Voor het eerst in achttien jaar vertrok ik vanmorgen niet over de dijk naar Veenendaal. Vanaf mijn 21e was ik het ritme gewend. Na zes weken vakantie de school weer inlopen, het lokaal weer klaarmaken, de lesboeken weer open en nieuwsgierig kennis maken met nieuwe leerlingen en nieuwe groepen. Het voelde al die jaren als beginnen aan een jaarlijkse reis. Niet weten hoe een groep zich zou ontwikkelen. De uitdaging van leerlingen die grenzen opzoeken en leerlingen die mij uitdagen te zoeken naar ergens een opening tot contact en nabijheid.
Dit jaar is het anders. En de afgelopen weken voelde het ook anders. Als ik iets las of iets zag betrapte ik me er meermaals op dat ik dacht: ‘o dat is een mooi thema voor een les’ of ‘dat zou een leuke werkvorm zijn’. Mijn docent-zijn was niet een jasje dat ik aantrok en nu zou kunnen inwisselen voor een ander jasje. Nee, ik bén het. Dat besef van verlies van dat stuk van mezelf, en van de gemeenschap waar ik zo vertrouwd zeventien jaar lang bij heb mogen horen, geeft verdriet. Grief. Rouw.
Kan ik die gevoelens van verdriet ontvangen? Moeizaam, om je eerlijk te zeggen. Ik merk dat ik protesteer: maar zou ik niet…? En dan bedenk ik iets wat ik zou kunnen doen om te kunnen blijven in de wereld die ik ken. Zodat ik niet hoef los te laten, zodat ik niet hoef te leven met gevoelens van onzekerheid en controle verlies die altijd horen bij verandering.
Vanochtend las ik woorden van Hans Bouma die hij schreef voor 31 augustus:
“Waarom laat ik U
nooit uitspreken,
steeds val ik U
weer in de rede,
neem ik bazig
het woord van U over
en praat maar praat –
zal ik ooit weten
wat Gij mij zeggen wilt?
O God, onderbreek mij,
overstem mij,
voltooi uw woorden.
Als ík het laatste
woord moet hebben,
ben ik verloren.”
Hans Bouma, Dus ik besta
Ja! Dat ben ik ook. Een in-de-rede-valler van God. Ja! Dat ben ik ook. Iemand die graag baas is in eigen leven, die graag haar eigen touwtjes in handen houdt.
Ik mag leren bidden dat God mij onderbreekt. Ik mag leren vertrouwen dat wanneer het alledaagse ritme van het leven door wat dan ook onderbroken wordt, dat God zijn woorden voltooit. Ik mag leren om stil te zijn, God te horen, me toe te vertrouwen en te weten dat ik uiteindelijk niet leef van mijn eigen woorden, daden en plannen. En dat dat maar goed is ook.