Er is een gedicht van Rutger Kopland waar ik zo aan het eind van het jaar vaak aan moet denken. Het besef dat we weer op de drempel staan naar een nieuw jaar toe, bepaalt me bij het begrip en de ervaring van tijd. Tijd hebben we niet, de tijd heeft ons. En als passanten drijven we op zijn golven. Prachtig hoe Kopland dat verwoordt:’hoeveel van wat er in ons leeft is ouder dan wij’… De tijd is groter dan mijn ik. Ik lig besloten tussen heden en verleden, een schakel in de tijd. Hoeveel overleeft daarvan als je niet letterlijk het leven doorgeeft? Tegelijk, hoe bevrijdend en relativerend ook ‘te bedenken dat ooit niemand meer zal weten dat we hebben geleefd’.

De ervaring van tijd… Vreemd en mooi tegelijk. De tijd inkijken, 2016 in, alsof we zien waar we heengaan, ‘een verte voorbij onze ogen’.
De tijd is onsterfelijk, zo anders dan jij, en ik. Hoe mooi als dat Kopland daar treffend een komma plaatst. Uiteindelijk ben ik alleen – met de tijd. Net als dat jij alleen bent.
Maar dat besef zou een afgrond zijn als er geen ‘nu’ was om ons te bedenken, geen ‘nu’ om in te leven. Als er geen ‘echo’s van de onbekende diepten’ zouden zijn. Dan eindigt het met de herinnering.

Het gedicht ‘Tijd’ van Rutger Kopland, hoe prachtig…

“Tijd – het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is

en toch, hoeveel van wat er in ons leeft
is ouder dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven

zoals een pasgeboren kind kijkt alsof
het kijkt naar iets in zichzelf,
iets ziet wat het meekreeg

zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten
van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat
een verte voorbij onze ogen

het is vreemd maar ook vreemd mooi
te bedenken dat ooit niemand meer
zal weten dat we hebben geleefd

te bedenken hoe we nu leven, hoe hier
maar ook hoe niets ons leven zou zijn
zonder de echo’s van de onbekende diepten
in ons hoofd

niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik
buiten onze gedachten is geen tijd

we stonden deze zomer op de rand van een dal
om ons heen alleen wind”