Afgelopen weekend was ik met de familie van Marjanne in het door ons zo geliefde Zuid-Limburg. Thuis geniet ik elke vroege ochtend weer van het wandelen met Lewis, onze hond, langs de rivier. Maar ook in Zuid-Limburg is het ’s ochtends een dankbaar cadeau om de hond te mogen uitlaten. De zon die voorzichtig begint te schijnen op het glooiende landschap. Het groen, het geel van het koren dat opnieuw zal gaan groeien. Ergens halverwege het zandpad waar ik liep, stonden een aantal bomen. En elke ochtend klonk daar een prachtig vogelkoor uit. Het ontroerde me. Of ik hier nu wel of niet loop, of er iemand is die het hoort of niet: deze vogels zingen elke ochtend uitbundig hun lied! Ze zingen omdat ze moeten zingen. Omdat de Schepper dat in hun natuur gelegd heeft.

Het deed me denken aan een filmpje dat ik ooit zag over het geluid dat dolfijnen onder water maken. Of het geluid dat giraffen kilometers ver door de savanne aan elkaar kunnen laten horen, maar voor mensen niet vanwege een frequentie die wij niet kunnen oppakken.

Het deed me denken aan het zee-aquarium in Kaapstad waar je ziet dat in de warme Indische Oceaan de vissen prachtige, felle kleuren hebben. In een diepte waar geen enkel mens ze ziet. Ze zijn mooi gekleurd, gewoon omdat de Schepper ze zo gemaakt  heeft.

In Job staat eigenlijk een derde scheppingsverhaal. Terwijl Job worstelt met de vraag waarom hij zoveel te verstouwen krijgt, zo moet lijden in zijn leven, wil God hem een ander perspectief laten zien. Zo gaat God hem in hoofdstuk 38 en 39 verschillende dingen vertellen over de wereld die Hij, de Schepper, gemaakt heeft. Waar de lens op de schepping in Genesis vooral gericht is op de mens, verlegd God die lens in deze woorden aan Job. Denk niet, Job, dat de wereld om jou draait. Denk niet dat alle dieren, alle planten er alleen voor jou is.

Al het leven is er, omdat God er schoonheid in ziet. Omdat God geniet van de vogelzang, van het geluid van dolfijnen en giraffen, van de kleuren van alle vissen diep in de zee.

En zo is het ook mens ons leven. Jij bent er, zonder waarom, gewoon omdat God schoonheid in je ziet! Omdat God genieten wil van je geluid, je beweging, je daden. En het wordt op zijn allermooist als het samenvalt met dat wat God in jou gelegd heeft: Zijn beeld, Zijn gelijkenis. En ja, dat is soms poetsen. Poetsen door de pijn, het lijden heen. Poetsen door je egoistische neigingen heen waarin je steeds weer denkt dat je vooral en in de eerste plaats voor jezelf moet zorgen, dat alles wat er is er voor jou is.

Nee, de aarde draagt ons, als klein onderdeel van alles wat leeft en ook door de aarde gedragen en verzorgd wordt. De vogels in de lucht, de bloemen in het veld. De roos is zonder waarom, zij bloeit omdat zij bloeit… Adam – mens van de aarde, gemaakt van stof. Ruimtestof. Deel van het geheel. Verhef je niet, buit niet uit, blaas jezelf niet op. Maar laat God zich in je verheugen, zoals God zich over zijn hele schepping verheugt. En zing dan als een vogel, elke ochtend de dag tegemoet! Omdat je leeft, omdat je leven mag!

Want juist, alleen dan, als je zelf het middelpunt niet bent, is er ruimte om zelf ook die vreugde ten diepste te ontvangen en te ervaren!

Zoals in de woorden van  Hans Bouma:

“Vieren dat je er bent,

mens door God overwogen,

mens door God gewild,

Mens van vlees en bloed,

mens met een hart in het lijf,

mens toegerust om te beminnen.

Vieren dat je er bent,

vreugde scheppen in je bestaan,

je had er ook niet kunnen zijn.

je verheugen over je lichaam,

je verheugen over je ziel,

subliem ben je.

Vieren dat je er bent –

zoals je Schepper

viert dat je er bent,

hoe gelukkig is Hij met jou,

hoe verblijdt Hij zich

over het werk van zijn handen”

(Hans Bouma, Dus ik besta, 148)