Blog Image

Oefenen in afhankelijkheid en vertrouwen

Beschouwing Posted on Wed, October 23, 2019 12:54:54

Na de grote tocht van inkeer en Jom Kippoer staat er niets meer tussen God en mens in. Daarom mag het dak van de loofhut tijdens Soekot, het joodse feest dat bijna direct volgt op Jom Kippoer, niet gesloten worden. Gedurende acht dagen wordt de luxe van het gebouwde huis symbolisch verruild door een schamel hutje van takken en loofbladeren.

Waarom zou je dat eigenlijk doen?

Ik ben het (o.a. door Jonathan Sacks aan wie ik een groot deel van de inhoud van dit blog te danken heb), gaan begrijpen als een spirituele oefening waar Joden het jaar mee beginnen. De oefening is om je leven uit handen te geven, terug te geven aan God wat je zelf krampachtig probeert vast te houden. Op die manier komt het dicht bij Godsvertrouwen en overgave. Het is het besef en de erkenning dat wij ons leven niet kunnen ‘regelen’, beheersen, controleren, maar dat wij ten diepste afhankelijk zijn. Ik verzet me tegen die afhankelijkheid en voel me uiterst ongemakkelijk als ik in een afhankelijke positie terecht kom. Ik heb graag mijn leven op orde: genoeg geld op de bank om voor mezelf te zorgen, de zekerheid van een baan, maatschappelijk aanzien, respect, een fijn huis om in te wonen met haar bij wie ik in liefde het meest ‘thuis’ ben. En behalve uiterlijke zaken zit die orde ook in mijn innerlijk leven: herinneringen en gevoelens vast houden, soms zelfs verborgen houden voor mezelf, niet delen met anderen, uit angst voor die kwetsbare overgave aan de zorg van een ander waar ik dan niet zonder kan. Vooral zo normaal mogelijk doen en de controle niet verliezen. Ik hou de dingen graag op de vaste plek waar ze zijn. Het is mijn eigen gevecht met de ervaring dat afhankelijk zijn je kwetsbaar maakt voor misbruik en manipulatie. Ten diepste is het mijn breuk in vertrouwen die daardoor veroorzaakt is. Bestaansvertrouwen en ook Godsvertrouwen. Er kan je van alles overkomen in het leven, en als je dat eenmaal ervaren hebt dan wil je jezelf wapenen. Voor mij is dat vertrouwen en die overgave een hele oefening. Wanneer die overgave er wel is, is er ook meer ruimte voor de speelsheid, de creativiteit, de vreugde en het liefhebben. Maar dat is voor mij vaker nog een ‘weten’ dan een ‘ervaren’.

Ik doe het meestal niet zo goed in een tent, zelfs wanneer die van goed weersbestendig materiaal gemaakt is. Zeven dagen leven in een schamel hutje en dan vreugde ervaren – dat is de uitdaging die Soekot geeft. Gedurende deze dagen wordt gelezen uit Prediker. Dat is een boeiende keuze! Achtenveertig keer komt het woord הבל  (‘habel’) in dit boek naar voren, vaak vertaald als ‘niets’ of ‘nietigheid’, ‘betekenisloos’. Beter te vertalen als: ‘oppervlakkige adem’. Koning Salomo, aan wie Prediker toegeschreven wordt, komt tot het inzicht dat alles wat hij verzameld, toe-geëigend en gebouwd had betekenisloos was. Niets heeft waarde want alles sterft weg. Je kunt een comfortabel huis bouwen, ja zelfs een paleis, maar het huis waar je eigen adem in woont is zo sterfelijk als wat. Je leeft zolang je ademt, en daar heb je geen enkele invloed op. Prediker gaat over de vraag hoe we in godsnaam kunnen leven met dit inzicht dat alles vergankelijk is. We doen álles om ons te verzetten tegen die vergankelijkheid. Koning Salomo laat de vraag niet onbeantwoord. Meer dan in andere boeken in de Tenach komt het woord ‘simcha’ in Prediker voor. Vreugde! Dat is hét antwoord op de vraag naar die onaangename gevoelens van vergankelijkheid, de angst voor de dood. Leer jezelf vreugde. Dat is iets anders dan ‘geluk’. Er is volgens mij niets tegen de ijver voor een gelukkig leven, maar vreugde gaat om het moment in het hier en nu. De vreugde van de dankbaarheid voor wat nu (ontvangen) is. Het is het ervaren van eeuwigheid in een kortstondig moment en dan: vieren!

foto van Michelle da Costa Gomez

Het menselijk leven, ons lichaam, is als een ‘sukkah’, een loofhut. Het is een tijdelijke plaats. Een plaats waar de wind door heen waait, waar het soms veel te warm is en soms veel te koud. Het is een plaats die aangetast kan worden door alles wat van buiten komt. We zijn nergens zeker van en kunnen ons ook nergens tegen verzekeren.

Maar juist daardoor kunnen we onszelf openen voor verbondenheid die hoort bij afhankelijkheid, voor Godsvertrouwen in het manna dat iedere dag uit de lucht komt vallen, genoeg voor wat je die dag nodig hebt.

De vader van koning Salomo, David, wilde een tempel bouwen voor God omdat hij in een prachtig paleis woonde en God ‘maar in een tent’. God was minder enthousiast. De profeet Nathan kreeg er een slapeloze nacht van: ‘Waarom zou je voor mij een huis bouwen om in te wonen? Ik ben rondgetrokken in een tent, heb ik ooit om een huis gevraagd?’ vroeg God.  

God woonde in een tent en vroeg niet om een huis of een tempel. God trok mee met het volk, de open toekomst in. God trok voor het volk uit. God is overal. De belofte die God geeft aan de nakomeling van David moet misschien eerder een verwijzing zijn naar het lichaam van Christus als tempel. Zoals later Paulus dit beeld gebruikt voor de gemeente en voor de gelovige.

Soekot is een jaarlijkse oefening in vertrouwen, bitachon, en verdragen van het gevoel van afhankelijkheid en onbehagen. Voor de geoefende spiritualiteit zelfs het oefenen van vreugde middenin het onbehagen. Voor mij in de eerste plaats het vertrouwen dat God er gewoon bij is, ieder moment van mijn adem. Als ik leef in groeiend vertrouwen en liefde tot God, dan wordt mijn adem minder oppervlakkig (ik moet dan altijd denken aan mijn lievelingsvers uit Job 33:4).

Allan Morinis beschrijft bitachon als ‘de innerlijke houding die respecteert wat er ook gebeurt in onze levens, dit niets meer of minder is dan het curriculum dat God ons geeft door middel van een van de ontelbare wegen die God beschikbaar heeft in de wereld. Het duwen en trekken – zowel door liefde als door tegenslagen – is wat ons naar de drempel van groei leidt, die we anders waarschijnlijk (vrijwel zeker) nooit zouden benaderen’ (in: Het Heilige in het alledaagse – het Joodse spirituele pad van Mussar, p. 267).  

Als je vertrouwen cultiveert, wordt liefde mogelijk.



Met de toekomst in handen

Beschouwing Posted on Sat, September 28, 2019 18:47:56

Morgen is het Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar. Het nieuwe jaar wordt verwelkomd met appels en honing. ‘Een zoet nieuw jaar!’

Afgelopen maand (Elul) stond in het teken van het zielsonderzoek. Ik realiseerde me nu sterker dat Rosj Hasjana (nieuwjaar) éérst gevierd wordt en dan tien dagen later pas Jom Kippoer, de Grote Verzoendag. Je zou denken dat het logischer is om, vóór het begin van het nieuwe jaar, eerst te belijden waar je spijt over hebt in het afgelopen jaar, wat je anders had willen doen en wat je voorneemt om in het komende jaar ook dáádwerkelijk anders te doen. Maar zo is de volgorde niet. Joden luiden eerst het nieuwe jaar in, en kijken dan om naar het verleden. Die volgorde is niet toevallig. Zoals bij alles in het Jodendom zit er een verhaal achter.

Jonathan Sacks (opperrabbijn van Groot-Brittannië tot 2013) heeft dat afgelopen week uitgelegd. Zijn uitleg geef ik graag door, er zit zo’n mooie les in. Nee, meer dan een les: een goddelijke belofte.

Hij wees op de overlevers van de holocaust. De meesten van hen spraken niet over hun traumatische ervaringen. Niet met hun echtgenoten, niet met kinderen. Soms zwegen ze voor 40, 50 jaar en soms hun hele verdere leven lang. Ze bouwden het land Israël op, ze kregen kinderen en kleinkinderen. Ze verzekerden eerst de toekomst. Daarna was er eventueel ruimte om achterom te kijken, naar alle verliezen die geleden zijn. In het Jodendom komt de toekomst altijd eerst. Kijk je achterom zonder de toekomst zeker gesteld te hebben, dan wordt je tot het zout van tranen. Een zoutpilaar, zoals de vrouw van Lot.

Eerst Rosj Hasjana, eerst aan het nieuwe jaar beginnen. Vol vreugde en blijdschap, de toekomst ligt open. In de synagoge gaat de lezing op die dag over geboorte: de geboorte van Isaak en de geboorte aan Samuel. Twee zonen voor twee moeders die al lang dachten dat hun verleden groter was dan hun toekomst. Toch gaat het leven door. Zoals steeds in de Tora, zoals steeds in het Jodendom.

Dan Jom Kippoer, dit jaar op 9 oktober. Vierentwintig uur is de joodse gemeenschap bij elkaar in de synagoge. Een intense dag vol van vasten, bidden, lezen, zingen en bezinnen met als hoogtepunt Neilah (daar zal ik na die dag over schrijven). Die dag lezen ze met elkaar het boek Jona, wat als boek ook wel wordt gezien als ‘de hele Tora in één’. De profeet die onder zijn verplichtingen aan God uit probeerde te komen, maar tevergeefs. De profeet die genoegzaam wil toezien hoe die slechteriken van Ninevé uitgeroeid zullen worden door Gods hand. Jona die treurt over een verdorde vijgenboom en God? Die lijdt vooral aan het lot van al die mensen die wankelen tussen goed en kwaad. God die spaart, vergeeft, die altijd weer blijft geloven in de teshuva, de omkeer, van mensen. Dat is de God die steeds blijft geloven dat de toekomst altijd anders kan zijn dan het verleden, dat de toekomende mens altijd meer te leven heeft dan zijn geestelijke dood(slag) in het verleden.

God geeft ons eerst de toekomst in handen, zo leert ons de Tora. Zo leert echter niet altijd onze ervaring. Soms blijft het verleden altijd als een schaduw. Of is dat de schaduw door de wolk boven ons, de wolk van Gods aanwezigheid, zoals ooit het joodse volk dat ervaren heeft tijdens de lange weg die ze moesten gaan? De toekomst in, daar ver voorbij dat smalle pad door de waterdood.

Met de toekomst in handen, is het makkelijk om te kijken naar wat geweest is. De gemiste kansen, de geleden pijn, de tekortkomingen, de tranen om alles wat ergens een barst vertoont. Misschien door je eigen toedoen, misschien door je nalaten. Misschien je toegedaan, door mensen die nalieten. Spijt betuigen en spijt aanvaarden. Vergeven en vergeven worden. Met de toekomst in handen, is het makkelijker om je lot te dragen en te delen. Om samen de toekomende mens te zijn waar God in gelooft. Sjana Tova!



Rachamim

Beschouwing Posted on Sat, July 13, 2019 12:09:51

Afgelopen week schoof ik aan tafel bij mussarniks. Zij, allemaal
joods, volgen het spirituele pad van Mussar. Al een lange tijd heb ik interesse
in de joodse mystiek. Dat wakkerde aan toen ik een jaar geleden een studieweek taoïsme
en tai chi volgde en tegelijk me verdiepte in Martin Buber. Buber vond in het taoïsme
sporen van zijn eigen traditie terug. Ik werd nieuwsgierig: waar raken joods
denken en taoïsme elkaar? En zo ging ik op zoek en kwam ik terecht bij Mussar.
In Safed (Israël) ontmoette ik in de meivakantie het bestuur van de Nederlandse
Mussarbeweging. Dat was geen toeval in de betekenis zoals men dat gebruikt,
maar iets dat mij toe viel van andere zijde. Het voelde alsof ik op een spoor
werd gezet en zo werd het contact tussen mij en de Mussarbeweging bij
terugkomst van mijn reis voortgezet.

Mussar is hebreeuws voor ‘correctie’ of ‘instructie’. Het is
een manier van leven waarin gewerkt wordt aan meer bewustzijn voor innerlijke
houdingen van waaruit men met zichzelf en de wereld omgaat. Het doel is sh’lemut,
of te wel ‘heelheid’. Heelheid en heiligheid liggen hierbij dicht bij elkaar
(zoals in het Engels: wholeness en holiness). Mussar stelt het leven voor als
een curriculum waarin je werkt aan je zielseigenschappen.

In de studie van deze week stond de eigenschap ‘compassie’ centraal. Rachamim,
in het Hebreeuws. Ik wil er hier op mijn blog over schrijven, omdat in deze
eigenschap zoveel samenkomt van waar ik de laatste keren over geschreven heb. Allereerst het ‘dragen’: het woord rachamim komt van rechem, wat
vertaald kan worden met ‘baarmoeder’. De plaats waar de moeder het ongeboren kind draagt. De plaats van allergrootste nabijheid en onvoorwaardelijkheid. Moeder en kind zijn niet afgescheiden, maar één. Samen maken zij deel uit van één lichaam tot aan de geboorte. Er is alleen sprake van ontvankelijkheid, alle ruimte gevend aan dat specifieke leven dat zij in zich draagt, alle ruimte aan verandering en groei, aan wat komen gaat en wat/wie zij nog niet kent.

Maar als stam van hebreeuwse letters (resj
– chet – mem) betekent rechem ook ‘liefhebben’. De liefde van de moeder, maar ook van de vader zoals in Psalm 103:13 naar voren komt:

‘Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen, zo liefdevol is de Heer voor wie hem vrezen’.

In dat vers wordt rechem (compassie) voorgesteld als de liefde in een vader-kind relatie en nog sterker, deze compassie wordt gezien als goddelijke kwaliteit.

Terwijl ik deze beelden en betekenissen aan het herkauwen
ben (en ik ben er nog niet mee klaar dus op dit blog nu alleen wat losse,
wellicht onsamenhangende gedachten) dacht ik aan het beeld van het lichaam dat
Paulus gebruikt als hij spreekt over de gemeente van Christus. De gebruikelijke
uitleg die ik vaak hoor is dat dit betekent dat we niet zonder elkaar kunnen, dat
we elkaar nodig hebben en dat we elkaar moeten dienen met onze talenten. Zou
het in dit beeld ook niet gaan om het ervaren van niet-afgescheiden zijn, door
de ander zo nabij te laten dat hij/zij onder je huid kruipt en je met elkaar
dragen kunt, als voorwaarde voor het werken aan onze zielseigenschappen, zoals
compassie? Net zo vol ontvankelijkheid en onvoorwaardelijkheid, niet wetende wat/wie we worden gaan, net zoals een moeder bij haar ongeboren kind? Zouden we ons daar niet minstens in oefenen?

Tegenover rachamim wordt ‘din’ geplaatst. Din gaat
over rechtspraak, een ander woord is ‘gevoera’, het oordelen. In het
oordelen nemen we juist afstand van de ander. Mussar verklaart dat we eerder
geneigd zijn tot het oordeel dan tot compassie, omdat we onze afgescheidenheid
(de dualiteit) makkelijker waarnemen dan onze eenheid. En heel soms verpakt
compassie zich in het oordeel. Bij Mussar gaat het om het ontwikkelen van de
spirituele souplesse om te schakelen tussen compassie als compassie en
compassie als oordelen.

Hoe dan ook: compassie is een kenmerk van relaties waar je
elkaar zo nadert dat de muren van het ego verlaagt worden, dat wat ons afgescheiden houdt
opgeheven wordt en we eenheid ervaren.

Over God wordt gesproken als Ha’El
Ha’Av Ha’Rachaman:

‘God, de meelevende Vader’.



Kies dan het leven!

Beschouwing Posted on Wed, May 08, 2019 15:22:37

“En hier ben jij. Hier ben jij! In het heilige heden. Ik kan
je niet genezen – niemand anders kan dat – maar ik kan jouw keuze om de
gevangenis in je gedachten af te breken, steen voor steen, met je vieren. Je
kunt niet veranderen wat er is gebeurd, je kunt niet veranderen wat je hebt
gedaan of wat je is aangedaan. Maar je kunt ervoor kiezen hoe je nú leeft. Mijn
lieve schat, je kunt ervoor kiezen om vrij te zijn.”

Dat schrijft Edith Eva Eger in haar boek ‘De Keuze’. Ik heb in Israel
fragmenten uit dit boek gelezen. Eger houdt ons net als Mozes de keus voor: ‘Kies
dan het leven!’ Zij koos voor het leven, ondanks haar ervaringen in Auschwitz
waar ze haar ouders verloor en waar ze danste voor Josef Mengele. Zij weet ook
dat er dingen zijn waarvoor je niet kiest. Herkenbare woorden voor hoe
traumatisering werkt:

“Er zijn altijd twee werelden. De ene waarvoor ik koos en
de andere die ik ontken maar die zich zonder mijn toestemming ertussen dringt.”

Deze fragmenten uit haar boek kwam bij me terug naar
aanleiding van feedback die ik kreeg op mijn vorige blog. Ook ik beweeg me
liever van (mijn) wonden weg door te verhullen in abstracte woorden en zinnen.
Door niet ‘ik’ te zeggen. Mijn gevangenis, mijn stenen, mijn gesloten graven
waar het licht van het Leven niet naar binnen schijnt omdat ik de stenen er
angstvallig voor probeer te houden. Dat zijn keuzes die ik maak. Ik kan ook
andere keuzes maken, laat Eger mij zien. Mijn waardigheid ligt in het feit dat
ik vrij ben in de keus wat ik met mijn wonden doe. De weg naar Leven, de weg
naar opstanding, die kun je alleen zelf in slaan. Als ik stop met het verhullen
van mijn wonden, dan onthul ik ook mijn verlangen. Dan zou ik kunnen zeggen dat
ik verlang naar de vrijmoedigheid van spreken die ik bij Eger zie en naar de
verbinding met en nabijheid van mensen die daardoor tot stand komt.

Leven, verschijnen, in het heilige heden. Zoals Jezus na
zijn dood. Geloven dat dat kan, ondanks je dood.

Er zijn mensen om me heen, soms als auteurs van rijke boeken
en soms ook als mensen van vlees en bloed, die me steeds weer herinneren aan de
Liefde. Want daarmee stond Eger in Trouw afgelopen weekend, haar citaat:

“Het
is de liefde die me heeft gered.”



Breken en zegenen

Beschouwing Posted on Mon, May 06, 2019 17:14:32

Rillend van de kou, doorweekt door regen en hagelstenen,
máár: op paasmorgen stond ik er, in de graftuin in Jeruzalem. Het is druk in
deze eeuwenoude stad. Christenen zijn gekomen om Pasen te vieren, Joden zijn
gekomen om Pesach te vieren. Feesten van bevrijding, van opening naar leven in een
nieuwe toekomst. Omringd door mensen uit tal van landen, sta ik rond een open
graf. We bidden, zingen en lezen het verhaal van de opstanding in het
Hebreeuws, Arabisch en Engels. Samen drukken we uit dat we geloven dat dood te
overwinnen is door leven. Samen herdenken we met brood en wijn dat Leven
voortkomt uit gebroken-zijn. De voorganger bidt aan het eind en zegt dat de
hoop voor dit verscheurde land in deze Messias ligt die alle tegenstellingen
verenigt. In Hem geen man of vrouw, geen jood of Palestijn, in Hem: eenheid. Pasen
en Pinksteren valt op deze plek samen.

Ik voel in mijn lijf de kracht van dit unieke, maar toch ook
zo vreemde geloof. De overgang die we met Pasen vieren, is de overgang dat met
Jezus God zijn intrede doet in ons lichaam, schrijft Anselm Grun in Vasten. En zo gaat wie gelooft, van de
dood over naar het leven (Joh. 5:24). Het is geen gebeuren, geen geloof voor na
dit leven, maar voor ons bestaan in het hier en nu. De opstanding voltrekt zich
in de ontmoeting. De graftuin wordt de tuin van liefde. Anselm Grun zegt
daarover dat in ons lichaam, in onze innerlijke ruimte, op de bodem van onze
ziel deze liefdestuin ligt als we de opgestane ontmoeten. Dat zijn ontroerende
en rijke gedachten.

Ze krijgen nog wat meer invulling als ik die week Henri
Nouwen lees. “De grote geestelijke reis die we te maken hebben, is de geliefde
worden”, schrijft hij in Een parel in
Gods ogen
. Dat begint met de erkenning dat wij uitverkoren zijn. In een
land als Israël klinken deze woorden wat beladen, ik heb er moeite mee. Maar Nouwen
maakt duidelijk dat in Christus iederéén uitverkoren is. Als het graf open
breekt, breken alle tegenstellingen en grenzen in onszelf en tussen ons en de
ander open. God kiest mensen, en die keuze is gebaseerd op Gods ontferming.
Gods keuze sluit niemand uit. Vanuit de erkenning dat wij de geliefde zijn,
kunnen we ook ervaren dat we gezegend zijn en tot zegen kunnen zijn. Dat gaat
niet zonder Jezus opdracht: ‘Neem uw kruis op’. Aanvaard dat je gebroken bent,
dat het bestaan breuken kent die soms dwars door je merg en been gaan.
Accepteer je wonden als iets van jezelf.

De ochtend na Paaszondag trekken Joden haastig aan mij voorbij.
Ze zijn op weg naar de Klaagmuur. Daar stellen ze zich onder de
hogepriesterlijke zegen. Over onze gebrokenheid schrijft Nouwen: ‘stel het
onder de zegen’. Ook wij kunnen die beweging maken. Onze wonden onder de zegen
stellen en weten dat we – ondanks onze pijn – de door God Geliefde zijn. Jezus
is de Eersteling van de nieuwe schepping, hij gaat ons voor (Kol. 1:18). Als
Gods Geliefde werd zijn gebrokenheid, werden zijn wonden, tot zegen. Het lijden
werd een weg tot diepere ontmoeting en ervaren van gemeenschap. Zo komt alles
bij elkaar: de liefde in de Geliefde zijn, de wonden van het gebroken zijn, en
de zegen van nieuw Leven.



Palmpasen

Beschouwing Posted on Sun, April 14, 2019 15:38:29

De overdenking gaat vandaag over Jezus’ intocht in Jeruzalem. Natuurlijk, dat is eigenlijk altijd zo geweest op de zesde zondag in de veertigdagentijd. Toch hoor ik het verhaal vandaag anders. Nee, ik hoor het niet anders, ín mij is het anders. En ik luister een beetje anders wanneer ik mij bedenk dat ik precies over een week de paasdienst in de Graftuin zal bijwonen. Pasen: dit jaar in Jeruzalem.

Vandaag begint de stille week. Vandaag is alles nog goed. Mensen kijken veelbelovend naar Jezus terwijl hij de stad van vrede binnen rijdt. Op een veulen doet hij dat niet als strijdende heerser. Die week zal alles anders lopen dan mensen in hun optimisme hadden gedacht. Ik hoor de voorganger zeggen: ‘Mensen gaan liever om de pijn heen’.

Deze week begint met optimisme maar eindigt met hoop. Optimisme rekent niet op verwonding en lijden. Hoop bestaat dankzij de verwonding en het lijden. Zoals de verheerlijkte Christus de tekenen van zijn wonden in zijn lichaam droeg.

Op Aswoensdag verscheen er in het Nederlands Dagblad een gedicht van Rikkert Zuiderveld. Hij had het geschreven bij een foto die Mirjam van der Vegt had gemaakt. Het was een foto van het beeld van Jezus dat in de oude abdij in het Belgische Drongen hangt. De foto en het gedicht hebben mij die dag erg geraakt. Ik heb het bewaard om aan het begin van deze stille week te delen op dit blog.

Jezus als lotgenoot. Eerder schreef ik over de lezing van Halík die ik bijgewoond heb. Hij brengt voor mij ontroerend en diepgaand onder woorden hoe geloof en verwonding samenhangen. Ik herinner mij zijn scherpe woorden: als je de wonden niet gezien en gevoeld hebt, heb je geen recht te belijden ‘Mijn Heer en Mijn God’. Het is in de wonden van Christus, in zijn uitgestoken hand naar mij met daarin de tekenen van zijn lijden, die me uitnodigt mijn verwondde handen uit te strekken. Zo hangen wij samen, de verwondde Jezus, de verheerlijkte Christus, en mijn verwondde maar hoopvolle ik.


Samenhang

Uw lichaam werpt zijn schaduw achteruit,

maakt slagzij op de muur. Alsof het lijden

voorbij is, vóór het komt. Aan beide zijden

een witte wand: een schilferige huid,


vermoeid en aangevreten door de tijd.

Uw armen houdt u hoog. Hoe kunt u juichen

als u tezelfdertijd het hoofd moet buigen,

of schuilt er leven in gebrokenheid?


U hangt al jaren in mijn kloostergang

waar ik de stilte liefheb, waar ik bloot

en ongezien ben. Help mij, lotgenoot,


mijn pleisterwerk laat los en ik ben bang

te vroeg te juichen. Zwijg mij nog niet dood.

U weet hoezeer ik met u samenhang.

-Rikkert Zuiderveld-



Een cultuur van nabijheid

Beschouwing Posted on Sun, March 10, 2019 18:30:29

‘Is de kracht om naar wonden te kijken niet altijd gegeven
in de aard van de relatie? Het appel wat je doet mag zich volgens mij dan ook
uitstrekken naar het aangaan van betekenisvolle relaties als voorwaarde voor…’

Dit was één van de reacties die ik persoonlijk kreeg op mijn blog van 6 januari waar ik schreef naar
aanleiding van het boek ‘Raak de wonden aan’ van de Tsjechische priester en
theoloog Tomás Halík. Dit boek heeft me bijzonder geraakt. Daar heb ik al iets over gedeeld en merk nog steeds dat ik de inhoud van dit boek, en de bovengenoemde reactie die ik kreeg, aan het verwerken ben.

Afgelopen week was hij, Tomás Halík, in Nederland. De avond
voor Aswoensdag woonde ik, samen met een vriendin die ook door Halík geboeid
is, zijn lezing bij. Ik had er naar uit gekeken om een indruk te krijgen van
deze man die vanaf de eerste Nederlandse vertaling van zijn boek (Geduld met
God) voor mij een leermeester in geloof is geworden.

Hij kwam ietwat verlegen op mij over toen hij zijn a4-tjes
bij elkaar pakte en voor de microfoon zijn tekst begon voor te lezen. Niet een
man van show, one-liners en mooie verpakkingen. Wél een man die de vinger op de
zere plek durft te leggen en een appel doet op betekenisvolle relaties in en
buiten de kerk, tussen gelovigen en ongelovigen (volgens Halík geldt dit
onderscheid niet meer), in onszelf waar duister en licht, geloof en ongeloof,
vaak ook allebei te vinden is. In zijn interview met Jacobine Geel (uitgezonden
op NPO2 op 9 maart) zegt hij: ‘Het is nu de tijd voor een cultuur van nabijheid’.
Hij verwijst naar Martin Heidegger die gezegd heeft dat technologie wel alle
afstanden heeft overwonnen maar geen nabijheid heeft geschapen.

Veertig dagen op weg gaan naar de schreeuw aan het kruis en
het mysterie van Pasen. De Godverlatenheid, de afwezigheid van God en het grote
vraag: tot welk doel dit lijden? Het lege graf, de Jezus die er is met zijn
wonden zichtbaar geopend in zijn handen en zijn zij, maar toch anders. Die
transformatie houdt alles bij elkaar, dood en leven. Het is alleen die ervaring
met wonden, die nabijheid van het lijden, die volgens Halík de gelovige het
recht geeft om te belijden: ‘Mijn Heer, Mijn God’.

Een groot probleem in onze tijd is volgens Halík dat door
onze gerichtheid op ‘happiness’, op geluk als belangrijkste waarde in het leven
(en ik denk dat gezond-zijn op een goede tweede staat), we verleren om plaats
te maken voor verdriet, lijden en rouw terwijl juist op die plekken ook grote
kracht ligt voor geloofsgroei, voor vertrouwen en transformatie die tot meer
leven leidt. Hij verwijst naar Johannes van het Kruis, de mysticus, die spreekt
over de donkere nacht van de ziel. De ervaring van de Godverlaten Vrijdag als
noodzakelijkheid in de groei van ons gelovend hart, maar we kennen ook de collectieve donkere nacht in de samenleving en in de kerk. Geloof draait niet om de antwoorden of het uitleggen, maar om vragen, om het nieuwsgierige zoeken.

Kan ik het uithouden om zo heel dicht bij mijzelf te zijn?
Durf ik zo heel dicht en zonder ballast van oordelen en verwijten bij de ander
te komen? Durf ik de ander zo heel dicht bij mijzelf te laten, durf ik ze uit
te nodigen? Durf ik dit zelfverlies aan? Kunnen en durven we samen te bouwen aan zulke betekenisvolle
relaties in de buurt, de samenleving, de kerk?

Het brengt mij dichter bij de Bijbel als niet een boek vol
met dogma’s en rationele waarheden die je moet belijden om christen te zijn,
maar bij het boek van heilzame relaties. Zoals in den beginne… God op weg ging
met Abraham, Isaak, en de om bestaanszegen vechtende Jakob. Met Jozef en met
Mozes. De God die een Naam heeft. Met Jezus die op weg ging met gewonde mensen,
ze rechtop in het leven zette, ze bij de naam riep, ze weer stem en zicht gaf
op zichzelf en de wereld om hen heen.

Veertig dagen onderweg met dit thema, met deze vragen, om
dan straks Pasen te vieren. Dit jaar in Jeruzalem!

(Het gesprek tussen Jacobine Geel en Tomás Halík is terug te
zien via deze link https://kijknaar.tv/aflevering/1369133-jacobine-tomas-halik-9-mrt-2019
)



Er moeten mensen zijn…

Beschouwing Posted on Tue, January 29, 2019 11:31:57

Omdat ik het vanochtend in mijn mailbox kreeg… Omdat
ik het zo mooi vond om te lezen… Omdat ik verlang verwarmd te worden… Omdat
ik een mens zou willen zijn, die verwarmt… Omdat ik verlang naar mensen die
niet bang zijn…. Omdat ik zelf niet bang zou willen zijn… Durven vallen,
vallen, vallen en weer opstaan! Een gedicht van Toon Hermans:

**

Er moeten mensen zijn

die zonnen aansteken,

voordat de wereld verregent.

Mensen die zomervliegers oplaten

als het ijzig wintert,

en die confetti strooien

tussen de sneeuwvlokken.


Die mensen moeten er zijn.


Er moeten mensen zijn

die aan de uitgang van het kerkhof

ijsjes verkopen,

en op de puinhopen


mondharmonika spelen.


Er moeten mensen zijn,

die op hun stoelen gaan staan,

om sterren op te hangen in de mist.

Die lente maken

van gevallen bladeren,

en van gevallen schaduw, ‘licht’.


Er moeten mensen zijn,

die ons verwarmen

en die in een wolkenloze hemel

toch in de wolken zijn.


Zó hoog,

ze springen touwtje

langs de regenboog

als iemand heeft gezegd:

‘kom maar in mijn armen’.


Bij dat soort mensen wil ik horen…

die op het tuinfeest in de regen blijven dansen

ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan.


Er moeten mensen zijn

die op het grijze asfalt

in grote witte letters

‘liefde’ verven.


Mensen die namen kerven

in een boom

vol rijpe vruchten

omdat er zoveel anderen zijn

die voor de vlinders vluchten

en stenen gooien

naar het eerste lenteblauw

omdat ze bang zijn

voor de bloemen

en bang zijn voor:

“ik hou van jou”.


Ja, er moeten mensen zijn

met tranen

als zilveren kralen

die stralen in het donker

en de morgen groeten

als het daglicht binnenkomt

op kousenvoeten.


Weet je,

er moeten mensen zijn,

die bellen blazen

en weten van geen tijd

die zich kinderlijk verbazen

over iets wat barst

van mooiigheid.


Ze roepen van de daken

dat er liefde is

en wonder

als al die anderen schreeuwen:

“alles heeft geen zin!”

dan blijven zij roepen:

“Neen, de wereld gaat niet onder”

en zij zien in ieder einde

weer een nieuw begin.


Zij zijn een beetje clown,

eerst het hart

en dan het verstand

en ze schrijven met hun paraplu

“I Love You” in het zand

omdat ze zo gigantisch

in het leven opgaan

en vallen

en vallen

en vallen…

en opstaan…


Bij dát soort mensen wil ik horen

die op het tuinfeest in de regen blijven dansen

ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan

de muziek gaat door…

de muziek gaat door…


Toon Hermans



« PreviousNext »