De bijbel, vooral het oude testament, bevat veel verhalen
die zwaar op mijn maag liggen en waar ik altijd vragen bij heb. Toch gaan die
verhalen mijn hele leven met mij mee. Wat je als kind te horen krijgt, of
meemaakt, is soms voldoende om de rest van je leven op te kauwen. Soms hoor of
lees ik een uitleg bij zo’n bijbelverhaal die me ‘oplicht’, een uitleg die het
minder zwaar maakt of nieuwe perspectieven geeft op God. Dat gebeurde afgelopen
week, toen ik in het boek ‘Een gebroken wereld heel maken’ van Jonathan Sacks
(emeritus opperrabbijn van Groot-Brittannië) aan het lezen was. Dat geeft dan
zoveel vreugde, dat ik het graag deel en doorgeef.

God verscheen aan Abraham door drie mannen die bij hem op
bezoek kwamen. Het verhaal staat in Genesis 18. De mannen zeggen Abraham toe
dat Sara een zoon zal krijgen. Na die boodschap trekken ze verder, maar God
vraagt zich hardop af of hij voor Abraham geheim zal houden wat zijn plannen
zijn. Omdat God grote plannen heeft met Abraham, vertelt God hem dat de
inwoners van Sodom en Gomorra wellicht vernietiging over zich hebben afgeroepen
door hun onmenselijke daden (21).

De zachte en liefdevolle boodschap van God, de belofte van nieuw
leven, wordt direct opgevolgd door het voornemen om Sodom en Gomorra – mensen –
te vernietigen. Hoe krijg je die twee
verhalen in hetzelfde Godsbeeld bij elkaar?

Het nieuwe perspectief dat Sacks mij geeft bestaat uit twee
elementen:

(1) God wil dat Abraham reageert;

(2) God leert Abraham wat het
betekent om vader te zijn.

Dit tweede element boeit me mateloos. Het verklaart direct
waarom het gekoppeld is aan de eerste boodschap, de belofte van vaderschap. En eigenlijk staat dat ook al in de tekst, vers 17-19, als reden die God zelf geeft: ‘Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die Ik wijs, door gerechtigheid te doen en recht.’

Het jodendom kent twee kernmomenten in de Tora: de schepping
en de Exodus. God heeft de mens menselijk gemaakt, Hij wil dat we mensen zijn.
Mens-zijn betekent dat wij nooit de dingen kunnen zien vanuit zijn perspectief.
Dat laat ons de vraag stellen: waarom lijden mensen? Waarom is er kwaad? En
sterker nog: waarom treft het kwaad de rechtvaardigen? Mens-zijn betekent dat
we kwetsbaar zijn, ons kunnen laten raken, dat we zwak zijn, gewond kunnen
raken en de mist in kunnen gaan. God vraagt niet van ons om bovenmenselijk te
zijn. Hij vraagt van ons om te erkennen als we de mist in zijn gegaan en
daarvan te leren, om te vergeven, om te genezen en herstellen. God vraagt ons
om te oefenen in ‘mens zijn zoals God het bedoeld heeft’, in medemenselijkheid
en barmhartig-zijn.

Met dit vreemde gesprek tussen Abraham en God, wil God leren
dat zijn volk het kwaad en het onrecht van de wereld niet zomaar moet
accepteren als de wil van God. Dat is ‘gehoorzamen-zonder-vragen’, dat is
ongezond ouderschap. Dit verhaal biedt een tegenverhaal temidden van culturen
waarin goden willekeurig hun wil uitvoeren en waarin mensen willoos en zonder
genade getroffen worden. God wil dat Abraham hem bevraagt, de bestaande orde
der dingen test. Kind zijn betekent in het jodendom leren hoe je vragen moet
stellen. Het gaat niet om het gehoorzamen-zonder-vragen, zonder opstand of
verzet. Zo leert God Abraham wat het betekent om een kind te leren hoe het moet
groeien. Abraham is door God uitgekozen om vader te worden, van een groot volk.
Vader – of moeder zijn – ‘betekent nieuw leven te wekken door een daad van
liefde, ervoor te zorgen en het te beschermen zolang het jong is, en dan zich
er langzaam van terug te trekken zodat het kan leren lopen, spreken en
verantwoordelijkheid op zich nemen’ (Sacks). Abraham neemt de verantwoordelijkheid
op zich, hij spreekt, hij bidt voor de rechtvaardigen van Sodom en Gomorra. Het
heilige en het goede doen, is zowel je plicht tegenover God en je medemens
vervullen. Die twee moeten we niet uit elkaar halen. Het verhaal zou nog een
stapje verder kunnen gaan, door niet alleen het gebed voor de rechtvaardigen,
maar ook voor de onrechtvaardigen omdat dat ook mensen zijn, net als Abraham.
Maar goed, dat staat er niet.

We spreken in metaforen over God. Het beeld van God als
vader is de steeds terugkerende metafoor in de Bijbel. In het Eerste Testament
is dat: vader van het volk, van de gemeenschap (Ex. 4:22). In het christelijk
geloof is die relatie m.i. meer individueel komen te liggen, maar de vraag is
of het niet meer in de lijn van de bijbel is om God in de eerste plaats als
Vader van de gemeenschap te zien. Als we God proberen te begrijpen, zullen we
moeten begrijpen wat het betekent om vader of moeder te zijn. Het betekent dat
we in de relatie tot God onze verantwoordelijkheid nemen over onszelf en onze
medemens, over de aarde waar wij aan toevertrouwd zijn. Dat we niet met onze
blik alleen maar op het heilige gericht zijn, ons genoegzaam terugtrekken in de
kerk of onze blik op de hemel richten. Want dan worden we gevoelloos voor de
aarde. Onze verantwoordelijkheid nemen in relatie tot God betekent zelfs dat we ons niet achter Hem of zijn door ons vermoedde wil verschuilen.

Het betekent dat we niet alles zomaar aanvaarden omdat het is zoals het
is, maar dat we testen, bevragen, ook wat begrepen wordt als ‘Gods plan’. Ja,
zelfs dat we opstandig zijn en verzet plegen. Omdat dit verhaal laat zien dat
dat mag, dat God dat wil, dat dat de reden is waarom hij ons mensen heeft
gemaakt en sterker nog: omdat we daarin onze medemenselijkheid oefenen. Als we
het niet doen, hebben we niet begrepen waarom we hier op aarde zijn en waartoe
wij geroepen zijn.

Zo… en dat roept weer veel nieuwe vragen op! Dan helpt misschien Sacks’ mooiste zin tot nu toe:

“Volkomen waarheid is in de hemel: op aarde leven we te midden van de afspiegelingen en brekingen van haar licht”.