Als ik aan het eind van de middag met mijn auto onze straat in rij, zie ik bij de buren die in een verbouwde schuur wonen, nog steeds de verlichte kerstboom staan. Met de mistige dagen van afgelopen week, waande ik me bij die aanblik soms nog een beetje in de decembermaand. De laatste weken van een jaar hebben hun eigen sfeer. Het donker van de nacht blijft gedurende de dag steeds een beetje aanwezig. Dat wordt vaak versterkt door de kerstverlichting in de straat, in huizen, in etalages.

Na alle kerstdiners, knallend vuurwerk, appelflappen en oliebollen, volgt januari als een stille, sobere en kale maand. Een leegte die haast voelbaar is. Het voelen van die leegte en kaalheid heeft zelfs een eigen dag gekregen: blue Monday. En ik vraag me bij het zien van de paashazen en paaseieren in de supermarkt af: vinden we het te moeilijk om even in een periode van het jaar te verkeren waarin alles stil, kaal en sober is? Hebben we moeite om te leven met niets in het vooruitzicht?

Meer dan voorgaande jaren, viel het me op hoe het licht in januari al zoveel anders is als in december. In de ochtend loop ik altijd met Lewis langs de rivier. Afgelopen weken heb ik daardoor prachtige foto’s kunnen maken van het zonlicht. Ik merkte op hoe binnen twintig minuten op dezelfde plaats, het licht zoveel anders kon zijn. Dat de zon zomaar ineens kon verschijnen. Op zulke momenten voel ik hoe het licht mezelf vult. Ik voel de kracht van een belofte en dat zegent me met diepe gevoelens van dankbaarheid. Ik voel me: levend!

De kracht van de belofte is die van een nieuwe dag. Een nieuwe dag om te leven, te zorgen. Een nieuwe dag om mijn handen te openen, te vouwen. Een nieuwe dag om te lezen, stil te zijn, lief te hebben. Gedag te zeggen aan wie mij langs loopt. Ik ben – wederom – door de nacht gedragen naar het licht.

Het licht is niet vanzelfsprekend. Het duister, de donkerte wel. In het begin was er duisternis. Genesis – het verhaal van de schepping – vertelt ons dat klip en klaar: duisternis is het grondbeginsel. Duisternis is wat aan alles vooraf gaat. Samen met het bestaan van de Eeuwige. Dat is een boeiende paradox: de Eeuwige als bron van licht en leven bestond in het duister, God kán als Licht bestaan in het duister.

Het kan soms een verademing zijn, om te beseffen dat het duister al een plek had. Het hoeft niet weg, ook niet in onszelf. Maar er mag iets bij. De Eeuwige wil ons iets geven, er iets aan toevoegen: Licht.

Licht is de eerste fysieke verandering in het universum. Licht is er, omdat God wilde, verlangde (een daad van liefde!) dat er licht kwam: ‘Er zij licht!’ Het is het eerste woord van verbinding: het licht kan bestaan omdat er duisternis is. De nacht wordt aan de dag verbonden. Het is ook het eerste woord van scheiding. En alleen door te scheiden, door te begrenzen, kan iets op zichzelf bestaan: de dag naast de nacht.

Juist in de vroege ochtend, zo vlak voor het ochtendgloren, lijken de bomen langs de rivier het donkerst. Maar dan komt het Licht en in de stralen van licht wordt alles in glorie gezet. Mooi toch, dat woord ochtendgloren? Alles wordt ‘opgelift’, verheven.  

Licht is de voorwaarde voor al het andere dat de Eeuwige ten leven roept. Misschien is het daarom dat ik zo graag dat licht in de vroege ochtend ‘opvangen’ en ontvangen wil. Het spreekt mijn verlangen aan. Naar leven, naar zin om iets te doen. Een verlangen om ‘opgetild’ te worden. Om aan de slag te gaan, deze dag, in deze wereld. Om lief te hebben. Om lief te zijn. Even, in het licht van de vroege ochtend, is dat allemaal zo duidelijk: waartoe wij bestaan, dat de dag ons elke keer weer gegeven wordt. Vaak raak ik dat eerste aanvoelen zo snel ook weer kwijt, in de dagelijkse beslommeringen, in de donkere, bezorgde kanten van het nieuws dat ons informeert over ontwikkelingen in de wereld. In de donkerte van mijn eigen gedachten en gevoelens.

Dan pak ik maar weer eens de foto’s van de ochtend er bij.

Wij leven voor de dag, voor de dag die komt. In Gods grenzeloze licht, bestaan wij. Voor de Eeuwige, voor elkaar. De Eeuwige zegent ons, iedere dag, met een belofte van Licht. In dat licht mogen wij onszelf zien, onze geliefden, de vreemde ander, de vijandige ander, de bezorgde, angstige ander, de dieren, planten, alles wat leeft van Licht. En die hele schepping bij elkaar – vol paradoxen en rafelrandjes – mogen wij ook ‘verheffen’, door er de zegen van leven en goedheid over uit te spreken. De ander ‘optillen in en naar het licht’ door onze woorden, gedachten, daden. Zoals de Eeuwige deed bij de schepping. En zoals wij kunnen en mogen doen als we leven met en vanuit die Bron van het Licht, dan hebben wij Licht dat leven geeft!