Blog Image

Drager van licht

Beschouwing Posted on Mon, November 09, 2020 18:34:19

Vorige week schreef ik over dragers van het licht. Mensen die de Tora hebben ontvangen, geleerd en doorgegeven. Afgelopen zaterdag, op sabbat, is een ook voor mij belangrijke drager van het licht overleden: rabbijn Jonathan Sacks. Hij kende mij niet persoonlijk. Ik hem wel. Elke week ontving ik per app een kort commentaar op het toragedeelte dat die week gelezen werd. Dan luisterde ik naar zijn zachte, wijze en ook begeesterde stem. Hij liet me via zijn ogen oude teksten opnieuw lezen en gaf nieuwe betekenis aan oude woorden. Tijdens de corona-tijd gaf hij lezingen via zoom en dan voelde het alsof ik aan de andere kant van zijn tafel in zijn studeerkamer zat. Zo kwam hij voor mij nog dichter bij dan via de boeken die ik van hem las. Een aantal jaar geleden begon dat met ‘Leven met verschil’, een boek waarin hij culturele en religieuze verschillen benaderd vanuit waardigheid in plaats van confrontatie.

credits to @thatjewishmoment / http://www.thatjewishmoment.com

Toen ik in oktober hoorde dat hij ziek was, zei ik op een avond tegen Marjanne: ‘het zou echt heel erg zijn als hij er niet meer is’. Voor de wereld, omdat hij wereldwijd als geestelijk leider mensen voor kon gaan in hoe te leven vanuit en met hoop. Maar ook voor mij persoonlijk, omdat hij een geestelijke vader voor mij werd zoals ik dat niet kende of ooit ervaren heb. Ik weet dat ik zaterdag toen ik hoorde dat hij overleden was, ik tranen huilde die ik niet zal kunnen huilen als mijn eigen vader overlijdt. Zondag werd hij begraven en zijn dochter sprak woorden over haar vader, die ik niet ken als dochter van een andere vader. In haar toespraak wijst ze er op dat die zaterdag wereldwijd in de synagogen gelezen werd over Abraham, de man die door God gekozen werd om vader van alle gelovigen te zijn. Het had niet mooier kunnen zijn en ik geef graag door waarom dat zo is.

‘Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen’.

Genesis 18:19

Abraham werd geroepen om in die rol van vader een rolmodel te zijn. Jonathan Sacks vroeg zich af hoe dat toch kon, want was het Abraham niet die zijn zoon Ismael wegstuurde, met zijn moeder de woestijn in? En was het niet Abraham die bereid was om zijn zoon te offeren? Hoe kan dat een rolmodel voor vaders zijn?

In zijn laatste uitleg bij het verhaal van Abraham, onlangs nog uitgegeven in zijn boek Judaism’s Life-Changing Ideas – a weekly reading of the Jewish Bible, zegt hij hierover dat deze vragen gaan over de wil van God. Het was niet de wil van Abraham om Ismael weg te sturen. In tegendeel, hij leed er onder (Gen. 21:11). Waar God Abraham toe oproept, gaat tegen het vaderhart van Abraham in. Voor Jonathan Sacks is het gaan betekenen, dat God op deze manier ruimte maakt voor verandering. Zoals wederzijds Abraham God uitdaagde, daagde God Abraham uit om op een nieuwe manier te denken, om te veranderen. Daar waar in vroeger tijden kinderen gezien werden als het bezit van hun ouders, met alles wat daarbij kwam kijken aan zorgdragen en ouderverering, wordt door God opzij geschoven. Bij God gaat elk individu er toe doen. Eerst scheiden, dan verbinden, zo schept God iets nieuws. Zoals Hij deed bij de schepping, zo doet Hij dat ook bij het scheppen van persoonlijke relaties. Door te scheiden, en ruimte open te houden voor de ander. Zo concludeert Jonathan Sacks:

‘Parents should not seek to control children. Spouses should not seek to control one another. It is the carefully calibrated distance between us in which relationship allows each party to grow’.

Jonathan Sacks, Judaism’s Life-Changing Ideas, p. 19.

In de drama’s die Abraham meemaakt als het gaat om scheiding, leert God hem om ruimte te maken die nodig is om een individuele ziel tot groei te laten komen.

Jonathan Sacks leerde mij het verhaal van Abraham te lezen als een verhaal over vaderschap (eerder op dit blog over geschreven: Moeilijke verhalen in een nieuw licht). Hij confronteerde me met alles wat ik gemist heb, maar hij gaf me ook wat ik gemist had. Ik had langer van hem willen leren, van zijn licht. Maar bovenal was Jonathan Sacks zelf een vader, zoals Abraham. Voor mensen wereldwijd, maar ook vooral voor mij, gelovend onderweg. Door hoe hij ons gewezen heeft op het licht van de Tora, en daarmee voor mij ook vaak op het tweede testament, en op de mogelijkheden om door goedheid en rechtvaardigheid de wereld te veranderen. En in al de boeken die hij nalaat, zal hij dat blijven doen.



Nooit te oud om het licht te dragen

Beschouwing Posted on Sun, November 01, 2020 11:46:44

Vorige week keek ik naar het gesprek dat Jacobine Geel via het beeldscherm voerde met de inmiddels 93-jarige Edith Eva Eger. Een rijk gesprek waar ik afgelopen week nog flink mee bezig was. Eerder heb ik geschreven op dit blog over haar boek De Keuze – Leven in vrijheid, waarin ze haar ervaringen als 16 jarig meisje dat in Auschwitz moest dansen voor Josef Mengele indrukwekkend beschrijft. Het gesprek tussen Jacobine en Edith Eger is nog terug te zien via NPO 2, Jacobine op 2 aflevering 6 24 oktober. Zeker doen! In dit blog probeer ik wat van mijn gedachten naar aanleiding van dit gesprek aan elkaar te knopen.

Edith Eger zit op een stoel omringd door vlinders: op de bekleding van haar stoel, op het jasje dat ze draagt en aan de hanger om haar nek. De vlinder is voor haar het symbool van transformatie, het leven gaat volgens haar om gedaanteverwisseling. Een cocon die we van ons af moeten schudden, leren vliegen, leren in vrijheid te leven. Ik moest denken aan een herinnering van toen ik twaalf was en een bezoek bracht aan het kamp Terezín. Er zijn daar veel tekeningen te zien gemaakt door joodse kinderen die daar gevangen zaten. De tekeningen staan vol vlinders.

‘Ze ademt een en al hislamdus’, bedacht ik me afgelopen week. Door Mussar, een joodse weg van studie waar ik mee bezig ben, leer ik over hislamdus. Eigenlijk ís mussar hislamdus: leren om te transformeren.

“There is nothing in creation that one cannot learn from, because that is why the blessed Holy One created so many things.”

Schlomo Wolbe, Mussar rabbi

Hislamdus is een levenshouding. Met hislamdus leef je met een mentaliteit die steeds weer onderzoekt en leert van de dagelijkse ervaringen. Zelfs als die dagelijkse ervaringen de slechtste en wreedste momenten van je leven zijn. Edith Eger zag dat ze te midden van de angst, het verlies, de wanhoop zelf een keus had om ook die momenten te zien als leermeesters van je ziel. Dat is nogal wat. Als ik mijn gedachten er over laat gaan haper ik de ene keer over de vraag of we werkelijk wel een keus hebben in hoe we met de dingen omgaan, en dan weer haper ik bij de vraag hoe je de meest moeilijke ervaringen op een dergelijke manier zou kunnen ontvangen. Maar als ik naar Edith Eger kijk, dan zie ik dat het kan. Het ging bij haar absoluut niet vanzelf, het was een lange weg vol oefenen. Maar nu belichaamt ze wat ze geleerd heeft van haar ervaringen. Haar hart heeft gevoeld wat haar geest begrijpt. Als ik het zo zeg, gebruik ik de woorden van rabbijn Eliyah Lopian die mussar omschreef als: ‘het hart laten voelen wat de geest begrijpt’.

‘I’m still working on it’, zei ze tegen Jacobine Geel. Op 93 jarige leeftijd is het nog steeds oefenen.

‘Look for the light’, zei ze ook. Dat is de keus die je hebt én de opdracht die je hebt in welke situatie je je ook bevindt.

Ik voel de joodse wortels van het onderliggende mensbeeld. Het is niet omdat we zelf weten en ervaren dat we onze duisternis kunnen transformeren in licht. Het is omdat God ons vertelt en leert dat we dat kunnen. God roept ons op om te bewegen naar heilig/heelheid (‘Wees heilig!’, Lev. 19) en te kiezen voor het leven (‘Kies dan het leven!’, Deut. 30). God heeft het joodse volk geleerd hoe je dat kunt doen. En Edith Eger deed het.

In één van mijn lessen Hebreeuws wees de docent mij op de letter lamed. Lamed draagt twee betekenissen in zich: leren en onderwijzen. In het ene geval ben je zelf de ontvanger van het geleerde, in het andere geval ben je de doorgever van het geleerde. Dat is zoals joden het zien: je leert Thora niet voor jezelf, je leert om door te geven, je leert om te kunnen dóen. In de Zohar, een joods mystiek boek, wordt de lamed omschreven als: ‘een toren die de lucht in reikt’.

Zo ziet de lamed er als letter ook uit, hij raakt de onderste schrijflijn maar steekt boven de bovenste lijn uit. Het is een teken hoe wat wij leren in onze aardse beslommeringen ons in contact kan brengen met God als we ‘naar boven reiken’. Elke letter in het Hebreeuwse schrift heeft een getalswaarde. De getalswaarde van de lamed is dertig. Vermoedelijk begon Jezus als rabbi in het openbaar te onderwijzen toen hij rond de dertig was. Voordat hij dat ging doen, was hij veertig dagen in een woestijn vol beproevingen.

Het joodse volk trok veertig jaar door de woestijn. Het joodse commentaar op dit verhaal vraagt: waarom konden ze niet gewoon op één plaats blijven en moesten ze steeds naar een andere plek trekken? ‘Om de woestijn te veranderen in een tuin, om Gods aanwezigheid te brengen op alle verlate plekken’, is één van de antwoorden. Zo trekt een mens van ervaring naar ervaring, en in al die ervaringen kunnen we het licht mee dragen. De tabernakel werd in de woestijn gedragen door de Levieten. Als God hen die opdracht geeft, zegt Hij dat dit mannen moeten zijn tussen de dertig en vijftig jaar (Num. 4:23). Vanaf dertig jaar heb je de kracht om het woord van God de wereld in te dragen. Tot die tijd bereid je je voor. Vanaf die tijd word je geroepen om het licht te helpen dragen. Leren en transformeren doe je niet ter meerdere glorie van jezelf, voor je eigen spirituele groei en potentie. Nee, in het jodendom is altijd alles gericht op je bijdrage aan de gemeenschap, de ander. Zelfs van het leren van je ervaringen die je verwond hebben en je in het duister lieten ronddolen?

Edith Eger verwijst naar de veertig jarige woestijnreis van haar verre voorouders als ze verteld dat ze lang nodig heeft gehad om te kunnen onderwijzen wat ze nu doet. Ze heeft de duisternis gezien en ervaren. Ze is in alles steeds op zoek gebleven naar het licht, wat nodig is om dingen tot leven te brengen. Nu draagt ze in de jaren van haar ouderdom de toekomst. Ze draagt het licht de wereld in, om onze woestijnen te helpen veranderen in plaatsen waar God door heen trekt om bloemen te laten bloeien met dartelende vlinders er om heen.



Ontvangen worden

Beschouwing Posted on Sun, October 18, 2020 13:24:52

De meeste deuren draaien naar binnen open. Je staat voor een voordeur, belt aan en de deur opent zich voor je zodat je naar binnen kunt stappen. Voor mijn werk sta ik nu dagelijks voor deuren. Ik wacht en de deur gaat open. We staan allebei aan één kant van de deur. De één is de gast, de ander de gastheer. De één opent, de ander komt tegemoet. De één ontvangt, de ander laat zich ontvangen. En dan is er ontmoeting, het samen-zijn waarin de rollen kunnen wisselen: de gast wordt gastheer, de gastheer wordt gast.

Binnengelaten worden, achter de voordeur, in het leven van de ander. De zorgen zien, de dagelijkse gevechten tegen verlies van onafhankelijkheid en zelfregie, de moeite van het aanvaarden van beperkingen, de gevoelens van onzekerheid en zelfverlies. Ik ben degene die binnengelaten wordt en de eerste paar keren voelde dat wat ongemakkelijk en dankbaar tegelijkertijd. Durf ik mij te laten ontvangen? In mijn vorige blog stelde ik de vraag of het niet spannender is om thuis te komen bij de ander. In het huis van een ander, ruiken de dingen anders. Er staan andere meubels, ik kom andere rommel tegen, ik zie hoe schoon of minder schoon iemand leeft. Ik krijg andere dingen te eten en te drinken. Ik voel de meningen en oordelen die ik bij me draag. Niet voor niets kwam Jona niet verder dan één dagreis de stad Nineve in: het is nog helemaal niet zo makkelijk om je te laten ontvangen, en vooral niet als de ander zo anders is dan jij.

Ik mijmerde de afgelopen tijd over de deur die opent. Ik dacht aan de bekende woorden van Jezus: ‘Zie, ik sta aan de deur en ik klop’. Dit gaat niet alleen over de vraag of je Jezus binnenlaat in je leven. Het gaat om de vraag of je samen kunt zijn in een ruimte waar dan weer jijzelf gast bent en dan weer de ander, waar rollen voortdurend veranderen in geven en ontvangen en waar de sporen van het dagelijks (over)leven niet uit te wissen zijn. Het gaat over nabij-zijn, over ‘zijn met’ de ander temidden van de dagelijkse rommel, de sigarettenpeuken, de lege wijnflessen, de verslavingen en vlekken, alles wat misging en alles wat misdaan is.

Volgens de anglicaanse theoloog Samuel Wells is ‘zijn met’ ten diepste een teleologische claim over de diepste bedoeling en het diepste wezen van God. Hij schrijft daarover in zijn boek Een Nazaret-manifest – Met God zijn. De theologische focus ligt vaak op de laatste drie jaar van Jezus leven op aarde, op alles wat Hij deed vóór de mens die genade nodig heeft. Maar daar gaat een veel langere periode van Jezus’ leven aan vooraf waarin Hij maar eenvoudig in Nazaret leeft en mét de mensen is. Zo ziet genade er uit: God die ons zijn aanwezigheid schenkt, zijn aandacht en samen-zijn en we hoeven er niet eerst voor op te ruimen of schoon te maken. Ik las het boek net als De Tweede Berg van David Brooks, in de tussenfase van mijn vertrouwde onderwijswereld achter me laten en wachten tot het nieuwe zich zou ontvouwen. En juist dit boek gaat over ‘zijn met’ als hart van de theologie. Het grootste probleem van de mensheid is volgens Wells niet de sterfelijkheid, maar het isolement. In mijn eigen vertaling van zijn gedachte: het gaat God niet om de verlossing van onze sterfelijkheid, maar om de verlossing van ons isolement. God is steeds weer gericht op het mét de mensen zijn. Mét de ander zijn, in plaats van vóór de ander zijn, is waar het evangelie gestalte krijgt. Dat vraagt om aanwezigheid (ontvankelijkheid) én om aandacht. Hij schrijft:

“Aandacht weet dat het lijden erbij hoort, en weet dat je de ander niet volkomen kunt begrijpen zonder geraakt te worden door de complexiteit van de ander, of zijn anders-zijn, of zijn imperfecties of zijn verlies, of alle vier die dingen”.

Samuel Wells, Een Nazaret-manifest, 157

Wat is daar voor nodig? Afzien van aandacht voor jezelf en zo gevormd worden dat je de werkelijkheid van andere wezens in hun eigenheid kunt verdragen. Dat is nu net waar het Jona aan ontbrak (hij kan niet afzien van zichzelf én hij kon het anders-zijn van de inwoners van Nineve niet verdragen) en wat thuis komen bij de ander misschien wel veel spannender maakt dan thuiskomen bij jezelf.

Bij ons in huis is er één deur die naar buiten toe opendraait: die van het toilet. Het is de enige ruimte in huis waar je alleen bent. Alle andere deuren nodigen uit om de ander binnen te laten en samen te zijn – midden in de sleur van alle dag.



God in de rede vallen (III)

Beschouwing Posted on Sat, October 03, 2020 11:45:44

Hoe meer ik kauw op het verhaal van Jona, hoe meer ik zie hoe het verhaal gaat over het aangaan van relaties en emotioneel nabij durven zijn. Het viel me des te scherper op toen ik van de week een mail van Stichting Dominicanenklooster Huissen ontving met als onderwerp: ‘Kom thuis bij jezelf’. Is het niet veel spannender om thuis te komen bij een ander? Een mooie vraag die ik meeneem voor een nieuwe serie. Maar eerst ter afronding van deze serie nog een paar laatste gedachten bij Jona.

Jona is eenzaam. Hij zit onder zijn wonderboompje dat hem schaduw geeft. Een aangename retraite. Hij raakt er aan gehecht, aan dat boompje, dus zodra de wonderboom verdort hoeft het leven van hem niet meer. Jona gaat geen relatie aan. Niet met God : hij vluchtte weg toen God tot hem sprak. Niet met de zeelieden : hij trok zich terug in het ruim van het schip. Niet met de inwoners van Nineve : hij blijft aan de buitenste rand van de stad om daar zijn boodschap te droppen en gaat dan weer weg.

Jona heeft wél succes. Zelfs aan de buitenste rand van de stad geloven de inwoners hem, een vreemde uit een ander land die namens een onbekende God spreekt, direct. De inwoners van de stad, zelfs de koning, gehoorzamen onmiddellijk en komen tot inkeer. We lezen niets van vervelende situaties van ongeloof of dat de spot met Jona gedreven wordt. Hij is een succesvol profeet, maar als God dan zijn plan bijstelt hoeft het allemaal niet meer van Jona. ‘Laat mij maar sterven, Heer: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven’. In een verhaal dat maar vier hoofdstukken kent, horen we Jona dit twee keer verzuchten. Je krijgt de indruk dat Jona al een depressie had vóórdat hij op missie naar Nineve gestuurd werd.

‘Ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven’: Wat is ‘zo’? Is ‘zo’ niet de eenzaamheid, het feit dat hij geen relaties aangaat, hoogstens met een wonderboom? Misschien zouden we hem naar een retraiteweekend moeten sturen om thuis te komen bij zichzelf, in zijn eigen leven. Even een weekendje ‘zelfzorg’, zoals Jona dat zoekt in de hut die hij voor zichzelf bouwt.

Nee, zelfzorg is niet wat Jona nodig heeft. Jona heeft ánderzorg nodig. ‘Anderzorg’, die term las ik bij Jonathan Sacks.

Het verhaal van Jona eindigt abrupt, maar volgens mij precies bij de kern van het verhaal. God laat Jona achter met een vraag die gaat over zorg en het investeren in de relatie, over emotioneel nabij-zijn, over je laten raken door mensen, zelfs als het pijn doet en verdriet geeft, over de kans op verandering, van mens én God, in de relatie.

Thuiskomen bij jezelf, we kunnen er allerlei boeken over lezen en cursussen over volgen. Dit is de tijd van zelfzorg. Maar zelfzorg verbindt je met jezelf, en hoe nodig dat soms ook kan zijn omdat je ergens in je leven jezelf bent kwijtgeraakt, ware levensvervulling ligt in de verbinding met de (A/a)nder. Joodse denkers als Martin Buber en Emanuel Levinas wisten dat als geen ander te benoemen. Jonathan Sacks zegt het krachtig in de onlangs verschenen Nederlandse vertaling van ‘Morality’:

‘Menszijn gaat zo onweerstaanbaar over relaties; over trouw, over eerlijkheid, over loyaal en toegewijd blijven, ondanks alle spanningen, dieptepunten, misverstanden, tegenvallers en de vele manieren waarop we tekortschieten’.

Jonathan Sacks, Moraal, 53.

Zó laat God zich zien, tegenover Jona én tegenover de inwoners van Nineve die omkeerden op de weg die bij God vandaan bracht. En zó laat God zich omkeren.

‘Het Zelf is het probleem, niet de oplossing. Als ik terugblik op mijn leven ontdek ik dat er altijd een ander was die me een nieuwe richting in stuurde’.

Jonathan Sacks, Moraal, 55.

De koning van Nineve zou het gezegd kunnen hebben, verwijzend naar Jona die hem een nieuwe, gezondere richting in stuurde. Terwijl Jona zich eenzaam in zichzelf terugtrok onder zijn boom…



God in de rede vallen (II)

Beschouwing Posted on Fri, September 18, 2020 10:21:58

Vandaag begint het Joods Nieuwjaar en over tien dagen is het Jom Kippoer, de Joodse verzoendag. Een dag van herstel, van nieuwe mogelijkheden, van besef dat je altijd een omkeer in je leven, een toekeer naar God, kunt maken. Op die dag wordt het boek Jona gelezen. Twee weken geleden, vlak nadat ik mijn vorige blog geschreven had, sprak ik met een rabbijn. Ik had hem gevraagd om mijn spiegel te zijn voor mijn innerlijke onrust in deze fase van afscheid van het oude en stappen in het nieuwe voor wat betreft werk. Lijk ik niet een beetje op Jona, als ik soms voel hoe ik ‘terug in het schip wil om daar te gaan slapen’? Dat was de vraag die de rabbijn stelde.

Ik ben Jona gaan lezen. Een profeet. Getraind in het opvangen van Gods stem, in het je geroepen voelen tot een taak, in het luisteren en gaan. Maar Jona is een profeet die staakt. Hij wil niet. Hij wil niet naar die vreemde stad, die vreemde mensen die er maar op los leven, die zo anders zijn en denken dan hij. Hoe zou hij hen kunnen zeggen dat ze het anders moeten doen? Het is ‘far beyond his comfort zone’.

Het verhaal doet een beetje denken aan God die Abraham vertelt dat hij Sodom en Gomorra met de grond gelijk gaat maken. Dat raakt Abraham, hij voelt zich verantwoordelijk voor al die onschuldige mensen die er toch vast ook wel zijn? Dus valt Abraham God telkens in de rede. En God laat dat toe! Net als Mozes die God in de reden valt als God hem een opdracht geeft. Dit is de mens die God voor ogen heeft, een mens die de relatie met God aangaat ook daar waar er anders gedacht wordt of getwijfeld wordt aan de plannen van God of gebrek is aan het zelfvertrouwen.

Jona valt God zwijgend in de rede. Hij duikt weg uit de relatie. Op de vlucht naar Tarsis en er staat letterlijk en bij herhaling toegevoegd ‘weg van het aangezicht van de Heer’. Weg van het aangezicht heeft hij niet de kans om te leren, te veranderen, om meer mens te worden. In plaats daarvan gaat hij slapen. Slapen, dat is de wereld aan je voorbij laten gaan. Alles bij het oude laten. Niet deelnemen, geen stap zetten, geen verantwoordelijkheid op je nemen. Niets doen, niet bewegen, dan doe je ook niets fout. Geen commitment, niets waar je voor gaat staan, dan krijg je ook geen (innerlijke) weerstand, geen weerwoord.

Wie ben je eigenlijk? Met die vraag wordt Jona door zijn scheepsgenoten die met man en macht proberen het schip varend te houden in de storm wakker geschut. Het is dé vraag waar de tesjoeva, de in- en ommekeer, kan beginnen. En Jona antwoordt met een relationele ‘ik’: ‘ik ben een Hebreeër en ik vereer de Heer’. Jona gaat door de dood heen en ervaart dat God het is die zijn leven redt. Dan roept God hem opnieuw. Jona staakt niet langer en gaat, máár hij blijft toch op veilige afstand. Ninevé is groot (drie dagreizen) maar hij blijft aan de rand van de stad (tot 1 dagreis) en mompelt wat dat de inwoners moeten oppassen en dan denkt hij ‘ik heb het toch gedaan?’ Jona gaat niet tot de kern en leert dus ook niet de confrontatie aan te gaan om zijn (ziels)les te leren. Steeds blijft Jona de veilige terugtrekking zoeken. Hij bouwt een veilige hut om te kijken naar het lot dat die vreemde mensen zal gaan treffen. Wat Jona betreft is er geen Jom Kippoer, geen omkeer en inkeer, mogelijk.

Er zit veel in dat kleine boekje over Jona, al eindigt het verhaal wat vreemd. Zonder ons te vertellen wat Jona nu precies zelf geleerd heeft van deze ervaringen. Ik kan mezelf wel laten bevragen door dit verhaal. Wat doe je als de plek waar je moet zijn niet de herkenbare, veilige plek is waar je altijd al was en waar je mensen herkend in hun denken, doen en laten? Blijf je in gesprek met God als het spannend wordt of ga je uit de relatie, op de vlucht voor God en voor je nog-niet-bekende-zelf? Je kunt precies weten wie God is (zoals Jona wist dat God barmhartig en genadig is) maar wat betekent die kennis zonder relatie waarin je elkaar soms in de rede valt, waarin je ‘af kunt dwalen’ maar ook altijd weer terug kunt keren?

Omdat de Eeuwige er is én blijft.

Altijd.



God in de rede vallen (I)

Beschouwing Posted on Mon, August 31, 2020 11:56:50

Voor het eerst in achttien jaar vertrok ik vanmorgen niet over de dijk naar Veenendaal. Vanaf mijn 21e was ik het ritme gewend. Na zes weken vakantie de school weer inlopen, het lokaal weer klaarmaken, de lesboeken weer open en nieuwsgierig kennis maken met nieuwe leerlingen en nieuwe groepen. Het voelde al die jaren als beginnen aan een jaarlijkse reis. Niet weten hoe een groep zich zou ontwikkelen. De uitdaging van leerlingen die grenzen opzoeken en leerlingen die mij uitdagen te zoeken naar ergens een opening tot contact en nabijheid.

Dit jaar is het anders. En de afgelopen weken voelde het ook anders. Als ik iets las of iets zag betrapte ik me er meermaals op dat ik dacht: ‘o dat is een mooi thema voor een les’ of ‘dat zou een leuke werkvorm zijn’. Mijn docent-zijn was niet een jasje dat ik aantrok en nu zou kunnen inwisselen voor een ander jasje. Nee, ik bén het. Dat besef van verlies van dat stuk van mezelf, en van de gemeenschap waar ik zo vertrouwd zeventien jaar lang bij heb mogen horen, geeft verdriet. Grief. Rouw.

Kan ik die gevoelens van verdriet ontvangen? Moeizaam, om je eerlijk te zeggen. Ik merk dat ik protesteer: maar zou ik niet…? En dan bedenk ik iets wat ik zou kunnen doen om te kunnen blijven in de wereld die ik ken. Zodat ik niet hoef los te laten, zodat ik niet hoef te leven met gevoelens van onzekerheid en controle verlies die altijd horen bij verandering.

Vanochtend las ik woorden van Hans Bouma die hij schreef voor 31 augustus:

“Waarom laat ik U

nooit uitspreken,

steeds val ik U

weer in de rede,

neem ik bazig

het woord van U over

en praat maar praat –

zal ik ooit weten

wat Gij mij zeggen wilt?

O God, onderbreek mij,

overstem mij,

voltooi uw woorden.

Als ík het laatste

woord moet hebben,

ben ik verloren.”

Hans Bouma, Dus ik besta

Ja! Dat ben ik ook. Een in-de-rede-valler van God. Ja! Dat ben ik ook. Iemand die graag baas is in eigen leven, die graag haar eigen touwtjes in handen houdt.

Ik mag leren bidden dat God mij onderbreekt. Ik mag leren vertrouwen dat wanneer het alledaagse ritme van het leven door wat dan ook onderbroken wordt, dat God zijn woorden voltooit. Ik mag leren om stil te zijn, God te horen, me toe te vertrouwen en te weten dat ik uiteindelijk niet leef van mijn eigen woorden, daden en plannen. En dat dat maar goed is ook.



De tweede berg op gaan

Beschouwing Posted on Fri, July 10, 2020 18:33:05

“Uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar.”

Psalm 103:5

Bijna negen maanden geleden schreef ik op mijn blog over ‘Watertrappelen’. Ik schreef hoe het leven mij leerde om te watertrappelen. Je hoofd stil houden boven onrustig, onveilig water, en je benen als een gek laten trappelen zodat je niet verzuipt. Dat kost veel energie en bovendien is het uitermate eenzaam. Maar als er geen kant is waar je naar toe kan zwemmen, uit kunt rusten en een warme deken om je heen geslagen krijgt, dan is watertrappelen je enige optie. Ik schreef over dit beeld, omdat ik zag hoe ik dit was blijven doen toen ik een stembandverlamming op liep. Hard werken om weer te kunnen praten, zodat ik les kon blijven geven – al kostte dat meer energie en kracht dan goed voor mij en mijn omgeving was. En dus, in oktober, kon ik niet meer. Het was op. Ik zwom naar de kant om uit te rusten.

Uitrusten. Weer op adem komen. Even niets doen. Wu-wei, zo noemen ze dat in het taoïsme: handelen door niet te handelen. Als je niets doet, wat komt je dan tegemoet? Ruis, herrie? Een zachte stem? In eerste instantie was er bij mij veel onrust. Alles wat ik genegeerd had, vroeg ineens om aandacht en om gedragen te worden. Paniek en piekergedachten ook: als ik geen docent meer kan zijn, wat dan wel? Dagen lagen voor me open. Zonder de bekende ochtendhaast, kon ik elke dag beginnen met geestelijk vóór lichamelijk voedsel. Ik liep met Lewis standaard een lange wandeling per dag. Ik begon met tekenen. Ik schreef. Ik ademde weer op.

En ik las. Twee boeken hebben me veel leiding kunnen geven in deze tijd. Over De Tweede Berg van David Brooks schreef ik al in mijn vorige blog. David Brooks beschrijft dat de eerste berg die je in je leven beklimt gaat om de vraag: wat heeft het leven míj te bieden? Je groeit op, gaat studeren, krijgt een relatie, een baan, wellicht een gezin, je koopt een huis. Even nog geloof je wat de wereld je vertelt, dat deze dingen leiden tot je persoonlijk geluk. Even nog geloof je ook dat je álles uit het leven kunt halen. Maar op de top van de berg blijkt het toch niet zo eenvoudig te liggen, of erger nog: je dondert van de berg af. Dat is het moment waarop je de mogelijkheid hebt om de tweede berg te gaan beklimmen. Wanneer je aan de tweede berg in je leven begint, gaat het om een heel andere vraag: wat heb ík het leven te bieden? Of: waar roept mijn leven mij toe? De vragen die Brooks in dit boek oproept reisde met me mee de afgelopen maanden. Het gaat dan om de vraag waar je nodig bent, de vraag naar de taak die jouw leven je toedicht.

Misschien heeft het een heel leven nodig om de antwoorden op deze vragen zich te laten ontvouwen. Misschien biedt elke fase een ander antwoord op deze vraag.

In mijn tijd van ‘wu-wei’ kwam mij iets tegemoet. Zomaar een suggestie van iemand die mij vroeg hoe het nu liep met mijn werk en het zoeken naar een andere baan leidde er toe dat ik een paar maanden later en een persoonlijk sollicitatiegesprek verder aangenomen ben. In die paar maanden heeft het boek van Brooks me geholpen me af te vragen wat de verbinding is tussen mij en deze nieuwe functie. Het antwoord werd door de directeur van de organisatie bevestigd. Niet mijn diploma’s of het gebrek aan ervaring in de zorg was bepalend voor hem, het kwam niet eens aan de orde in het gesprek. Wat wel aan de orde kwam, was wat het leven mij gegeven heeft aan bitter en zoet en de manier waarop ik daar mee omga. Dat was bepalend. Het was zo helend voor mij dat iemand mijn kwetsbaarheden naar voren wist te halen als de krachtbronnen die vertrouwen geven dat ik mensen kan begeleiden met een onherstelbare breuk in het leven. Heel eerlijk gezegd: bij mezelf kan dat vertrouwen nog wel wat meer groeien 😉

Een dag na dat verrassende sollicitatiegesprek las ik psalm 103. Een psalm die leest als een innerlijke dialoog, een innerlijke oproep aan de ziel om God te loven. In de oorspronkelijke tekst staat daar ‘zegenen’. Ik las die ochtend dat ‘zegenen’ als: ‘God (iets van) het goede teruggeven’. De opbrengst van wat het leven mij gaf, maar ook juist niet gaf, en leerde tot nu toe, daarin ligt het antwoord op de vraag waartoe mijn leven mij roept. Dat vijfde vers, dat belandde diep in mijn hart. De jeugd die verandert in een adelaar. Dat is de beweging waarin je kiest om uit je kwetsbaarheid en zwakte kracht te halen. Musa maakte die beweging, toen hij leerde dansen op één been en een kruk. Je leest over hem in mijn vorige blog ‘Geloven op krukken’. Dansen zie ik nog niet zo zitten, maar ik voel me ontroert en dankbaar voor deze uitnodiging om deze beweging te gaan maken.



Geloven op krukken

Beschouwing Posted on Sat, July 04, 2020 12:26:15
Alon Skuy, Zuid-Afrika, Sunday Times

Het licht valt op zijn gezicht als hij naar links in de verte kijkt. Zijn steunpunt is zijn linkerarm die verlengd is door een kruk. En zo houdt Musa Motha zijn hele lichaam krachtig overeind. Deze foto van Alon Skuy is te zien bij de World Press Photo tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Als je een indruk wilt hebben van alles wat vorig jaar in de wereld gaande was, dan is de tentoonstelling je bezoekje meer dan waard. Maar vrolijk zul je er niet van worden.

Je wandelt langs intense gezichtsuitdrukkingen van mensen die leven tussen hoop en wanhoop. Achter het prikkeldraad van het vluchtelingenkamp, oog in oog met de soldaten die een regime met kracht en geweld in stand proberen te houden, de blik van Eva die getraumatiseerd door de oorlog en moedeloos van het zoeken naar een veilige plek om te leven op deze aarde, je wezenloos en compleet verlamd aankijkt. Je wandelt langs foto’s van dieren die worden opgejaagd uit hun habitat door mensen die uit zijn op winst.

Aarde,

lieve geteisterde aarde,

hoe lang nog hoe land,

steunend en kreunend

zie je uit,

wacht je en smacht je

hunkerend

naar geboorte,

het grote moment.

Hoe lang nog aarde,

hoe lang,

je verschrompelt, verteert,

duizendmaal sterf je,

gebeurt het dan nooit,

wordt alles weer chaos –

blijf hopen blijf dromen

want ooit

zullen we komen,

overvloedig als water,

een zee van mensen,

de mensen

naar wie je zo dorst,

zonen en dochters

van God

Hans Bouma

Veel foto’s toonden jongeren, uit allerlei landen, die in hun eigen context in opstand komen. In een bijbehorend filmpje hoor ik iemand zeggen: ‘we are seeing a new type of youth on this planet’ (…) ‘they need to be in charge of their future’. Ik moest denken aan de woorden van de profeet Joël. Zijn woorden beginnen met het aankondigen van een sprinkhanenplaag. Alles wordt kaalgevreten. Uitgeput en uitgebuit ligt de aarde erbij, ze kan niet meer. Maar dan komt de Geest van God ‘en uw zonen en uw dochters zullen profeten; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien’ (Joel 2:28). Wat ziet deze nieuwe type jeugd, voor welke verandering willen zij zich inzetten? Waar geloven ze in? Waar gaat hun verlangen naar uit? De gezichten van deze jongeren staan in schril contrast met gezichten van ouderen die ik her en der op foto’s zie. Het lijkt alsof de wanhoop en de moedeloos het in hun bestaan gewonnen hebben.

David Brooks haalt in zijn boek De Tweede Berg Frederick Buechner aan die geschreven heeft dat je  je ’s ochtends na het ontwaken de vraag moet stellen: ‘Kan ik het ook vandaag allemaal weer geloven? Of, beter nog, stel hem pas nadat je de krant hebt doorgebladerd en je het nieuws over de meest recente wreedheden op deze wereld tot je hebt genomen. Als het antwoord op die vraag elke dag opnieuw weer ‘ja’ luidt, dan weet je waarschijnlijk niet wat geloven in God werkelijk inhoudt. Het antwoord op die vraag moet minstens vijf van de tien keer ‘nee’ zijn, want een nee is net zo belangrijk als een ja, misschien nog wel meer. Die nee laat zien dat je een mens bent, mocht je daar ooit aan twijfelen. En als je op een ochtend het antwoord een volmondig ‘ja’ is, dan moet het een ja zijn dat vol is van belijden, tranen… en uitbundig gelach’. Een geloofsverplichting, zo komt David Brooks naar aanleiding van wat Buechner schrijft, tot de conclusie, betekent dus volharden in tijden van twijfel, volharden in tijden van lijden en zorgen, in tijden van onmin en in weerwil van alle idioten en amorele leeghoofden die denken namens het geloof te spreken (De tweede berg, 302-303).

Zo voelde het een beetje bij mijn bezoek aan de World Press Photo tentoonstelling. Al die beelden van brandhaarden in de wereld, waar gaat het heen? Kan ik het allemaal nog wel geloven, dat verhaal van de nieuwe schepping die aangebroken is met de opstanding van Christus en met de Geest die God uitgestort heeft op de diversiteit van mensen?

En dan is daar die foto van Musa Motha. Een aanstormend voetbaltalent uit Zuid-Afrika. Toen hij elf was had hij kanker en moest zijn been onder de knie geamputeerd worden. Wat een droom viel voor hem in duigen! Maar Musa zag een gezicht, van wat hij ondanks zijn handicap worden kon: danser! Hij gebruikt de zwaartekracht en zijn krukken in combinatie met de fysieke lenigheid die hij ontwikkelde als voetballer. En zo treedt hij op met het Vuyani Dance Theatre.

Wat een volharding spreekt er uit dit beeld van hem!

Musa leert me naar het licht te kijken, te volharden, te geloven dat het kán, dat dat geloof zelfs met gemis en op krukken tóch krachtig overeind gehouden kan worden…



« PreviousNext »