Blog Image

Een dag samen eerlijk-zijn

Uncategorised Posted on Sun, October 20, 2019 15:27:18

Het is al weer even geleden, de Jom Kippoer viering op 10 oktober, waar ik beloofd had over te schrijven. Ik woonde deze viering bij in de liberale synagoge in Amsterdam. Voor het laatste onderdeel van de 24-uur durende dienst stroomde de synagoge weer helemaal vol. Sommigen waren even naar huis gegaan om een paar uur te rusten. Er mag op deze dag namelijk niets gegeten én niets gedronken worden. Zo ervaart men lijfelijk een dag van inkeer en schuld belijden. We bezongen met elkaar wat we hebben nagelaten, de fouten die we hebben gemaakt en met elk concreet voorbeeld sloeg men zich met een vuist op de borst. Ik moest denken aan de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar die beiden naar de tempel opgingen om te bidden. Het ‘zie mij eens!’ tegenover het ‘wee mij!’ Het contrast in onze samenleving is bijna net zo sterk: het gebod tot succesvol moeten zijn en gezien moeten worden tegenover de maatschappelijke afstraffing als er een publiek figuur een fout begaat.

We bezongen met elkaar ook al wat we wél hebben gedaan. Dat was een ontroerend lied: we hebben gehouden; we hebben hulp geboden; we hebben gegeven. We hebben het beide in ons: de neiging tot het kwade (yetzer ha’ra) en de neiging tot het goede (yetzer tov).

Aan het einde culmineert de dienst zich tot een smeekbede als ‘de poorten zich sluiten’ (Neilah, ‘het sluiten van de poorten’, is het laatste onderdeel van de viering). Mogelijk verwijst dit naar de tempelpoorten die aan het einde van de dag gesloten werden. In spiritueel opzicht gaat het over de hemelpoort, die zich zal sluiten na het opnemen van alle gebeden die horen bij het zielsonderzoek van de laatste maand van het jaar.

Plotseling werd ik dicht tegen mijn buurvrouw aangedrukt, die zorgzaam haar gebedsmantel over mijn hoofd heen trok. Het was een vreemde ervaring, we stonden zo samen als het ware te schuilen onder haar gebedsmantel. Om mij heen zag ik hele gezinnen onder gebedsmantels staan. Ook dat was een indrukwekkend beeld. Het drukte uit hoe wij allemaal onder de vergeving van de Ene leven en die beschutting nodig hebben. In het slotgebed wordt gesmeekt tot de Eeuwige: bezegel ons, in het boek van Leven!  

Tijdens deze Jom Kippoer liet de joodse gemeenschap waar ik te gast was mij God kennen als een God die ons de kans en de verantwoordelijkheid geeft om onze fouten toe te geven. De Eeuwige heeft een groot geloof in ons en onze moed daartoe. God is een vergevende God.

Ik was onder de indruk van deze gemeenschap die met elkaar concreet gestalte geeft aan dit geloof. Mensen – heen en weer getrokken tussen goed en kwaad – zo menselijk bijeen. Mensen die ruimte creëren voor een dag samen eerlijk zijn, voor het voelen van schaamte en dan aan het eind van de dag elkaar te zien door de ogen van de Ene, van wiens vergeving en genade ieder mens afhankelijk is. God vergeeft ons waar wij steken laten vallen en in die vergeving geeft God ons nieuwe kracht om te helen wat wij beschadigd hebben, weer heel te maken wat wij gebroken hebben. Dat is nog eens een gezamenlijke belijdenis in een tijd waar zoveel als onvergeeflijk gehouden wordt en ‘succes’ en ‘geluk’ afgoden zijn geworden die weinig ruimte open laten voor misstappen, fouten en mislukking. Wanneer een gemeenschap zo’n geloof heeft en dit zo met elkaar ritualiseert in iets dat voelbaar is, kan een gemeenschap een helende kracht zijn in de menselijke ontmoeting juist op die plaatsen waar wij verwond en gebroken hebben. Je hoeft het niet alleen te dragen.



Met de toekomst in handen

Beschouwing Posted on Sat, September 28, 2019 18:47:56

Morgen is het Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar. Het nieuwe jaar wordt verwelkomd met appels en honing. ‘Een zoet nieuw jaar!’

Afgelopen maand (Elul) stond in het teken van het zielsonderzoek. Ik realiseerde me nu sterker dat Rosj Hasjana (nieuwjaar) éérst gevierd wordt en dan tien dagen later pas Jom Kippoer, de Grote Verzoendag. Je zou denken dat het logischer is om, vóór het begin van het nieuwe jaar, eerst te belijden waar je spijt over hebt in het afgelopen jaar, wat je anders had willen doen en wat je voorneemt om in het komende jaar ook dáádwerkelijk anders te doen. Maar zo is de volgorde niet. Joden luiden eerst het nieuwe jaar in, en kijken dan om naar het verleden. Die volgorde is niet toevallig. Zoals bij alles in het Jodendom zit er een verhaal achter.

Jonathan Sacks (opperrabbijn van Groot-Brittannië tot 2013) heeft dat afgelopen week uitgelegd. Zijn uitleg geef ik graag door, er zit zo’n mooie les in. Nee, meer dan een les: een goddelijke belofte.

Hij wees op de overlevers van de holocaust. De meesten van hen spraken niet over hun traumatische ervaringen. Niet met hun echtgenoten, niet met kinderen. Soms zwegen ze voor 40, 50 jaar en soms hun hele verdere leven lang. Ze bouwden het land Israël op, ze kregen kinderen en kleinkinderen. Ze verzekerden eerst de toekomst. Daarna was er eventueel ruimte om achterom te kijken, naar alle verliezen die geleden zijn. In het Jodendom komt de toekomst altijd eerst. Kijk je achterom zonder de toekomst zeker gesteld te hebben, dan wordt je tot het zout van tranen. Een zoutpilaar, zoals de vrouw van Lot.

Eerst Rosj Hasjana, eerst aan het nieuwe jaar beginnen. Vol vreugde en blijdschap, de toekomst ligt open. In de synagoge gaat de lezing op die dag over geboorte: de geboorte van Isaak en de geboorte aan Samuel. Twee zonen voor twee moeders die al lang dachten dat hun verleden groter was dan hun toekomst. Toch gaat het leven door. Zoals steeds in de Tora, zoals steeds in het Jodendom.

Dan Jom Kippoer, dit jaar op 9 oktober. Vierentwintig uur is de joodse gemeenschap bij elkaar in de synagoge. Een intense dag vol van vasten, bidden, lezen, zingen en bezinnen met als hoogtepunt Neilah (daar zal ik na die dag over schrijven). Die dag lezen ze met elkaar het boek Jona, wat als boek ook wel wordt gezien als ‘de hele Tora in één’. De profeet die onder zijn verplichtingen aan God uit probeerde te komen, maar tevergeefs. De profeet die genoegzaam wil toezien hoe die slechteriken van Ninevé uitgeroeid zullen worden door Gods hand. Jona die treurt over een verdorde vijgenboom en God? Die lijdt vooral aan het lot van al die mensen die wankelen tussen goed en kwaad. God die spaart, vergeeft, die altijd weer blijft geloven in de teshuva, de omkeer, van mensen. Dat is de God die steeds blijft geloven dat de toekomst altijd anders kan zijn dan het verleden, dat de toekomende mens altijd meer te leven heeft dan zijn geestelijke dood(slag) in het verleden.

God geeft ons eerst de toekomst in handen, zo leert ons de Tora. Zo leert echter niet altijd onze ervaring. Soms blijft het verleden altijd als een schaduw. Of is dat de schaduw door de wolk boven ons, de wolk van Gods aanwezigheid, zoals ooit het joodse volk dat ervaren heeft tijdens de lange weg die ze moesten gaan? De toekomst in, daar ver voorbij dat smalle pad door de waterdood.

Met de toekomst in handen, is het makkelijk om te kijken naar wat geweest is. De gemiste kansen, de geleden pijn, de tekortkomingen, de tranen om alles wat ergens een barst vertoont. Misschien door je eigen toedoen, misschien door je nalaten. Misschien je toegedaan, door mensen die nalieten. Spijt betuigen en spijt aanvaarden. Vergeven en vergeven worden. Met de toekomst in handen, is het makkelijker om je lot te dragen en te delen. Om samen de toekomende mens te zijn waar God in gelooft. Sjana Tova!



Reisgenoot op de weg van de ziel

Uncategorised Posted on Sun, September 15, 2019 12:00:18

Het doel van het zielsonderzoek in de maand Elul is de voorbereiding op de Heilige dagen van het jaar. Zo wordt in een maand uitgedrukt wat eigenlijk gezien wordt als de reis van het leven met als doel ‘sh’lemut’ en ‘kedusha’: heel worden en heilig worden. In het Engels liggen deze woorden heel dicht bij elkaar: ‘wholeness’ en ‘holiness’. Heilig worden door heel te worden, of andersom, heel te worden door heilig te worden.

Het pad van Mussar is bedoeld om daarnaar toe te leiden. Daar zijn een paar dingen voor nodig. Allereerst de middot (karaktereigenschap) ‘anavah’. Anavah wordt in het Nederlands vaak vertaald met nederigheid. Maar dat woord heeft heel veel associaties die in het Hebreeuwse woord niet zo gelden. Bij nederigheid denken we al gauw aan onderdanigheid, de minste zijn, de onderdanige positie innemen, de ander meer gunnen dan jezelf. Maar anavah is de onopgepoetste en eerlijke inschatting van wie je bent. Het is het midden tussen arrogantie (je ziet niet meer waar verandering nodig is) en te geringe zelfwaardering (je gelooft niet dat je in staat bent tot verandering). Nederig zijn is niet méér zijn dan je zou moeten zijn. Het is je plek innemen, maar niet meer ruimte innemen dan je nodig hebt.

Nederigheid is nodig om het pad naar heel en heilig worden te kunnen lopen. Een helder zicht op jezelf laat zien waar je staat en waar verandering nodig is. Het is een onherroepelijk element van de Cheshbon Nefesj, het zielsonderzoek. Vanuit de plek van nederigheid kun je de ander de ruimte geven om je te helpen groeien. Daarbij kom ik bij het tweede dat nodig is: een chevruta.

Zielsonderzoek kun je niet op jezelf doen. Immers, er zijn altijd aspecten van onszelf die we heel goed voor onszelf verborgen kunnen houden. Soms doen we dat omdat verandering ook pijn doet en we die pijn niet willen. Op andere momenten houden we het voor onszelf verborgen omdat we bang zijn dat het ons imago schaadt en we liever beter en mooier bij de ander over willen komen. Chevruta stamt van het Hebreeuwse woord voor ‘vriend’ (chaver). In veel joodse scholen wordt geleerd met een chevruta, een studievriend. In chevrutaparen wordt een tekst gelezen, geïnterpreteerd en toepast op het eigen leven. Door een studievriend te hebben, leer je voorbij je eigen perspectief kijken. En als het eerlijke studievriend is ben je in staat om elkaar te bevragen op het groeiproces van je ziel. Een eerlijkheid die soms pijn doet, zoals je een pleister van een wond trekt om de wond beter te laten genezen. Een eerlijkheid waar nederigheid voor nodig is maar tevens ook nederigheid brengt. Iemand die de angel uit je ziel haalt maar ook je ziel balsemt.



Cheshbon nefesh

Uncategorised Posted on Wed, August 28, 2019 12:05:37

Als kind ben ik opgevoed met het idee dat het in de Joodse godsdienst om wetten en geboden gaat en dat het verschil met het christelijk geloof is, dat wij door Christus zijn bevrijd van het juk dat deze wetten geeft. Nu ik al een tijdje het joodse jaar volg en wekelijks de bijbehorende parasja’s lees (de Thora is opgedeeld in stukjes die op de sabbat gelezen worden, dit noemt men de parasja) en bestudeer, ga ik hier meer genuanceerd over nadenken.

Ook in het Jodendom gaan de wetten niet zozeer om het kunnen ‘behalen’ van een maatstaf. Veel wetten kun je beter zien als rituelen die het leven ordenen en je helpen in het proces van dagelijks bewust-zijn. Aan al die wetten ligt het geloof in heelwording (tikkun) ten grondslag. Joods geloof is zeer krachtig in de overtuiging dat een mens zich kan ontwikkelen ten goede en dat het leven gaat om die groei. Een tijdje terug was ik bij een lezing van een rabbijn die, voordat hij aan zijn kopje koffie begon, een zegenspreuk uitsprak. Voor mij werd zo’n alledaags moment door zijn handeling doorbroken met Gods aanwezigheid. Sindsdien heb ik de joodse ochtendspreuk naast mijn bed liggen om uit te spreken zodra ik wakker word: ‘Ik dank U, levende Eeuwige Koning, dat U genadevol mijn ziel hebt doen terugkeren. Uw trouw is groot’. Soms denk ik dan dat door alle reformaties er eigenlijk maar heel weinig rituelen zijn overgebleven die ons helpen God present te stellen in het alledaagse en die ons helpen in onze alledaagse bewust-zijn en zielsgroei.

Aanstaande zondag begint een nieuwe maand. Dit jaar valt de gehele maand september samen met de joodse maand Elul. Het is de maand die voorbereid op de Hoge Feesten: Jom Kippoer (Grote Verzoendag) en Rosj Hasjana (joods nieuwjaar). In het Aramees betekent elul ‘zoeken’. In deze maand gaat het om het doen van zelfonderzoek. Joden worden opgeroepen om een ‘cheshbon nefesh’ te ondernemen, een onderzoek van de ziel. Jom Kippoer gaat over het in het reine komen met God en je medemens, om zo het nieuwe jaar goed te beginnen. Voor joden is dit niet een onderzoek dat je alleen uitvoert. Het is de bedoeling dat je elkaar in groepjes van twee of drie ondersteunt, door elkaar aan te moedigen maar ook scherp te zijn naar elkaar voor spirituele groei. Jezelf openleggen voor je eigen eerlijkheid en voor die van de ander. Laat je jezelf hierin toe? En een ander? Door je in de maand Elul te richten op zielsonderzoek raak je weer verbonden met jezelf, met de ander, met de door God gegeven aarde.

Zo’n maand van georganiseerde zelfreflectie, weer in balans brengen van onze relatie met onszelf, de ander, God en de wereld, kan heel helpend zijn om bewust te leven en het nieuwe jaar in te gaan. Je bent een ziel en hebt een lichaam, hoor ik in mijn joodse Mussar studiegroep steeds zeggen. Het lichaam verzorgen we met voedsel, kleding, beweging. Onze ziel is echter veel wezenlijker en hoe verzorgen we die?

Rituelen, voorschriften, maar ook eenvoudiger ‘gebruiken’ kunnen helpen in onze zielhygiëne. Dagelijks zou je zulke momenten kunnen creëren, en zo af en toe is het tijd voor een najaars-schoonmaak: waar ontbreekt het mijn ziel aan? In welke ‘atmosfeer’ leef ik eigenlijk? Is wat ik denk en doe, tegen mezelf en anderen zeg, waar ik me mee voed, wel goed voor mijn ziel? Welke karaktereigenschappen (midot) zijn vervormd, onder het stof geraakt door vaste patronen en slechte gewoonten? Wat vraagt van mij om teshuva (inkeer, omkeer)?

Elul duurt veertig dagen. Veertig dagen als symbool voor een leven-lang. Een leven-lang werken aan je spirituele curriculum. En ieder jaar is er een maand om je te laten doordringen dat het leven hier om draait. Elul eindigt met Rosj Hasjana. Op Rosj Hasjana is alles in de synagoge in het wit gehuld: de ark, de thorarollen en ook de voorganger (chazan). Het wit staat symbool voor de overgave aan God. Elul is de voorbereiding op die hernieuwde ontmoeting met God en overgave aan de Eeuwige. Het is de uitdrukking en ervaring van het geloof in verandering, dat elk moment een moment van omkeer kan zijn. Het is de uitdrukking van het diepe besef dat je niet van jezelf bent, maar dat je ziel door God gegeven is. Je ziel is de zegel van God in een weerbarstige wereld van vallen en opstaan, slijten en slijpen.

Komende maand schrijf ik op dit blog meer over de cheshbon nefesh aan de hand van joodse spiritualiteit.



Rachamim

Beschouwing Posted on Sat, July 13, 2019 12:09:51

Afgelopen week schoof ik aan tafel bij mussarniks. Zij, allemaal
joods, volgen het spirituele pad van Mussar. Al een lange tijd heb ik interesse
in de joodse mystiek. Dat wakkerde aan toen ik een jaar geleden een studieweek taoïsme
en tai chi volgde en tegelijk me verdiepte in Martin Buber. Buber vond in het taoïsme
sporen van zijn eigen traditie terug. Ik werd nieuwsgierig: waar raken joods
denken en taoïsme elkaar? En zo ging ik op zoek en kwam ik terecht bij Mussar.
In Safed (Israël) ontmoette ik in de meivakantie het bestuur van de Nederlandse
Mussarbeweging. Dat was geen toeval in de betekenis zoals men dat gebruikt,
maar iets dat mij toe viel van andere zijde. Het voelde alsof ik op een spoor
werd gezet en zo werd het contact tussen mij en de Mussarbeweging bij
terugkomst van mijn reis voortgezet.

Mussar is hebreeuws voor ‘correctie’ of ‘instructie’. Het is
een manier van leven waarin gewerkt wordt aan meer bewustzijn voor innerlijke
houdingen van waaruit men met zichzelf en de wereld omgaat. Het doel is sh’lemut,
of te wel ‘heelheid’. Heelheid en heiligheid liggen hierbij dicht bij elkaar
(zoals in het Engels: wholeness en holiness). Mussar stelt het leven voor als
een curriculum waarin je werkt aan je zielseigenschappen.

In de studie van deze week stond de eigenschap ‘compassie’ centraal. Rachamim,
in het Hebreeuws. Ik wil er hier op mijn blog over schrijven, omdat in deze
eigenschap zoveel samenkomt van waar ik de laatste keren over geschreven heb. Allereerst het ‘dragen’: het woord rachamim komt van rechem, wat
vertaald kan worden met ‘baarmoeder’. De plaats waar de moeder het ongeboren kind draagt. De plaats van allergrootste nabijheid en onvoorwaardelijkheid. Moeder en kind zijn niet afgescheiden, maar één. Samen maken zij deel uit van één lichaam tot aan de geboorte. Er is alleen sprake van ontvankelijkheid, alle ruimte gevend aan dat specifieke leven dat zij in zich draagt, alle ruimte aan verandering en groei, aan wat komen gaat en wat/wie zij nog niet kent.

Maar als stam van hebreeuwse letters (resj
– chet – mem) betekent rechem ook ‘liefhebben’. De liefde van de moeder, maar ook van de vader zoals in Psalm 103:13 naar voren komt:

‘Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen, zo liefdevol is de Heer voor wie hem vrezen’.

In dat vers wordt rechem (compassie) voorgesteld als de liefde in een vader-kind relatie en nog sterker, deze compassie wordt gezien als goddelijke kwaliteit.

Terwijl ik deze beelden en betekenissen aan het herkauwen
ben (en ik ben er nog niet mee klaar dus op dit blog nu alleen wat losse,
wellicht onsamenhangende gedachten) dacht ik aan het beeld van het lichaam dat
Paulus gebruikt als hij spreekt over de gemeente van Christus. De gebruikelijke
uitleg die ik vaak hoor is dat dit betekent dat we niet zonder elkaar kunnen, dat
we elkaar nodig hebben en dat we elkaar moeten dienen met onze talenten. Zou
het in dit beeld ook niet gaan om het ervaren van niet-afgescheiden zijn, door
de ander zo nabij te laten dat hij/zij onder je huid kruipt en je met elkaar
dragen kunt, als voorwaarde voor het werken aan onze zielseigenschappen, zoals
compassie? Net zo vol ontvankelijkheid en onvoorwaardelijkheid, niet wetende wat/wie we worden gaan, net zoals een moeder bij haar ongeboren kind? Zouden we ons daar niet minstens in oefenen?

Tegenover rachamim wordt ‘din’ geplaatst. Din gaat
over rechtspraak, een ander woord is ‘gevoera’, het oordelen. In het
oordelen nemen we juist afstand van de ander. Mussar verklaart dat we eerder
geneigd zijn tot het oordeel dan tot compassie, omdat we onze afgescheidenheid
(de dualiteit) makkelijker waarnemen dan onze eenheid. En heel soms verpakt
compassie zich in het oordeel. Bij Mussar gaat het om het ontwikkelen van de
spirituele souplesse om te schakelen tussen compassie als compassie en
compassie als oordelen.

Hoe dan ook: compassie is een kenmerk van relaties waar je
elkaar zo nadert dat de muren van het ego verlaagt worden, dat wat ons afgescheiden houdt
opgeheven wordt en we eenheid ervaren.

Over God wordt gesproken als Ha’El
Ha’Av Ha’Rachaman:

‘God, de meelevende Vader’.



Kies dan het leven!

Beschouwing Posted on Wed, May 08, 2019 15:22:37

“En hier ben jij. Hier ben jij! In het heilige heden. Ik kan
je niet genezen – niemand anders kan dat – maar ik kan jouw keuze om de
gevangenis in je gedachten af te breken, steen voor steen, met je vieren. Je
kunt niet veranderen wat er is gebeurd, je kunt niet veranderen wat je hebt
gedaan of wat je is aangedaan. Maar je kunt ervoor kiezen hoe je nú leeft. Mijn
lieve schat, je kunt ervoor kiezen om vrij te zijn.”

Dat schrijft Edith Eva Eger in haar boek ‘De Keuze’. Ik heb in Israel
fragmenten uit dit boek gelezen. Eger houdt ons net als Mozes de keus voor: ‘Kies
dan het leven!’ Zij koos voor het leven, ondanks haar ervaringen in Auschwitz
waar ze haar ouders verloor en waar ze danste voor Josef Mengele. Zij weet ook
dat er dingen zijn waarvoor je niet kiest. Herkenbare woorden voor hoe
traumatisering werkt:

“Er zijn altijd twee werelden. De ene waarvoor ik koos en
de andere die ik ontken maar die zich zonder mijn toestemming ertussen dringt.”

Deze fragmenten uit haar boek kwam bij me terug naar
aanleiding van feedback die ik kreeg op mijn vorige blog. Ook ik beweeg me
liever van (mijn) wonden weg door te verhullen in abstracte woorden en zinnen.
Door niet ‘ik’ te zeggen. Mijn gevangenis, mijn stenen, mijn gesloten graven
waar het licht van het Leven niet naar binnen schijnt omdat ik de stenen er
angstvallig voor probeer te houden. Dat zijn keuzes die ik maak. Ik kan ook
andere keuzes maken, laat Eger mij zien. Mijn waardigheid ligt in het feit dat
ik vrij ben in de keus wat ik met mijn wonden doe. De weg naar Leven, de weg
naar opstanding, die kun je alleen zelf in slaan. Als ik stop met het verhullen
van mijn wonden, dan onthul ik ook mijn verlangen. Dan zou ik kunnen zeggen dat
ik verlang naar de vrijmoedigheid van spreken die ik bij Eger zie en naar de
verbinding met en nabijheid van mensen die daardoor tot stand komt.

Leven, verschijnen, in het heilige heden. Zoals Jezus na
zijn dood. Geloven dat dat kan, ondanks je dood.

Er zijn mensen om me heen, soms als auteurs van rijke boeken
en soms ook als mensen van vlees en bloed, die me steeds weer herinneren aan de
Liefde. Want daarmee stond Eger in Trouw afgelopen weekend, haar citaat:

“Het
is de liefde die me heeft gered.”



Breken en zegenen

Beschouwing Posted on Mon, May 06, 2019 17:14:32

Rillend van de kou, doorweekt door regen en hagelstenen,
máár: op paasmorgen stond ik er, in de graftuin in Jeruzalem. Het is druk in
deze eeuwenoude stad. Christenen zijn gekomen om Pasen te vieren, Joden zijn
gekomen om Pesach te vieren. Feesten van bevrijding, van opening naar leven in een
nieuwe toekomst. Omringd door mensen uit tal van landen, sta ik rond een open
graf. We bidden, zingen en lezen het verhaal van de opstanding in het
Hebreeuws, Arabisch en Engels. Samen drukken we uit dat we geloven dat dood te
overwinnen is door leven. Samen herdenken we met brood en wijn dat Leven
voortkomt uit gebroken-zijn. De voorganger bidt aan het eind en zegt dat de
hoop voor dit verscheurde land in deze Messias ligt die alle tegenstellingen
verenigt. In Hem geen man of vrouw, geen jood of Palestijn, in Hem: eenheid. Pasen
en Pinksteren valt op deze plek samen.

Ik voel in mijn lijf de kracht van dit unieke, maar toch ook
zo vreemde geloof. De overgang die we met Pasen vieren, is de overgang dat met
Jezus God zijn intrede doet in ons lichaam, schrijft Anselm Grun in Vasten. En zo gaat wie gelooft, van de
dood over naar het leven (Joh. 5:24). Het is geen gebeuren, geen geloof voor na
dit leven, maar voor ons bestaan in het hier en nu. De opstanding voltrekt zich
in de ontmoeting. De graftuin wordt de tuin van liefde. Anselm Grun zegt
daarover dat in ons lichaam, in onze innerlijke ruimte, op de bodem van onze
ziel deze liefdestuin ligt als we de opgestane ontmoeten. Dat zijn ontroerende
en rijke gedachten.

Ze krijgen nog wat meer invulling als ik die week Henri
Nouwen lees. “De grote geestelijke reis die we te maken hebben, is de geliefde
worden”, schrijft hij in Een parel in
Gods ogen
. Dat begint met de erkenning dat wij uitverkoren zijn. In een
land als Israël klinken deze woorden wat beladen, ik heb er moeite mee. Maar Nouwen
maakt duidelijk dat in Christus iederéén uitverkoren is. Als het graf open
breekt, breken alle tegenstellingen en grenzen in onszelf en tussen ons en de
ander open. God kiest mensen, en die keuze is gebaseerd op Gods ontferming.
Gods keuze sluit niemand uit. Vanuit de erkenning dat wij de geliefde zijn,
kunnen we ook ervaren dat we gezegend zijn en tot zegen kunnen zijn. Dat gaat
niet zonder Jezus opdracht: ‘Neem uw kruis op’. Aanvaard dat je gebroken bent,
dat het bestaan breuken kent die soms dwars door je merg en been gaan.
Accepteer je wonden als iets van jezelf.

De ochtend na Paaszondag trekken Joden haastig aan mij voorbij.
Ze zijn op weg naar de Klaagmuur. Daar stellen ze zich onder de
hogepriesterlijke zegen. Over onze gebrokenheid schrijft Nouwen: ‘stel het
onder de zegen’. Ook wij kunnen die beweging maken. Onze wonden onder de zegen
stellen en weten dat we – ondanks onze pijn – de door God Geliefde zijn. Jezus
is de Eersteling van de nieuwe schepping, hij gaat ons voor (Kol. 1:18). Als
Gods Geliefde werd zijn gebrokenheid, werden zijn wonden, tot zegen. Het lijden
werd een weg tot diepere ontmoeting en ervaren van gemeenschap. Zo komt alles
bij elkaar: de liefde in de Geliefde zijn, de wonden van het gebroken zijn, en
de zegen van nieuw Leven.



Palmpasen

Beschouwing Posted on Sun, April 14, 2019 15:38:29

De overdenking gaat vandaag over Jezus’ intocht in Jeruzalem. Natuurlijk, dat is eigenlijk altijd zo geweest op de zesde zondag in de veertigdagentijd. Toch hoor ik het verhaal vandaag anders. Nee, ik hoor het niet anders, ín mij is het anders. En ik luister een beetje anders wanneer ik mij bedenk dat ik precies over een week de paasdienst in de Graftuin zal bijwonen. Pasen: dit jaar in Jeruzalem.

Vandaag begint de stille week. Vandaag is alles nog goed. Mensen kijken veelbelovend naar Jezus terwijl hij de stad van vrede binnen rijdt. Op een veulen doet hij dat niet als strijdende heerser. Die week zal alles anders lopen dan mensen in hun optimisme hadden gedacht. Ik hoor de voorganger zeggen: ‘Mensen gaan liever om de pijn heen’.

Deze week begint met optimisme maar eindigt met hoop. Optimisme rekent niet op verwonding en lijden. Hoop bestaat dankzij de verwonding en het lijden. Zoals de verheerlijkte Christus de tekenen van zijn wonden in zijn lichaam droeg.

Op Aswoensdag verscheen er in het Nederlands Dagblad een gedicht van Rikkert Zuiderveld. Hij had het geschreven bij een foto die Mirjam van der Vegt had gemaakt. Het was een foto van het beeld van Jezus dat in de oude abdij in het Belgische Drongen hangt. De foto en het gedicht hebben mij die dag erg geraakt. Ik heb het bewaard om aan het begin van deze stille week te delen op dit blog.

Jezus als lotgenoot. Eerder schreef ik over de lezing van Halík die ik bijgewoond heb. Hij brengt voor mij ontroerend en diepgaand onder woorden hoe geloof en verwonding samenhangen. Ik herinner mij zijn scherpe woorden: als je de wonden niet gezien en gevoeld hebt, heb je geen recht te belijden ‘Mijn Heer en Mijn God’. Het is in de wonden van Christus, in zijn uitgestoken hand naar mij met daarin de tekenen van zijn lijden, die me uitnodigt mijn verwondde handen uit te strekken. Zo hangen wij samen, de verwondde Jezus, de verheerlijkte Christus, en mijn verwondde maar hoopvolle ik.


Samenhang

Uw lichaam werpt zijn schaduw achteruit,

maakt slagzij op de muur. Alsof het lijden

voorbij is, vóór het komt. Aan beide zijden

een witte wand: een schilferige huid,


vermoeid en aangevreten door de tijd.

Uw armen houdt u hoog. Hoe kunt u juichen

als u tezelfdertijd het hoofd moet buigen,

of schuilt er leven in gebrokenheid?


U hangt al jaren in mijn kloostergang

waar ik de stilte liefheb, waar ik bloot

en ongezien ben. Help mij, lotgenoot,


mijn pleisterwerk laat los en ik ben bang

te vroeg te juichen. Zwijg mij nog niet dood.

U weet hoezeer ik met u samenhang.

-Rikkert Zuiderveld-



« PreviousNext »