Blog Image

Ik, licht dat leven geeft

Beschouwing Posted on Fri, December 25, 2020 09:55:14

Begin december waren Marjanne en ik een weekendje in de achterhoek. Op de heen weg bezochten we het Geert Grote Huis in Deventer. Op het plein waar dit museum ligt, stuitte ik op een muurtekst van Hans Andreus waar ik lang over na heb gedacht.

Paulus vergelijkt ons lichaam met een tempel waar de Geest van God woont. In de tempel brandde de ner tamid, het eeuwig brandende licht. Het brandt er altijd, zoals God er altijd is. Als ons lichaam, ons zijn, een tempel is, is daar dan ook het eeuwig brandende licht te vinden? Voor ons zelf en voor anderen?

Maria droeg het Licht van God in zich. Zij gaf zich over aan wat er met haar gebeuren moest zodat zij het Licht de wereld in kon dragen. Daar denken we aan met Kerst. Eerder op dit blog schreef ik over mensen die ik datzelfde heb zien doen: Edith Eva Eger, Jonathan Sacks. Durf ik aan te sluiten, misschien niet groots en meeslepend, maar dan in ieder geval ‘ik in mijn klein hoekje en jij in ’t jouw’?

Ik ben het licht van de wereld – zei Jezus. Jezus die ons leerde bidden door zijn woorden na te zeggen. Jezus die ons vroeg het zout in de wereld te zijn, de stad van licht op de berg. Jezus zegt zelf dat wij zijn als Hij: ‘Jullie zijn het licht in deze wereld’ (Matt. 5:14). We mogen het Jezus dus nazeggen: ‘ik ben het licht in deze wereld’.

Ben ik het licht binnen de grenzen van de wereld waarin ik leef? Door wat ik uitstraal, door wat ik door wil geven? Door wat ik zeg, doe of juist nalaat? Leef ik vanuit liefde voor het Licht van God dat ik kan brengen door er te zijn op de duistere plekken? Duistere plekken zoek ik liever niet op. Ik heb er oordelen over. Ik vind de gedachten en gevoelens die in duistere plekken zijn soms zwaar om te dragen. Ik ben soms bang voor de woeste woede die ik daar tegen kom. Dat geldt voor de duistere plekken buiten mij, maar zéker ook voor de duistere plekken in mezelf.

Hoe verdrijf ik de duisternis op de plek waar ik ben? De duisternis van oordelen over onszelf of de ander, de duisternis van verstokte wrok om wat ooit eens gezegd of gedaan, de duisternis waarin ik alleen mezelf nog maar kan zien (en soms zelfs dat niet)? Breng ik hoop en bemoediging, juist nu in deze wereld vol verwarring en angst? Breng ik leven? Help ik anderen om bij het eeuwig brandende licht in zichzelf te komen en dat te doen ontbranden? Zoals de sjammasj, het middelste kaarsje van de chanoeka-kaars, die dient (de betekenis van sjammasj is ‘dienaar’) om de andere kaarsjes aan te steken.

Het is mijn schuld als het licht daar niet is waar ik ben. Ik heb er lang over na moeten denken. Vooral misschien over dat nare beladen woordje ‘schuld’, wat zo de nadruk legt op iets wat je niet doet, niet goed doet of waarin je faalt. Als je de duisternis of donkerte kent, weet je soms maar al te goed dat wat je ook doet, welke kunsten je ook uit de kast haalt, er evengoed geen licht komt of is. En dat je je daar dan notabene ook nog schuldig over gaat voelen! Dat woordje ‘schuld’ van Hans Andreus, daar ben ik nog niet over uit gedacht.

Mijn gedachten bleven ook hangen bij het woord ‘natuurlijk’. Hoezo natuurlijk? Ik bedacht mij dat dit misschien wel hét geloofswoord in de zin is. Het benadrukt de verantwoordelijkheid en ook de potentie die ik heb om bij te dragen aan het licht waar ik ben. Ik KAN de duisternis verdrijven, ik KAN het licht doorgeven. Door dicht bij het eeuwig brandende licht van God in mij te zijn en blijven. Dat licht ligt al in mij besloten vanaf mijn eerste adem, God zelf heeft het in mij gelegd. Hij gaf Licht en Leven en ik kan ‘JA’ zeggen tegen dat Licht en Leven. Natuurlijk wil zeggen: het is niet te hoog, niet te ver. Nee, het is bereikbaar. Maar soms moet ik eerst heel wat barrières en stenen verwijderen voordat ik bij dat eeuwige brandende lichtje in mezelf kan komen.

Dat licht zijn door bij dat licht te zijn, vanuit dat licht te leven, is genoeg. Zo weerloos als een kwetsbaar kind in een kribbe. Je moet maar durven! Het is de genade waardoor ik steeds opnieuw, in elke situatie waar de dood en het duister voor ogen komt, het licht kan zijn door te zoeken en wijzen naar leven. Als ik nalaat om zó Zijn licht te zijn, dan sta ik onder de korenmaat en dien ik nergens toe. Dan verstop ik mij zoals Adam en Eva deden in de tuin. En dan zal Hij me vragen: ‘Mens, waar ben je? Mens, waar was je? Mens, wat heb je gedaan met dat Licht dat ik je gaf?’

‘Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.”’

Johannes 8:12

Een Kerst vol licht en leven gewenst! Vandaag, maar vooral ook voor de dag van morgen.



Jij, mijn Licht

Beschouwing Posted on Thu, December 17, 2020 18:29:20

In de laatste maand (Elul) van hun kalender lezen de Joden tweemaal daags psalm 27. Ik wees de studiegroep die ik via Zoom leid er op en daagde hen en mijzelf uit om deze psalm in de maand december ook dagelijks te lezen. Elke dag dat ik de psalm lees komen de woorden dichter bij mij. Het is alsof ik steeds dichter bij Davids gedachten en gevoelens kom. Langzaam worden zijn woorden, míjn woorden. Heen en weer geslingerd in de dubbelheid van je eigen innerlijk: de ervaringen van wanhoop, teleurstelling, dreiging én tegelijk de ervaring van hoop, vertrouwen, verlangen en liefde. Zo is het leven, niemand ontkomt er aan. En zo was het afgelopen jaar, als we terugkijken op al de ervaringen in 2020.

Maar hoe 2020 ook begon en hoe het ook eindigt, hoe onze dag vanochtend begon en vanavond eindigt, hoe ons leven begon en hoe het zal eindigen: het begint en eindigt bij God. Zoals in deze psalm David begint te zeggen dat God zijn licht en redding is en hij eindigt zoals hij begon, met de naam van God.

Ner Tamid – The Eternal Light Sculpture by Susan Zalkind

De God die er is. Bij ons, in ons. Immanuel. Midden in de tegengestelde krachten die we tegenkomen in de wereld om ons heen en in de wereld in onszelf. De dreiging die er om ons heen en in ons is. De blikken van mensen, de woorden van mensen, de zelfkritiek, de zelfveroordeling. Vijanden, soms niet direct als vijand te herkennen. Mensen, daden, gedachten die uit zijn op onze ondergang. Soms door mensen die ons het meest nabij zouden moeten zijn. Je mist grond, houvast, steun. Het is er niet, zelfs niet van je vader, je moeder. Dan zijn de poten onder je bestaan in elkaar gezakt en is het een leven lang hard werken om veilig te zijn. Kan je verlatenheid nog groter zijn?!

Ja, zegt David, dat kan. ‘Als ik geen geloof zou hebben…’, zegt hij. Als ik niet voor het leven, voor het Licht kan kiezen…

Als ik niet zou geloven dat God aan het begin en aan het einde zou staan. Als ik niet zou geloven dat God Licht is, míjn Licht, dat God mijn hoofd fier boven al de neerwaartse krachten houdt. Dan zou ik niets meer te verlangen hebben, niets meer om naar uit te zien en om moedig voor te zijn.

Ik moest denken aan woorden van Simone Weil:

‘Het verschrikkelijke is dat als de ziel in deze liefdeloze duisternis omhoudt met beminnen, Gods afwezigheid onherroepelijk wordt. De ziel moet voortgaan met in het lege lief te hebben, of tenminste dat te willen, desnoods met een oneindig klein deel van haar kracht. Dan zal God eens zich aan haar openbaren en haar, net als bij Job, de schoonheid van de wereld tonen. Maar indien de ziel ophoudt met liefde uit te stralen, vervalt zij reeds hier op aarde in een toestand die bijna gelijk is aan die van de hel.’

Simone Weil, Wachten op God, 86

Liefde en vertrouwen: ze worden bereikt door inspanning, eerlijkheid en openlijke confrontatie met alle krachten die op ons inbeuken. Zoals David eerlijk zijn innerlijk bloot legt in deze psalm, zijn angsten en zijn verlangens. Met deze psalm wijst hij mij een weg, een manier om in de dubbelheid van mijn eigen innerlijk aanwezig te zijn. En dat is een manier waarbij het je niet aan komt waaien, maar waarbij je je mouwen moet opstropen. Moet kiezen: de krachten van de dood of de krachten van het leven? David, worstelend met zichzelf en zijn geloof, geeft zichzelf werk te doen:

Wacht op God! Zoek God! Maak je hart sterk!

Dat is kiezen voor, wérken aan het leven dat het Licht kan (gaan) zien!



Crushed, they radiated light

Beschouwing Posted on Sun, November 15, 2020 14:06:36

Mijn laatste twee blogs gingen over dragers en doorgevers van licht: Edith Eva Eger en Jonathan Sacks. Beiden hebben ze hun levenslessen en de lessen die ze zelf uit de Tora hebben ontvangen, doorgegeven aan de volgende generatie. Zoals Mozes het volk in Deuteronomium opdraagt, om door te geven aan de volgende generatie wie God is en wat God doet. In de woorden van de oude Statenvertaling:

‘En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat’.

Deuteronomium 11:19

Heel alledaags dus eigenlijk: gewoon in huis, of als je onderweg bent. Met andere woorden: gedurende elk moment, elke ervaring hoe zwaar en donker of licht en zacht ook, de opdracht om verlate plaatsen te veranderen in ruimten vol licht en leven. En dat niet voor onszelf houden maar doorgeven aan de generatie na ons.

Ik realiseerde me afgelopen week, terwijl ik in mijn gedachten en mijn gevoel bezig was met het overlijden van Jonathan Sacks, dat ik ben als een insect die naar het licht toe vliegt. Insecten doen dat voor hun veiligheid, ze vliegen naar het licht als een noodbaken die hoger ligt dan de gevaarlijke omgeving. Ze doen het ook om te kunnen navigeren, hun weg weer te vinden.

Ik herken het van lang geleden. Een stil en in zichzelf gekeerd pubermeisje, dat wekelijks boeken haalde uit de bibliotheek aan het einde van de straat waar ik woonde. In die boeken zocht ik naar licht wat ik in mijn eigen huis niet vinden kon. Iets hogers waar ik naar kon reiken en me een vergezicht gaf van hoe het leven zou kunnen zijn. Pas later durfde ik ook bij mensen te gaan zoeken. En zo zocht en vond ik bij Jonathan Sacks. Getrokken naar dragers van licht, werd ik bij mijn eigen duister vandaan getrokken. Als een levensoefening om betekenis te zoeken en geven aan wat donker, koud en eenzaam was in mijn eigen bestaan. Het is makkelijker om dat bij dragers van licht te zoeken, dan zelf de roep om een drager van licht te zijn te durven beantwoorden.

Jonathan Sacks gaf drie jaar geleden een uitleg bij de tekst uit Exodus (Tetzaveh 5778) waar ik aan moest denken.

‘U moet de Israëlieten gebieden dat zij zuivere olie, uit gestoten olijven, voor u meenemen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden’.

Exodus 27:20

In Exodus 27 worden allerlei voorschriften gegeven voor de aankleding van de tabernakel, de plaats van Gods aanwezigheid. In de tabernakel – en later in de tempel en nu in de synagoge, is er een lamp die altijd brandt. De Nèr Tamid. Die lamp is het symbool van Gods aanwezigheid, maar ook van de Tora als het licht op je levenspad. Waarom het voorschrift om alleen olie van geperste olijven als grondstof voor Gods licht?

Er moet flinke druk uitgeoefend worden op de olijven om er olie uit te persen. Ze moeten als het ware verpletterd worden. De olie die dan er uit komt, dát is de grondstof voor het licht van God dat altijd schijnen kan.

Het woord ‘verpletterd’ kent heel wat akelige synoniemen: vernietigen, kapotmaken, stukmaken, verwoesten, te gronde richten… Werkwoorden die er niet om liegen! Ervaringen waar het lijkt alsof er maar weinig van ons over blijft.

Edith Eva Eger kende die ervaringen van vernietiging, van verpletterd worden onder grote druk. Zij leerde die ervaringen om te zetten in licht. In haar boeken beschrijft ze dat ze dit pas kon door eerst te erkennen dat die ervaringen er waren geweest. Eerst moet je het duister onderkennen, er naar kijken. Maar je moet niet blijven kijken, je moet je laten transformeren tot een drager van licht.

‘Er kan geen genezing plaatsvinden zolang we delen van onszelf verbergen of verloochenen. De dingen die we het zwijgen opleggen of wegmoffelen zijn als gijzelaars in de kelder, die steeds wanhopiger proberen onze aandacht te trekken. Ik weet daar alles van, want ik probeerde mijn verleden jarenlang te verbergen, om te verhullen wat er met mij was gebeurd, om mijn verdriet en woede te verstoppen. (…) Ik wilde mijn littekens niet laten zien. (…) Totdat ik de waarheid onder ogen kon zien, had ik mijn geheim, en mijn geheim had mij.’

Edith Eva Eger, Het Geschenk, 88-89

De uitleg van Jonathan Sacks geeft ons zicht op een God die ons een andere mogelijkheid aanbiedt om te kijken naar ervaringen die ons verpletteren. Niet wanhopig en verstopt blijven zitten in jouw kleine hoekje. Niet blijven staren naar de ervaringen die je eergevoel, je zelfwaardering, je vertrouwen hebben vermangeld. Niet verstarren en verharden. Maar je laten (her)openen, soms opnieuw en soms voor het eerst, voor compassie, vriendelijkheid en liefde.

Niet langer vragen: ‘wáárom is dit mij overkomen?’ Maar: ‘dit is mij overkomen, en hoe nu verder?’ Dan worden we tot daden van geloof geroepen.

Kunnen we ons, kan ik mijn lijden (laten) transformeren tot grondstof voor Gods licht?

‘Our task is to bring light to the dark places of our and other peoples’ lives’.

Jonathan Sacks


Drager van licht

Beschouwing Posted on Mon, November 09, 2020 18:34:19

Vorige week schreef ik over dragers van het licht. Mensen die de Tora hebben ontvangen, geleerd en doorgegeven. Afgelopen zaterdag, op sabbat, is een ook voor mij belangrijke drager van het licht overleden: rabbijn Jonathan Sacks. Hij kende mij niet persoonlijk. Ik hem wel. Elke week ontving ik per app een kort commentaar op het toragedeelte dat die week gelezen werd. Dan luisterde ik naar zijn zachte, wijze en ook begeesterde stem. Hij liet me via zijn ogen oude teksten opnieuw lezen en gaf nieuwe betekenis aan oude woorden. Tijdens de corona-tijd gaf hij lezingen via zoom en dan voelde het alsof ik aan de andere kant van zijn tafel in zijn studeerkamer zat. Zo kwam hij voor mij nog dichter bij dan via de boeken die ik van hem las. Een aantal jaar geleden begon dat met ‘Leven met verschil’, een boek waarin hij culturele en religieuze verschillen benaderd vanuit waardigheid in plaats van confrontatie.

credits to @thatjewishmoment / http://www.thatjewishmoment.com

Toen ik in oktober hoorde dat hij ziek was, zei ik op een avond tegen Marjanne: ‘het zou echt heel erg zijn als hij er niet meer is’. Voor de wereld, omdat hij wereldwijd als geestelijk leider mensen voor kon gaan in hoe te leven vanuit en met hoop. Maar ook voor mij persoonlijk, omdat hij een geestelijke vader voor mij werd zoals ik dat niet kende of ooit ervaren heb. Ik weet dat ik zaterdag toen ik hoorde dat hij overleden was, ik tranen huilde die ik niet zal kunnen huilen als mijn eigen vader overlijdt. Zondag werd hij begraven en zijn dochter sprak woorden over haar vader, die ik niet ken als dochter van een andere vader. In haar toespraak wijst ze er op dat die zaterdag wereldwijd in de synagogen gelezen werd over Abraham, de man die door God gekozen werd om vader van alle gelovigen te zijn. Het had niet mooier kunnen zijn en ik geef graag door waarom dat zo is.

‘Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen’.

Genesis 18:19

Abraham werd geroepen om in die rol van vader een rolmodel te zijn. Jonathan Sacks vroeg zich af hoe dat toch kon, want was het Abraham niet die zijn zoon Ismael wegstuurde, met zijn moeder de woestijn in? En was het niet Abraham die bereid was om zijn zoon te offeren? Hoe kan dat een rolmodel voor vaders zijn?

In zijn laatste uitleg bij het verhaal van Abraham, onlangs nog uitgegeven in zijn boek Judaism’s Life-Changing Ideas – a weekly reading of the Jewish Bible, zegt hij hierover dat deze vragen gaan over de wil van God. Het was niet de wil van Abraham om Ismael weg te sturen. In tegendeel, hij leed er onder (Gen. 21:11). Waar God Abraham toe oproept, gaat tegen het vaderhart van Abraham in. Voor Jonathan Sacks is het gaan betekenen, dat God op deze manier ruimte maakt voor verandering. Zoals wederzijds Abraham God uitdaagde, daagde God Abraham uit om op een nieuwe manier te denken, om te veranderen. Daar waar in vroeger tijden kinderen gezien werden als het bezit van hun ouders, met alles wat daarbij kwam kijken aan zorgdragen en ouderverering, wordt door God opzij geschoven. Bij God gaat elk individu er toe doen. Eerst scheiden, dan verbinden, zo schept God iets nieuws. Zoals Hij deed bij de schepping, zo doet Hij dat ook bij het scheppen van persoonlijke relaties. Door te scheiden, en ruimte open te houden voor de ander. Zo concludeert Jonathan Sacks:

‘Parents should not seek to control children. Spouses should not seek to control one another. It is the carefully calibrated distance between us in which relationship allows each party to grow’.

Jonathan Sacks, Judaism’s Life-Changing Ideas, p. 19.

In de drama’s die Abraham meemaakt als het gaat om scheiding, leert God hem om ruimte te maken die nodig is om een individuele ziel tot groei te laten komen.

Jonathan Sacks leerde mij het verhaal van Abraham te lezen als een verhaal over vaderschap (eerder op dit blog over geschreven: Moeilijke verhalen in een nieuw licht). Hij confronteerde me met alles wat ik gemist heb, maar hij gaf me ook wat ik gemist had. Ik had langer van hem willen leren, van zijn licht. Maar bovenal was Jonathan Sacks zelf een vader, zoals Abraham. Voor mensen wereldwijd, maar ook vooral voor mij, gelovend onderweg. Door hoe hij ons gewezen heeft op het licht van de Tora, en daarmee voor mij ook vaak op het tweede testament, en op de mogelijkheden om door goedheid en rechtvaardigheid de wereld te veranderen. En in al de boeken die hij nalaat, zal hij dat blijven doen.



Nooit te oud om het licht te dragen

Beschouwing Posted on Sun, November 01, 2020 11:46:44

Vorige week keek ik naar het gesprek dat Jacobine Geel via het beeldscherm voerde met de inmiddels 93-jarige Edith Eva Eger. Een rijk gesprek waar ik afgelopen week nog flink mee bezig was. Eerder heb ik geschreven op dit blog over haar boek De Keuze – Leven in vrijheid, waarin ze haar ervaringen als 16 jarig meisje dat in Auschwitz moest dansen voor Josef Mengele indrukwekkend beschrijft. Het gesprek tussen Jacobine en Edith Eger is nog terug te zien via NPO 2, Jacobine op 2 aflevering 6 24 oktober. Zeker doen! In dit blog probeer ik wat van mijn gedachten naar aanleiding van dit gesprek aan elkaar te knopen.

Edith Eger zit op een stoel omringd door vlinders: op de bekleding van haar stoel, op het jasje dat ze draagt en aan de hanger om haar nek. De vlinder is voor haar het symbool van transformatie, het leven gaat volgens haar om gedaanteverwisseling. Een cocon die we van ons af moeten schudden, leren vliegen, leren in vrijheid te leven. Ik moest denken aan een herinnering van toen ik twaalf was en een bezoek bracht aan het kamp Terezín. Er zijn daar veel tekeningen te zien gemaakt door joodse kinderen die daar gevangen zaten. De tekeningen staan vol vlinders.

‘Ze ademt een en al hislamdus’, bedacht ik me afgelopen week. Door Mussar, een joodse weg van studie waar ik mee bezig ben, leer ik over hislamdus. Eigenlijk ís mussar hislamdus: leren om te transformeren.

“There is nothing in creation that one cannot learn from, because that is why the blessed Holy One created so many things.”

Schlomo Wolbe, Mussar rabbi

Hislamdus is een levenshouding. Met hislamdus leef je met een mentaliteit die steeds weer onderzoekt en leert van de dagelijkse ervaringen. Zelfs als die dagelijkse ervaringen de slechtste en wreedste momenten van je leven zijn. Edith Eger zag dat ze te midden van de angst, het verlies, de wanhoop zelf een keus had om ook die momenten te zien als leermeesters van je ziel. Dat is nogal wat. Als ik mijn gedachten er over laat gaan haper ik de ene keer over de vraag of we werkelijk wel een keus hebben in hoe we met de dingen omgaan, en dan weer haper ik bij de vraag hoe je de meest moeilijke ervaringen op een dergelijke manier zou kunnen ontvangen. Maar als ik naar Edith Eger kijk, dan zie ik dat het kan. Het ging bij haar absoluut niet vanzelf, het was een lange weg vol oefenen. Maar nu belichaamt ze wat ze geleerd heeft van haar ervaringen. Haar hart heeft gevoeld wat haar geest begrijpt. Als ik het zo zeg, gebruik ik de woorden van rabbijn Eliyah Lopian die mussar omschreef als: ‘het hart laten voelen wat de geest begrijpt’.

‘I’m still working on it’, zei ze tegen Jacobine Geel. Op 93 jarige leeftijd is het nog steeds oefenen.

‘Look for the light’, zei ze ook. Dat is de keus die je hebt én de opdracht die je hebt in welke situatie je je ook bevindt.

Ik voel de joodse wortels van het onderliggende mensbeeld. Het is niet omdat we zelf weten en ervaren dat we onze duisternis kunnen transformeren in licht. Het is omdat God ons vertelt en leert dat we dat kunnen. God roept ons op om te bewegen naar heilig/heelheid (‘Wees heilig!’, Lev. 19) en te kiezen voor het leven (‘Kies dan het leven!’, Deut. 30). God heeft het joodse volk geleerd hoe je dat kunt doen. En Edith Eger deed het.

In één van mijn lessen Hebreeuws wees de docent mij op de letter lamed. Lamed draagt twee betekenissen in zich: leren en onderwijzen. In het ene geval ben je zelf de ontvanger van het geleerde, in het andere geval ben je de doorgever van het geleerde. Dat is zoals joden het zien: je leert Thora niet voor jezelf, je leert om door te geven, je leert om te kunnen dóen. In de Zohar, een joods mystiek boek, wordt de lamed omschreven als: ‘een toren die de lucht in reikt’.

Zo ziet de lamed er als letter ook uit, hij raakt de onderste schrijflijn maar steekt boven de bovenste lijn uit. Het is een teken hoe wat wij leren in onze aardse beslommeringen ons in contact kan brengen met God als we ‘naar boven reiken’. Elke letter in het Hebreeuwse schrift heeft een getalswaarde. De getalswaarde van de lamed is dertig. Vermoedelijk begon Jezus als rabbi in het openbaar te onderwijzen toen hij rond de dertig was. Voordat hij dat ging doen, was hij veertig dagen in een woestijn vol beproevingen.

Het joodse volk trok veertig jaar door de woestijn. Het joodse commentaar op dit verhaal vraagt: waarom konden ze niet gewoon op één plaats blijven en moesten ze steeds naar een andere plek trekken? ‘Om de woestijn te veranderen in een tuin, om Gods aanwezigheid te brengen op alle verlate plekken’, is één van de antwoorden. Zo trekt een mens van ervaring naar ervaring, en in al die ervaringen kunnen we het licht mee dragen. De tabernakel werd in de woestijn gedragen door de Levieten. Als God hen die opdracht geeft, zegt Hij dat dit mannen moeten zijn tussen de dertig en vijftig jaar (Num. 4:23). Vanaf dertig jaar heb je de kracht om het woord van God de wereld in te dragen. Tot die tijd bereid je je voor. Vanaf die tijd word je geroepen om het licht te helpen dragen. Leren en transformeren doe je niet ter meerdere glorie van jezelf, voor je eigen spirituele groei en potentie. Nee, in het jodendom is altijd alles gericht op je bijdrage aan de gemeenschap, de ander. Zelfs van het leren van je ervaringen die je verwond hebben en je in het duister lieten ronddolen?

Edith Eger verwijst naar de veertig jarige woestijnreis van haar verre voorouders als ze verteld dat ze lang nodig heeft gehad om te kunnen onderwijzen wat ze nu doet. Ze heeft de duisternis gezien en ervaren. Ze is in alles steeds op zoek gebleven naar het licht, wat nodig is om dingen tot leven te brengen. Nu draagt ze in de jaren van haar ouderdom de toekomst. Ze draagt het licht de wereld in, om onze woestijnen te helpen veranderen in plaatsen waar God door heen trekt om bloemen te laten bloeien met dartelende vlinders er om heen.



Ontvangen worden

Beschouwing Posted on Sun, October 18, 2020 13:24:52

De meeste deuren draaien naar binnen open. Je staat voor een voordeur, belt aan en de deur opent zich voor je zodat je naar binnen kunt stappen. Voor mijn werk sta ik nu dagelijks voor deuren. Ik wacht en de deur gaat open. We staan allebei aan één kant van de deur. De één is de gast, de ander de gastheer. De één opent, de ander komt tegemoet. De één ontvangt, de ander laat zich ontvangen. En dan is er ontmoeting, het samen-zijn waarin de rollen kunnen wisselen: de gast wordt gastheer, de gastheer wordt gast.

Binnengelaten worden, achter de voordeur, in het leven van de ander. De zorgen zien, de dagelijkse gevechten tegen verlies van onafhankelijkheid en zelfregie, de moeite van het aanvaarden van beperkingen, de gevoelens van onzekerheid en zelfverlies. Ik ben degene die binnengelaten wordt en de eerste paar keren voelde dat wat ongemakkelijk en dankbaar tegelijkertijd. Durf ik mij te laten ontvangen? In mijn vorige blog stelde ik de vraag of het niet spannender is om thuis te komen bij de ander. In het huis van een ander, ruiken de dingen anders. Er staan andere meubels, ik kom andere rommel tegen, ik zie hoe schoon of minder schoon iemand leeft. Ik krijg andere dingen te eten en te drinken. Ik voel de meningen en oordelen die ik bij me draag. Niet voor niets kwam Jona niet verder dan één dagreis de stad Nineve in: het is nog helemaal niet zo makkelijk om je te laten ontvangen, en vooral niet als de ander zo anders is dan jij.

Ik mijmerde de afgelopen tijd over de deur die opent. Ik dacht aan de bekende woorden van Jezus: ‘Zie, ik sta aan de deur en ik klop’. Dit gaat niet alleen over de vraag of je Jezus binnenlaat in je leven. Het gaat om de vraag of je samen kunt zijn in een ruimte waar dan weer jijzelf gast bent en dan weer de ander, waar rollen voortdurend veranderen in geven en ontvangen en waar de sporen van het dagelijks (over)leven niet uit te wissen zijn. Het gaat over nabij-zijn, over ‘zijn met’ de ander temidden van de dagelijkse rommel, de sigarettenpeuken, de lege wijnflessen, de verslavingen en vlekken, alles wat misging en alles wat misdaan is.

Volgens de anglicaanse theoloog Samuel Wells is ‘zijn met’ ten diepste een teleologische claim over de diepste bedoeling en het diepste wezen van God. Hij schrijft daarover in zijn boek Een Nazaret-manifest – Met God zijn. De theologische focus ligt vaak op de laatste drie jaar van Jezus leven op aarde, op alles wat Hij deed vóór de mens die genade nodig heeft. Maar daar gaat een veel langere periode van Jezus’ leven aan vooraf waarin Hij maar eenvoudig in Nazaret leeft en mét de mensen is. Zo ziet genade er uit: God die ons zijn aanwezigheid schenkt, zijn aandacht en samen-zijn en we hoeven er niet eerst voor op te ruimen of schoon te maken. Ik las het boek net als De Tweede Berg van David Brooks, in de tussenfase van mijn vertrouwde onderwijswereld achter me laten en wachten tot het nieuwe zich zou ontvouwen. En juist dit boek gaat over ‘zijn met’ als hart van de theologie. Het grootste probleem van de mensheid is volgens Wells niet de sterfelijkheid, maar het isolement. In mijn eigen vertaling van zijn gedachte: het gaat God niet om de verlossing van onze sterfelijkheid, maar om de verlossing van ons isolement. God is steeds weer gericht op het mét de mensen zijn. Mét de ander zijn, in plaats van vóór de ander zijn, is waar het evangelie gestalte krijgt. Dat vraagt om aanwezigheid (ontvankelijkheid) én om aandacht. Hij schrijft:

“Aandacht weet dat het lijden erbij hoort, en weet dat je de ander niet volkomen kunt begrijpen zonder geraakt te worden door de complexiteit van de ander, of zijn anders-zijn, of zijn imperfecties of zijn verlies, of alle vier die dingen”.

Samuel Wells, Een Nazaret-manifest, 157

Wat is daar voor nodig? Afzien van aandacht voor jezelf en zo gevormd worden dat je de werkelijkheid van andere wezens in hun eigenheid kunt verdragen. Dat is nu net waar het Jona aan ontbrak (hij kan niet afzien van zichzelf én hij kon het anders-zijn van de inwoners van Nineve niet verdragen) en wat thuis komen bij de ander misschien wel veel spannender maakt dan thuiskomen bij jezelf.

Bij ons in huis is er één deur die naar buiten toe opendraait: die van het toilet. Het is de enige ruimte in huis waar je alleen bent. Alle andere deuren nodigen uit om de ander binnen te laten en samen te zijn – midden in de sleur van alle dag.



God in de rede vallen (III)

Beschouwing Posted on Sat, October 03, 2020 11:45:44

Hoe meer ik kauw op het verhaal van Jona, hoe meer ik zie hoe het verhaal gaat over het aangaan van relaties en emotioneel nabij durven zijn. Het viel me des te scherper op toen ik van de week een mail van Stichting Dominicanenklooster Huissen ontving met als onderwerp: ‘Kom thuis bij jezelf’. Is het niet veel spannender om thuis te komen bij een ander? Een mooie vraag die ik meeneem voor een nieuwe serie. Maar eerst ter afronding van deze serie nog een paar laatste gedachten bij Jona.

Jona is eenzaam. Hij zit onder zijn wonderboompje dat hem schaduw geeft. Een aangename retraite. Hij raakt er aan gehecht, aan dat boompje, dus zodra de wonderboom verdort hoeft het leven van hem niet meer. Jona gaat geen relatie aan. Niet met God : hij vluchtte weg toen God tot hem sprak. Niet met de zeelieden : hij trok zich terug in het ruim van het schip. Niet met de inwoners van Nineve : hij blijft aan de buitenste rand van de stad om daar zijn boodschap te droppen en gaat dan weer weg.

Jona heeft wél succes. Zelfs aan de buitenste rand van de stad geloven de inwoners hem, een vreemde uit een ander land die namens een onbekende God spreekt, direct. De inwoners van de stad, zelfs de koning, gehoorzamen onmiddellijk en komen tot inkeer. We lezen niets van vervelende situaties van ongeloof of dat de spot met Jona gedreven wordt. Hij is een succesvol profeet, maar als God dan zijn plan bijstelt hoeft het allemaal niet meer van Jona. ‘Laat mij maar sterven, Heer: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven’. In een verhaal dat maar vier hoofdstukken kent, horen we Jona dit twee keer verzuchten. Je krijgt de indruk dat Jona al een depressie had vóórdat hij op missie naar Nineve gestuurd werd.

‘Ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven’: Wat is ‘zo’? Is ‘zo’ niet de eenzaamheid, het feit dat hij geen relaties aangaat, hoogstens met een wonderboom? Misschien zouden we hem naar een retraiteweekend moeten sturen om thuis te komen bij zichzelf, in zijn eigen leven. Even een weekendje ‘zelfzorg’, zoals Jona dat zoekt in de hut die hij voor zichzelf bouwt.

Nee, zelfzorg is niet wat Jona nodig heeft. Jona heeft ánderzorg nodig. ‘Anderzorg’, die term las ik bij Jonathan Sacks.

Het verhaal van Jona eindigt abrupt, maar volgens mij precies bij de kern van het verhaal. God laat Jona achter met een vraag die gaat over zorg en het investeren in de relatie, over emotioneel nabij-zijn, over je laten raken door mensen, zelfs als het pijn doet en verdriet geeft, over de kans op verandering, van mens én God, in de relatie.

Thuiskomen bij jezelf, we kunnen er allerlei boeken over lezen en cursussen over volgen. Dit is de tijd van zelfzorg. Maar zelfzorg verbindt je met jezelf, en hoe nodig dat soms ook kan zijn omdat je ergens in je leven jezelf bent kwijtgeraakt, ware levensvervulling ligt in de verbinding met de (A/a)nder. Joodse denkers als Martin Buber en Emanuel Levinas wisten dat als geen ander te benoemen. Jonathan Sacks zegt het krachtig in de onlangs verschenen Nederlandse vertaling van ‘Morality’:

‘Menszijn gaat zo onweerstaanbaar over relaties; over trouw, over eerlijkheid, over loyaal en toegewijd blijven, ondanks alle spanningen, dieptepunten, misverstanden, tegenvallers en de vele manieren waarop we tekortschieten’.

Jonathan Sacks, Moraal, 53.

Zó laat God zich zien, tegenover Jona én tegenover de inwoners van Nineve die omkeerden op de weg die bij God vandaan bracht. En zó laat God zich omkeren.

‘Het Zelf is het probleem, niet de oplossing. Als ik terugblik op mijn leven ontdek ik dat er altijd een ander was die me een nieuwe richting in stuurde’.

Jonathan Sacks, Moraal, 55.

De koning van Nineve zou het gezegd kunnen hebben, verwijzend naar Jona die hem een nieuwe, gezondere richting in stuurde. Terwijl Jona zich eenzaam in zichzelf terugtrok onder zijn boom…



God in de rede vallen (II)

Beschouwing Posted on Fri, September 18, 2020 10:21:58

Vandaag begint het Joods Nieuwjaar en over tien dagen is het Jom Kippoer, de Joodse verzoendag. Een dag van herstel, van nieuwe mogelijkheden, van besef dat je altijd een omkeer in je leven, een toekeer naar God, kunt maken. Op die dag wordt het boek Jona gelezen. Twee weken geleden, vlak nadat ik mijn vorige blog geschreven had, sprak ik met een rabbijn. Ik had hem gevraagd om mijn spiegel te zijn voor mijn innerlijke onrust in deze fase van afscheid van het oude en stappen in het nieuwe voor wat betreft werk. Lijk ik niet een beetje op Jona, als ik soms voel hoe ik ‘terug in het schip wil om daar te gaan slapen’? Dat was de vraag die de rabbijn stelde.

Ik ben Jona gaan lezen. Een profeet. Getraind in het opvangen van Gods stem, in het je geroepen voelen tot een taak, in het luisteren en gaan. Maar Jona is een profeet die staakt. Hij wil niet. Hij wil niet naar die vreemde stad, die vreemde mensen die er maar op los leven, die zo anders zijn en denken dan hij. Hoe zou hij hen kunnen zeggen dat ze het anders moeten doen? Het is ‘far beyond his comfort zone’.

Het verhaal doet een beetje denken aan God die Abraham vertelt dat hij Sodom en Gomorra met de grond gelijk gaat maken. Dat raakt Abraham, hij voelt zich verantwoordelijk voor al die onschuldige mensen die er toch vast ook wel zijn? Dus valt Abraham God telkens in de rede. En God laat dat toe! Net als Mozes die God in de reden valt als God hem een opdracht geeft. Dit is de mens die God voor ogen heeft, een mens die de relatie met God aangaat ook daar waar er anders gedacht wordt of getwijfeld wordt aan de plannen van God of gebrek is aan het zelfvertrouwen.

Jona valt God zwijgend in de rede. Hij duikt weg uit de relatie. Op de vlucht naar Tarsis en er staat letterlijk en bij herhaling toegevoegd ‘weg van het aangezicht van de Heer’. Weg van het aangezicht heeft hij niet de kans om te leren, te veranderen, om meer mens te worden. In plaats daarvan gaat hij slapen. Slapen, dat is de wereld aan je voorbij laten gaan. Alles bij het oude laten. Niet deelnemen, geen stap zetten, geen verantwoordelijkheid op je nemen. Niets doen, niet bewegen, dan doe je ook niets fout. Geen commitment, niets waar je voor gaat staan, dan krijg je ook geen (innerlijke) weerstand, geen weerwoord.

Wie ben je eigenlijk? Met die vraag wordt Jona door zijn scheepsgenoten die met man en macht proberen het schip varend te houden in de storm wakker geschut. Het is dé vraag waar de tesjoeva, de in- en ommekeer, kan beginnen. En Jona antwoordt met een relationele ‘ik’: ‘ik ben een Hebreeër en ik vereer de Heer’. Jona gaat door de dood heen en ervaart dat God het is die zijn leven redt. Dan roept God hem opnieuw. Jona staakt niet langer en gaat, máár hij blijft toch op veilige afstand. Ninevé is groot (drie dagreizen) maar hij blijft aan de rand van de stad (tot 1 dagreis) en mompelt wat dat de inwoners moeten oppassen en dan denkt hij ‘ik heb het toch gedaan?’ Jona gaat niet tot de kern en leert dus ook niet de confrontatie aan te gaan om zijn (ziels)les te leren. Steeds blijft Jona de veilige terugtrekking zoeken. Hij bouwt een veilige hut om te kijken naar het lot dat die vreemde mensen zal gaan treffen. Wat Jona betreft is er geen Jom Kippoer, geen omkeer en inkeer, mogelijk.

Er zit veel in dat kleine boekje over Jona, al eindigt het verhaal wat vreemd. Zonder ons te vertellen wat Jona nu precies zelf geleerd heeft van deze ervaringen. Ik kan mezelf wel laten bevragen door dit verhaal. Wat doe je als de plek waar je moet zijn niet de herkenbare, veilige plek is waar je altijd al was en waar je mensen herkend in hun denken, doen en laten? Blijf je in gesprek met God als het spannend wordt of ga je uit de relatie, op de vlucht voor God en voor je nog-niet-bekende-zelf? Je kunt precies weten wie God is (zoals Jona wist dat God barmhartig en genadig is) maar wat betekent die kennis zonder relatie waarin je elkaar soms in de rede valt, waarin je ‘af kunt dwalen’ maar ook altijd weer terug kunt keren?

Omdat de Eeuwige er is én blijft.

Altijd.



« PreviousNext »