet een beter leven? Het volk heeft wat te leren in de woestijn, namelijk: vertrouwen. Vertrouwen op God, vertrouwen dat wat God geeft genoeg en voldoende is om de dag door te komen. En zo laat God elke ochtend ‘brood uit de hemel’ regenen. Witte vlokken op de aarde. Het volk noemt het ‘manna’, wat letterlijk betekent: ‘wat is dit?’ God geeft duidelijke regels: iedereen mag er van nemen, maar alleen dat wat hij nodig heeft voor één dag om zijn gezin te voeden. Neem je meer dan je nodig hebt, dan zul je dat merken: de volgende dag kruipen de wormen er uit. Leer maar te leven van genoeg, leer maar te leven met het vertrouwen dat het er morgen weer zal zijn. Voor jou, dat manna. Genoeg om een dag door te komen.

Je moet bukken, je moet rapen. Je ogen naar het Licht richten, naar het Licht reiken. Jezelf openvouwen, je handen openvouwen.

Elke dag opnieuw.

Vertrouwen dat er iets aan je gebeurt, je gevoed wordt, gewoon omdat je een geliefde schepping bent van de Bron, ook als je het zelf niet ziet, niet merkt.

Net zoals dat ik naar buiten moet kijken, om de belofte te zien dat er elke dag nieuwe groei is. Niet in grote spectaculaire stappen, maar in onzichtbare ontvouwing.



Herinneringen voor als het donker wordt…

Beschouwing Posted on Mon, March 03, 2025 18:28:50

Als kind heb ik een lied leren zingen uit het Liedboek van de Kerken. Een gezang geschreven door Jan Wit:

“Aan U behoort o Heer der Heren

De aarde met haar wel en wee

De steile bergen, koele meren,

Het vaste land, de onzekere zee.

Van U getuigen dag en nacht.

Gij hebt ze heerlijk voortgebracht”

Door het zingen van de woorden, kon ik het bewustzijn verinnerlijken dat wij als mens niet de eigenaar van dingen zijn. We bezitten van alles, maar we zijn geen eigenaar. Niet van land, niet van Tesla’s, niet van de ruimte, niet van het (digitale) universum, niet van de mineralen en edelstenen diep in de grond.

Afgelopen week las ik het boek ‘Niet in Gods naam – een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld’ van Jonathan Sacks uit. Via de  London School of Jewish Studies volg ik een cursus waarin we met elkaar een aantal boeken van Sacks lezen en bespreken. Terwijl ik in het laatste hoofdstuk bezig was, kon ik alleen maar een diep gemis en verlangen voelen dat Sacks nog in leven was. Zijn inzet voor interreligieuze dialoog, voor verbondenheid en vrede – wat had hij van betekenis kunnen zijn voor het mondiale gesprek tussen wereldleiders!

In het laatste hoofdstuk vergelijkt Sacks Kain met Abel. Kain, wat etymologisch in het Hebreeuws verwant is aan het werkwoord ‘kaniti’, wat betekent: verwerven. Het staat voor de mens die gericht is op het verwerven van bezit. De mens die offert in de verwachting dat hij er beter van wordt, er méér voor terug krijgt, gericht op eigen bezit en behouden van eigen macht. Kain staat voor het idee dat wat de mens bezit hem macht geeft. En wat van mij is, kan in ieder geval niet van jou zijn.

Daar tegenover staat zijn broer: Abel. In het Hebreeuws: Hevel. Het woord ‘hevel’ komen we vooral tegen in het Bijbelboek Prediker, waar het gaat over ‘lucht en ledigheid’. Het staat voor de mens die weet dat hij niet meer is dan de adem die God hem geeft. Hij is ziel, adem, die tijdelijk op aarde verblijft, zorg draagt voor de aarde, maar beseft dat niets van wat er is van hem is. Die offert om aan God terug te geven wat van God is. Het is het besef dat Jan Wit uitgedrukt heeft in zijn lied: Aan U behoort o Heer der Heren, de aarde met haar wel en wee. Niet aan ons.

Kain wil bezitten wat zijn broer lijkt te bezitten. Kain slaat zijn broer Abel dood.

De wil tot en het verkrijgen van bezit, van macht, gaat bijna nooit zonder geweld. Geweld tussen mensen, geweld aangericht aan de natuur.

Trump, Musk, Poetin – ze representeren jou en mij natuurlijk niet. Maar toch : als wíj zelf ook niets doen aan onze mateloze, onze nodeloze begeerte, zal het evengoed gewelddadiger worden in de wereld. Dan blijven wereldleiders op zoek naar meer land, meer bezit, meer nikkel voor jouw nieuwste mobiele telefoon….   

Laten we als gelovigen, als geloofsgemeenschappen, oude verhalen vertellen en oude liederen zingen in de donkere nacht die over de wereld lijkt te vallen. Als het zo donker dreigt te worden dat we het gezicht van onze broeder, onze vriend, onze naaste niet meer herkennen. Vertellen en zingen, om onszelf en anderen te herinneren aan de absolute waarden die de abrahamitische tradities in zich dragen, waar Sacks over schrijft:

“de waarden van de heiligheid van het – elk – leven, de waardigheid van het individu, de dubbele imperatief van rechtvaardigheid en compassie, de morele verantwoordelijkheid van de rijke voor de arme, de geboden om te houden de naaste en de vreemdeling, de volharding in vredige manieren om conflicten op te lossen en met respect te luisteren naar de andere kant van een verhaal, de vergeving van de verwondingen uit het verleden en in plaats daarvan de gerichtheid op een toekomst waarin de kinderen van de wereld, van alle kleuren, geloven en rassen, kunnen samenleven in genade en vrede.” (Niet in Gods naam, 302-303)  

Hij eindigt zijn boek met een oproep die vandaag niet luid genoeg kan klinken:

“Vandaag roept God ons – jood, christen en moslim – op om haat en haatprediking los te laten en eindelijk als broers en zussen te leven. Om trouw te zijn aan ons geloof en een zegen te zijn voor anderen, ongeacht hun geloof, en om Gods naam te eren door zijn evenbeeld te eren: de mensheid” (307).



Ochtendgloren

Beschouwing Posted on Sat, January 25, 2025 17:48:08

Als ik aan het eind van de middag met mijn auto onze straat in rij, zie ik bij de buren die in een verbouwde schuur wonen, nog steeds de verlichte kerstboom staan. Met de mistige dagen van afgelopen week, waande ik me bij die aanblik soms nog een beetje in de decembermaand. De laatste weken van een jaar hebben hun eigen sfeer. Het donker van de nacht blijft gedurende de dag steeds een beetje aanwezig. Dat wordt vaak versterkt door de kerstverlichting in de straat, in huizen, in etalages.

Na alle kerstdiners, knallend vuurwerk, appelflappen en oliebollen, volgt januari als een stille, sobere en kale maand. Een leegte die haast voelbaar is. Het voelen van die leegte en kaalheid heeft zelfs een eigen dag gekregen: blue Monday. En ik vraag me bij het zien van de paashazen en paaseieren in de supermarkt af: vinden we het te moeilijk om even in een periode van het jaar te verkeren waarin alles stil, kaal en sober is? Hebben we moeite om te leven met niets in het vooruitzicht?

Meer dan voorgaande jaren, viel het me op hoe het licht in januari al zoveel anders is als in december. In de ochtend loop ik altijd met Lewis langs de rivier. Afgelopen weken heb ik daardoor prachtige foto’s kunnen maken van het zonlicht. Ik merkte op hoe binnen twintig minuten op dezelfde plaats, het licht zoveel anders kon zijn. Dat de zon zomaar ineens kon verschijnen. Op zulke momenten voel ik hoe het licht mezelf vult. Ik voel de kracht van een belofte en dat zegent me met diepe gevoelens van dankbaarheid. Ik voel me: levend!

De kracht van de belofte is die van een nieuwe dag. Een nieuwe dag om te leven, te zorgen. Een nieuwe dag om mijn handen te openen, te vouwen. Een nieuwe dag om te lezen, stil te zijn, lief te hebben. Gedag te zeggen aan wie mij langs loopt. Ik ben – wederom – door de nacht gedragen naar het licht.

Het licht is niet vanzelfsprekend. Het duister, de donkerte wel. In het begin was er duisternis. Genesis – het verhaal van de schepping – vertelt ons dat klip en klaar: duisternis is het grondbeginsel. Duisternis is wat aan alles vooraf gaat. Samen met het bestaan van de Eeuwige. Dat is een boeiende paradox: de Eeuwige als bron van licht en leven bestond in het duister, God kán als Licht bestaan in het duister.

Het kan soms een verademing zijn, om te beseffen dat het duister al een plek had. Het hoeft niet weg, ook niet in onszelf. Maar er mag iets bij. De Eeuwige wil ons iets geven, er iets aan toevoegen: Licht.

Licht is de eerste fysieke verandering in het universum. Licht is er, omdat God wilde, verlangde (een daad van liefde!) dat er licht kwam: ‘Er zij licht!’ Het is het eerste woord van verbinding: het licht kan bestaan omdat er duisternis is. De nacht wordt aan de dag verbonden. Het is ook het eerste woord van scheiding. En alleen door te scheiden, door te begrenzen, kan iets op zichzelf bestaan: de dag naast de nacht.

Juist in de vroege ochtend, zo vlak voor het ochtendgloren, lijken de bomen langs de rivier het donkerst. Maar dan komt het Licht en in de stralen van licht wordt alles in glorie gezet. Mooi toch, dat woord ochtendgloren? Alles wordt ‘opgelift’, verheven.  

Licht is de voorwaarde voor al het andere dat de Eeuwige ten leven roept. Misschien is het daarom dat ik zo graag dat licht in de vroege ochtend ‘opvangen’ en ontvangen wil. Het spreekt mijn verlangen aan. Naar leven, naar zin om iets te doen. Een verlangen om ‘opgetild’ te worden. Om aan de slag te gaan, deze dag, in deze wereld. Om lief te hebben. Om lief te zijn. Even, in het licht van de vroege ochtend, is dat allemaal zo duidelijk: waartoe wij bestaan, dat de dag ons elke keer weer gegeven wordt. Vaak raak ik dat eerste aanvoelen zo snel ook weer kwijt, in de dagelijkse beslommeringen, in de donkere, bezorgde kanten van het nieuws dat ons informeert over ontwikkelingen in de wereld. In de donkerte van mijn eigen gedachten en gevoelens.

Dan pak ik maar weer eens de foto’s van de ochtend er bij.

Wij leven voor de dag, voor de dag die komt. In Gods grenzeloze licht, bestaan wij. Voor de Eeuwige, voor elkaar. De Eeuwige zegent ons, iedere dag, met een belofte van Licht. In dat licht mogen wij onszelf zien, onze geliefden, de vreemde ander, de vijandige ander, de bezorgde, angstige ander, de dieren, planten, alles wat leeft van Licht. En die hele schepping bij elkaar – vol paradoxen en rafelrandjes – mogen wij ook ‘verheffen’, door er de zegen van leven en goedheid over uit te spreken. De ander ‘optillen in en naar het licht’ door onze woorden, gedachten, daden. Zoals de Eeuwige deed bij de schepping. En zoals wij kunnen en mogen doen als we leven met en vanuit die Bron van het Licht, dan hebben wij Licht dat leven geeft!



Open handen

Beschouwing Posted on Wed, January 01, 2025 12:30:36

Eigen traditie getrouw begin ik de eerste ochtend van het nieuwe jaar met het luisteren naar Haydn’s Schöpfung. In de eerste aria zingt het koor zo mooi en krachtig:

‘Und eine neue welt, entspringt auf Gottes Wort!’

Een nieuw begin – dat is er alleen omdat het ons gegeven wordt. Door de Eeuwige. Met deze krachtige woorden op de achtergrond lees ik – ook eigen traditiegetrouw – de aantekeningen van Hans Bouma bij 1 januari in het boekje ‘Dus ik besta’. Ik laat zijn woorden tot me komen, waar hij beschrijft hoe God een God is die nabijheid zoekt. Hoe die nabijheid niet te regelen en organiseren valt, maar je overkomt. Dat God een God is die verlangt, naar de mens, naar jou, naar mij. Ons wil tooien in genegenheid, ons wil voltooiten. Die je onthult in je ware gedaante en je tot je bestemming brengt. Liefde, een en al liefde, die wil dat wij zijn. We kunnen die nabijheid van God niet regelen, niet organiseren. Het is een kwestie van ontvankelijkheid. Openstaan. Blokkades opheffen, je vrijmaken. Om te ontvangen en dan te ervaren hoe de Eeuwige je uit de aarde naar het licht tilt en Zijn aandacht als grond onder je voeten is. Stuk voor stuk prachtige, tedere woorden waarmee Hans Bouma dit beschrijft.

Aan het begin van wat komen gaat, wat verborgen in de tijd voor ons ligt en wat dat wat was in de tijd zal doen verdwijnen, laat ik deze woorden over me komen in tekst en muziek. Ik lees ze als een keus die ik mezelf voor ogen houdt. Het is de keus om met mijn handen open te leven. Om vrijuit te ontvangen. Om mijn verontwaardiging, mijn boosheid, mijn verdriet over tekort om te zetten in dankbaarheid. Om de blik die op mezelf is gericht, te verleggen naar de wereld die om me heen is. De stevige wind te voelen, het licht te zien, een medemens gewaar te worden in de blik van de ogen, een hand uit te reiken, een uitgereikte hand te durven beetpakken. Dat is leven met open handen. En bij elk nieuw begin mogen we onszelf uitnodigen om te kiezen om zó te leven, zonder vrees: met open handen. Om niet te twijfelen dat de Eeuwige, de grond van ons bestaan, goed is, leven wil, óns leven wil. Dat we ons mogen laten voeden, met Zijn verlangen om ons nabij te zijn. En dat we in dat vertrouwen, ook nabij ons zelf mogen komen. Onszelf mogen ontvangen. Het donker én het licht.

Haydn laat zingen dat op die eerste scheppingsdag alle donkerte, alle zwarte duisternis verdwijnt door de heilige stralen van Gods licht. Het koor antwoordt dat wanhoop, woede en terreur in hetzelfde licht verdwijnt. Op nieuwjaarsmorgen is het als de eerste dag: het licht is anders. We mogen ons er aan herinneren dat God élke dag een nieuw begin geeft. Een nieuw begin waarin dat wat was, mag verdwijnen. Daar waar we ‘nee’ geleefd hebben, we nu ‘ja’ mogen zeggen:

‘Ja, jij mijn leven! Ja, jij nieuwe dag! Ja, jij aarde! Ja, jij hemel! Ja, jij mijn lijf! Ja, jij mijn ziel! Ja, jij, Inge! Ja, jij mijn naaste! Ja, jij Eeuwige die ons leven wil, ons liefheeft en ons draagt!’

En, als ik het even vergeet, als ik even toegeef aan mijn bange of boze hart, als ik mijn handen weer eens vouw tot een vuist, wil jij ze dan openen? En als ik ‘nee’ zeg, wil jij me dan herinneren aan het ‘ja’ van de eerste dag? Laten we zo een ‘ja jij’ zijn voor elkaar!



Yehi

Beschouwing Posted on Fri, February 16, 2024 13:42:28

‘Laat er zijn…’, met die woorden gaf de Eeuwige ruimte aan alles om te zijn. In het Hebreeuws staat er ‘Yehi’. Ik moest er aan denken toen ik gisteren mijn manuscript, afgerond in december 2022, in écht boekvorm van uitgeverij Boekscout terug ontving. Daar is het – een boek, míjn boek.

De woorden die de Eeuwige spreekt aan het begin van de schepping, karakteriseren het Joodse geloof in de toekomst. De toekomst ligt open. Leven is tevoorschijn laten komen van dat wat nog niet was. In alles is die openheid naar de toekomst, het vooruitzien naar wat nog niet is, in het Jodendom merkbaar. De naam van de Eeuwige bijvoorbeeld: Ik zal zijn die ik zijn zal. Merk op dat niet duidelijk is ‘hoe’ de Eeuwige zal zijn. We kunnen de Eeuwige niet in een vorm gieten die altijd en overal herkenbaar en voorspelbaar is. Er is ruimte voor verrassing, voor toekomst, voor het ongeziene. Strek je, in het vertrouwen op de nabijheid van ‘Ik zal zijn’, uit naar de toekomst, beweeg de toekomst in – dat is wat onze roeping is.

“En nu nog met jou erbij of alleen jou” – appte een vriendin mij toen ik deelde dat ik de eerst geprinte versie van mijn boek in handen had. Ik deelde een foto waar ik zelf niet op stond. Ze daagde me uit om te gaan “staan” voor mijn eigen werk. Zichtbaar worden. Dat is niet de fase waar ik het meest naar uitgekeken heb, toen ik aan het schrijven was. Misschien heb ik ook nooit echt werkelijk geloofd dat die fase er ooit zou komen. Maar de toekomst is open en nodigt ons steeds weer uit om vanuit het verleden ánders te gaan leven. Nieuwe stappen te zetten. Nieuwe dingen de gelegenheid geven er te laten zijn. En dan – samen met anderen – vertrouwend zien dat de toekomst die voor ons uit gaat en waar wij in mogen stappen tov is omdat de Eeuwige altijd voor ons uitgaat: Ik zal zijn.



‘Kavod’ in 2024!

Beschouwing Posted on Sun, December 31, 2023 15:21:13

In een van mijn joodse lessen in Mussar lazen we het verhaal van een rabbijn die zijn leerlingen meenam naar een slachthuis. Daar moesten de leerlingen naar een geslacht dier kijken, opgehangen aan een haak, en om de beurten iets opnoemen wat mooi en schoon aan het dier was. ‘De tanden zijn mooi wit’, had bijvoorbeeld één van de leerlingen gezegd. Dit verhaal wordt gebruikt bij lessen over de karaktereigenschap eer, kavod in het Hebreeuws.

Schoonheid zien in dat wat geschonden, dat wat dood is. Schoonheid zoeken op plekken waar het stinkt, vies is, waar bloed vloeit. Dat gaat niet vanzelf, het is een oefening. Dit verhaal wordt gebruikt bij lessen over de karaktereigenschap eer. Het woord kavod wordt gebruikt als iemand iets van waarde heeft gedaan. Het woord is ook verwant aan het woord voor het schoonvegen van een vloer en ook verwant aan het woord voor de lever. Bij deze verwantschap gaat het om ‘reinigen’. De lever houdt het bloed in het lichaam schoon. Een andere verwantschap is die met het Hebreeuws woord voor ‘zwaar’, het opheffen van iets zwaars.

En dat is precies wat een oefening in ‘eer’ van ons vraagt. Een gewichtheffer moet moeite doen, al zijn energie en focus inzetten, om een fiks aantal kilo boven zijn hoofd te tillen. Een zelfde soort moeite vraagt het van ons om onze aandacht en focus te richten op dat wat schoon is, en het eren en waarderen waard. Sneller dan dat zijn vaak onze oordelen. In de tijd waarin we leven zijn we daar erg goed in geworden. Zodra iemand iets doet dat wij veroordelen, is die persoon niet langer onze eer waard. We leven in een cultuur van cancelen, veroordelen, beschimpen, vernederen en verrot schelden.

We leven ook in een wereld waarin het ook afgelopen jaar nog weer donkerder leek te worden. Een aanhoudende oorlog in Europa en Sudan en andere plekken in de wereld, een nieuwe uitzichtloze oorlog in het Midden-Oosten erbij. Een ontregeld klimaat waar op dit moment nog vooral planten en dieren onder lijden. Mensen op de vlucht. Mensen in armoede. (Jonge) mensen die uitzichtloos lijden en het leven niet meer willen. Waar zijn de kleine lichtjes die we nu nodig hebben om onze ogen op te richten? Om het uit te kunnen houden, hoop te kunnen houden?

Oefenen in eer is dát ook: leren om in de donkerte te kijken naar dat wat licht geeft, dat wat schoon is en het eren waard. In de ander – steeds opnieuw als je je oordeel al klaar hebt. Maar ook in jezelf. Want terugblikkend op dit jaar kun je van alles zien wat níet gelukt is, wat je níet goed gedaan hebt. Ons brein is nu eenmaal sneller geneigd om naar al het negatieve te kijken. Dat is onze natuur. Maar onze geestelijke natuur is de kunst te leren om in al het negatieve alle focus en aandacht te richten op dat wat goed, schoon, eervol is. Dat wat van God is en boven onszelf uitgetild mag worden.

En dat wat van God is, is de Levenskracht, de Levensadem. Alles wat niet van onszelf is – en dat is eigenlijk ook álles. Niets is van ons, zelfs ikzelf ben niet van mezelf.

Kavod, eer, betekent dat je iemand ‘opheft’. Een ander, de natuur, maar ook jezelf. Je tilt de ander, jezelf, uit boven dat wat je op het eerste oog lijkt te zien en zet het in een ander licht, Gods licht. Eer is een van de voorwaarden voor het ervaren van échte verbondenheid. Iets waar we zo hongerig naar zijn in deze tijd, in deze wereld.

Dan gaan we de wereld zien zoals de psalmist beschrijft in Psalm 24. De aarde, en al wat zij bevat aan leven, is van God. God is de Koning van de tijd én Koning van de Eer. Misschien kunnen we met zo’n blik, zo’n uitgangspunt, in het nieuwe jaar als het ware de functie van de lever in de wereld vervullen: elke stroom van oneer te zuiveren.

Ik wens je een eervol nieuw jaar toe!



Gaan zover je kunt, zelfs een kleine stap

Beschouwing Posted on Sun, September 17, 2023 11:20:33

Er is een nieuw jaar begonnen dit weekend. Althans, op de Joodse kalender: 5784.

Dat betekent dat ik afgelopen dagen veel Joodse lessen en overdenkingen ontving om het jaar mee te beginnen. Één van die overdenkingen raakte mij in het bijzonder. Het was die van rabbi Art Grand met als titel ‘Sparks of holiness’. 

In zijn overdenking vertelt hij een chassidisch verhaal over een koning wiens zoon ver buiten het koninkrijk reisde. Zijn vader, de koning, schreef hem een brief: ‘Kom thuis, ik mis je.’ 

Zijn zoon schreef een brief terug: ‘Ik mis jou ook en ik zou heel graag thuis komen, maar ik ben zo ver weg dat ik de weg terug niet meer weet.’

‘Het is goed’, antwoordde zijn vader: ‘ga zo ver je kan – zelfs al is het maar een kleine stap. En waar je ook bent, ik zal je vinden en je helpen om weer thuis te komen.’ 

Ontroering gaf het verhaal me. Ontroering bij de woorden dat je gemist wordt. Dat er iemand is die naar je verlangt, graag je (terug) ziet komen. Dat er een plek is, ‘thuis’, om naar terug te keren.

Ontroering ook over dat minimale wat maar nodig is, die ene kleine stap.

Rabbi Art Grand legt de parallel met de Eeuwige. De laatste woorden van de koning zijn de woorden van de Eeuwige aan ons: waar je ook bent, en ook juist als je het allemaal niet meer weet: een kleine stap, en Ik zal je zoeken, vinden en thuis brengen. 

We kennen allemaal zo’n plaats. Zo’n plaats waar je voelde dat er liefde was, een plaats waar je gezien werd. Een plaats waar alles klopte, je heel was. Misschien maar even. We hebben allemaal een plaats die we verlaten hebben, om wat voor reden dan ook, en die we – terugkijkend – zijn gaan missen, al vinden we het misschien moeilijk dat hardop toe te geven. Om toe te geven dat we de weg kwijt geraakt zijn. Doordat we ons tekort gedaan voelde, gekwetst, ongezien. Of dat we uit boosheid zijn weggegaan, of teleurstelling of angst. 

Wat er ook gebeurd is, hoe ver we ook gegaan zijn, maar ‘nu’, vandaag, ieder moment kunnen we die ene kleine stap weer nemen. 

Dat is hoe we heiligheid, heelheid, kunnen ervaren. 

Het is niet ver bij ons vandaan. Wij kunnen het volbrengen. Slechts één kleine stap. Zoals Jonathan Sacks zou zeggen, er is geen enkel lot wat eeuwigdurend is, niets wat ooit ongedaan, omgekeerd, kan worden. Maar het vraagt wel een omkeer (Teshuva) van ons, het vraagt een kleine stap.

Want er wordt op je gewacht, je wordt gemist, er is een thuis. Er is Iemand die ons tegemoet komt (wat een troost in deze tijd vol onvermogen om te wachten of tegemoet te komen!) en ruimte geeft om te stoeien, te groeien, weg te lopen en weer terug te komen, te mislukken en te lukken, te vergeven en vergeven te worden, geheeld te worden en te helen. 

Dat is de weg van Joods nieuwjaar naar Jom Kippoer (grote verzoendag), tien dagen op weg, elke dag een stap. 

Shana Tovah! 

De overdenking van Art Grand is hier te lezen



De zevende dag uitroepen!

Beschouwing Posted on Sun, August 13, 2023 07:02:01

Afgelopen week verbleef ik in een klein bergdorpje in de Zwitserse bergen. Een paar huizen, een klein winkeltje, op elke hoek een waterfontein én natuurlijk een kerk met een mooie ranke spits.

Een van de nachten kon ik de slaap niet vatten. Ik luisterde naar de klok van de kerk en probeerde het systeem te ontdekken waarmee de tijd werd aangeduid: vier slagen voor het hele uur gevolgd door het aantal slagen van het uur, één slag voor het eerste kwartier, twee slagen voor het halve uur en drie slagen voor het laatste kwartier. 

Zo gaat het de hele dag door. Maar vanochtend, op zondagochtend, om zes uur ging het anders: de klokken luiden in een prachtige melodie galmend, weerkaatsend door de bergen. Het prachtige geluid maakt me wakker: deze ochtend is anders dan alle anderen, het is zondag!

Niets is toeval, maar soms valt iets je toe. Als een gift ‘van de Andere kant’. Afgelopen week bestudeerde ik in de ochtend het commentaar van Jonathan Sacks bij een tekst uit Leviticus 21:1- 24:3. Dit gedeelte wordt parasja Emor genoemd en gaat over twee soorten heiligheid: van mensen en van tijd. In dit gedeelte gaat het over de Joodse feestdagen, wanneer ze gevierd moeten worden. Het gaat hier dus om een ordening van de tijd. De Joodse kalender is zowel een maan- als een zonnekalender. De maandkalender is gericht op de maanden en de zonnekalender op de seizoenen van het jaar. Jonathan Sacks legt uit dat de sabbat, de rustdag, op geen van beide is gericht. De sabbat heeft zijn eigen unieke ritme. De zevendaagse week die in geen enkele andere tijdrekening van de Oudheid voorkwam (Jonathan Sacks, Leviticus, p. 296).

Behalve dat de sabbat, anders dan de feestdagen, geen van de kalenders volgt is er volgens Sacks nog een verschil: de feestdagen zijn het initiatief van mensen, maar de sabbat is heilig omdat het een besluit, een initiatief, van God is. Het is de heilige tijd die God Zelf schept, geeft (Genesis 2:3, de enige plek in Genesis waar het woord ‘heilig’ gebruikt wordt).

In alle feesten die gevierd worden komt steeds het getal zeven terug. Dat kun je lezen in deze passage waar beschreven staat wanneer de feesten gevierd moeten worden. Zo verwijzen de feesten steeds weer terug naar God die tijd heilig maakt, want het getal zeven is het getal van de heiligheid. 

Een zevendaagse week – zo bracht God ordening aan in de natuur en de zevende dag verwijst naar deze Ene, Eeuwige die alles overstijgt en met niets in de natuur te vergelijken is. 

In dit gedeelte staat iets opmerkelijks over de sabbat, Leviticus 23:1-4. Er staat dat de Israëlieten de sabbat een heilige samenkomst is die ze moeten ‘uitroepen’. Uitroepen is een daad, een activiteit, iets dat je doet. Tijd is niet uit zichzelf heilig. Dagen kunnen ons door de vingers glippen als we niet ons bewustzijn richten. Het is een opdracht om tijd te heiligen, als een ontmoetingsplaats tussen mensen en God. 

Heilige tijd ontstaat als we al onze beslommeringen en activiteiten, al onze eigen verlangens, alles wat tijd in beslag neemt (soms heel simpel het scrollen door sociale media) bewust opzij zetten, misschien wel voor een hele dag, en reageren op het initiatief van God: deze dag, deze tijd, is anders. Op de sabbat nodigt God uit, een dag waarop je handen leeg en rustig open mogen zijn om te ontvangen. Om niet te blijven hangen in onze eigen beperkte werkelijkheid, maar om De Eeuwige – datgene wat ons allemaal overstijgt – toe te laten in ons leven, in ons denken, in ons voelen, in onze intieme relaties, in de manier waarop we eten: heiligheid – ruimte voor God – mag alles doordringen! 

Deze dag is anders dan de andere dagen. En de kerkklokken van Ramosch roepen dat vanochtend luid en duidelijk uit! 



Next »