Een tijdje geleden al weer keek ik de film Silence. Het was
een film die ik moest verwerken. Nu in de stille week voor Pasen moet ik er
weer aan denken. In de film Silence moet Rodrigo, een katholieke priester in
Japan, op de fumi-e trappen. De fumi-e was een beeltenis van Christus. In de
zeventiende eeuw dwongen de religieuze autoriteiten van Japan mensen om op de
fumi-e te trappen.
Als je weigerde om op de fumi-e te trappen, dan gaf je te
kennen dat je christen was en volgde een pijnlijke martelaarsdood. Shūsaku Endō beschrijft het allemaal in zijn boek ‘Silence’. De titel
verwijst naar het zwijgen van God in een wereld waar mensen op de meest
verschrikkelijke manieren gedood worden vanwege hun geloof in deze God die
zwijgt.
Rodrigo wordt door Kichijiro
verraden. Kichijiro is de Judas in het verhaal. Hij weet wat het is om op de
fumi-e te trappen. Zodra het moeilijk wordt en zijn leven op het spel staat,
trapt hij er op om daarna weer terug te komen bij de priester, hartstochtelijk
te biechten en weer terug te keren naar het geloof. Kichijiro heeft indruk op
mij gemaakt. In de film komt zijn strijd zo invoelbaar en écht over. Hij is het
die in doodsangst aan de priester vraagt: ‘Waarom legt God ons zo’n lijden op?
Padre, we hebben toch niets misdaan?!’
Wanneer Rodrigo zelf voor de fumi-e staat, hangt er veel
vanaf. Als hij op de fumi-e stapt worden een aantal mensen die boven een put
hangen en langzaam doodbloeden bevrijdt van hun lot. Rodrigo hoort de
afbeelding van Christus op de fumi-e tot hem spreken: “Trap maar. Trap maar. Ik
ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren
om door jullie vertrapt te worden”. Zijn voet gaat langzaam omhoog en dan trapt
hij op datgene wat het meest belangrijk voor hem was, wat richting gaf aan
alles wat hij in zijn leven was: zijn God.
‘Silence’ is het verhaal van Goede Vrijdag, het verhaal van
lijden en godverlatenheid. Ik weet niet meer zo goed, wat dat verhaal nu
werkelijk te vertellen heeft. Allerlei theologische interpretaties hebben de revue gepasseerd. Hier maar zwijgen. In ieder geval merk ik dat het voor mij
al een tijdje niet meer het oude verhaal is van een God die mij van mijn zonden
voor de eeuwigheid red aan het kruis. Niet meer het verhaal van een God die mij
de dood van zijn zoon cadeau doet, omdat dat het enige plan is om mij en de
wereld te redden. Ook niet het verhaal waarin God de lijdende God wordt, die daarmee
mijn persoonlijke lijden kent en draagt. Ik weet niet wat het precies voor mij
is, maar Kichijiro liet mij iets zien: het verhaal van een man, met een bang
hart, die houdt van het leven en weet dat hij terug mag komen, steeds opnieuw, omdat
de liefde van die God groots is. Dat hij terug mag komen ondanks zijn lafheid, zijn
bange hart, zijn angst voor de dood of, als je het anders bekijkt: zijn liefde
voor het leven. Het is het verhaal van Rodrigo die bereid is om op te geven
waar hij voor leeft en weet dat er geen oordeel is als hij zijn God vertrapt om
zijn leven en dat van anderen te redden. En vanuit deze personage in Silence
wordt het voor mij even een liefdevol verhaal over een God waar niets moet of
hoeft, die geen lijden of afrekening nodig heeft, die geen leven neemt om een
ander leven te redden. Een God die niets dan leven wil, mijn leven wil. Maar die
zich laat vertrappen door mij, omdat er nu eenmaal ervaringen zijn die elk geloof dat je in je hebt vertrapt, om mij te kunnen laten zijn op de plek waar ik ben. En
juist dan wil die vertrapte God nog steeds als grond onder mijn voeten zijn. Als de adem in het leven
mij aanvaart met alles wat er in mij leeft.
En mij vraagt dát te aanvaarden wat zich aangediend heeft en aandient in
mijn leven. Omdat ik door die aanvaarding Pasen leer: vernieuwd leven mét de
wonden die er zijn, als stille getuigen van de Godverlatenheid.
Het is niet altijd jubelend Pasen. Ik leef ergens tussen
Goede Vrijdag en Pasen in. Het is een doorgaande beweging.
Soms is het Goede Vrijdag.