Blog Image

Duisternis I

Beschouwing Posted on Sat, January 23, 2021 12:38:10

‘… die het licht vormt en het donker schept …’

In de weken voor kerst schreef ik diverse blogs over licht en dragers van licht. Het vormde een mooie voorbereiding en opgang naar Kerst, het feest van het licht. Inmiddels is bijna de eerste maand van het jaar voorbij en kerst al weer even geleden. Het feest van vrede op aarde, engelen en mensen samen, licht in de duisternis, God in ons midden. Bij dat verhaal kun je niet anders dan fijne, hoopvolle gevoelens hebben.

Maar nu ben ik terug bij de duisternis. Dat wil zeggen, ik volgde lessen van rabbi Manis Friedman over het kwaad. Waarom is er kwaad? Hoe kun je bij het zien en ervaren van kwaad geloven in een goede God? Waarom treft het kwaad ook mensen die geloven? Heel eerlijk gezegd krijg ik altijd kriebel van vragen die gaan over het kwaad. Misschien omdat het dan zo gauw ook gaat over een God die straft, zoals die vraag een jaar geleden bij het begin van de coronacrisis zich zo snel liet horen: is corona een straf van God? Wat is dat toch, dat we bij tegenslag en crisis zo snel het beeld van de straffende God tevoorschijn halen? Het jeukt ook, omdat ik het niet bij elkaar krijg: het christelijk geloof dat in de kern het verhaal van Gods vergevende reddingsplan zo nauwkeurig verteld en dan toch weer met die straffende God op de proppen komt.

Maar eerlijk gezegd, de andere kant jeukt ook. De kant van God als zachte teddybeer die er altijd is, vooral als jij het moeilijk hebt. Waar je lekker zacht tegen aan kunt leunen en zo lekker jezelf kunt zijn. Die God die geen scherpe randjes heeft, die niet schuurt, niet snoeit, maar alleen mijn eigen aangename antwoord is. Nee, bij zo’n God gaat toch al snel je egocentrische tuin wildgroei vertonen. Het Joodse beeld van God is veel uitdagender dan dat. Een God die licht en duister, liefde en haat, straf en barmhartigheid in zichzelf verenigt, dat is niet eenvoudig te behappen. Daar moet je mee strijden, zoals Jakob deed. Of zoals je doet met je partner. Nog een stapje dichterbij: zoals je doet met jezelf, je eigen hart waarin alles samenkomt wat tegenovergesteld is, de liefde en de haat, het licht en het donker. Zo lezen joodse commentaren de opdracht uit Deuteronomium waar staat

‘Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, en geheel uw ziel en al uw krachten’

Deuteronomium 4:5

In de Midrasj (commentaar bij de Tora) wordt het woord ‘krachten’ uitgelegd als de twee drijfveren die in je huizen: de drijfveer tot het doen van het goede én de drijfveer tot het doen van het kwade. We dragen allemaal beide krachten in ons, het is door God zelf in ons hart gelegd, en het is de bedoeling om God te dienen met alles wat in ons is. Dat roept natuurlijk de vraag op hoe we God kunnen dienen met de krachten die ons naar het kwade verleiden. Op die vraag kom ik een volgend blog terug, om nu even bij dat Joodse beeld van God te blijven.

In Jesaja 45 staat een ongemakkelijke tekst. In de aanloop naar kerst, het Licht, kiezen we liever andere teksten uit Jesaja dan bijvoorbeeld deze:

‘Ik ben de Heer, er is geen ander, die het licht vormt en het donker schept, die vrede maakt en onheil schept’

Jesaja 45:6-7

Dat God de enige macht is, is voor joden een van de belangrijkste geloofsprincipes. Er is geen macht buiten God.  Waar naastgelegen volken geloofden in een god van vrede en in een god van oorlog, een god van zegen en een god van vloek, een god van liefde en een god van de haat, vormde het joodse geloof een belangrijke uitzonderlijke tegenstem: er is maar één God. Hoe dwaas is dat?! Hoe kan dezelfde god zorgen voor oorlog en vrede, zegen en vloek, liefde en haat? Als je werkelijk gelooft dat God de enige macht is, dan maak je je er allerminst makkelijk van af. Ik hoorde rabbi Manis Friedman zeggen dat als je niet gelooft in God je ook geen vragen hebt. Het is absurd om dan te vragen waarom er geen gerechtigheid is of waarom er kwaad is. Waarom zou er geen kwaad zijn? Waarom zou er gerechtigheid moeten zijn? Pas als je gelooft in God wordt de afwezigheid van gerechtigheid en de aanwezigheid van het kwaad een probleem. En, zegt rabbi Manis Friedman, hoe méér en hoe dieper je een relatie met God hebt, hoe groter je probleem, hoe meer je vragen! Joden kennen daarom niet het beeld van een satan zoals christenen dat kennen (en dan vooral in de eschatologische schriften). Het kwaad is geen macht in zichzelf, maar een mogelijkheid in de schepping.

Dit alles roept veel vragen op en de komende weken wil ik dit op dit blog verder uitwerken. Omdat het me bezig houdt, maar ook omdat het een lens biedt om eens opnieuw te kijken naar mijn eigen christelijke verhaal, ‘van Kerst tot Pasen’, over verlossing.



Vreugde, meer dan geluk

Beschouwing Posted on Thu, January 07, 2021 12:27:57

In deze eerste week van het nieuwe jaar luister ik naar Jonathan Sacks’ ‘Investing Time – ten life-changing principles’ (luister hier mee). Bij het begin van het nieuwe jaar omschreef hij in 2018 tien levensveranderende principes die hij geleerd had vanuit zijn joodse geloof en die hem hoop gaven om het nieuwe jaar in te gaan. Het inspireert mij om zijn voorbeeld te volgen. Zo ben ik bezig met het formuleren van principes waaruit ik komend jaar wil leven. Minstens één er van neem ik over van Jonathan Sacks: vreugde stellen boven geluk door vrijgevig en dankbaar te zijn, lief te hebben en te vergeven.

Het verschil tussen geluk en vreugde werd me duidelijk bij David Brooks, in zijn boek De Tweede Berg. Hij schrijft dat geluk een individuele emotie is, zoals je dat kunt ervaren als je je diploma haalt, trouwt, een huis koopt. Het is een emotie die opgeroepen wordt door iets dat van buiten komt, vaak iets materieels. Dat gevoel van geluk is gelijk weg als het dak van het huis lekt, als er relatieproblemen komen, of als  je zakt voor je examen. Geluk gaat vaak ook over de kwaliteit van je hele leven. Zo wensen we dat toe bij een verjaardag, of recent nog, aan het begin van een nieuw jaar.

Jonathan Sacks bevestigt dit verschil door te wijzen op het Hebreeuwse woord ashrei, dat vertaalt kan worden als ‘gelukkig’ of ‘gezegend’. Zo lezen we dat in Psalm 1: gelukkig, gezegend is hij wie leeft naar de Tora. Een dergelijk leven is als een boom: het heeft wortels en draagt vrucht. Maar de Tora gebruikt veel vaker het woord simcha, dat vertaalt kan worden als vreugde. Vreugde beleef je in het moment, samen met anderen of de schepping om je heen. Het overstijgt je eigen kleine ik. Vreugde is niet afhankelijk van omstandigheden van buiten, je kunt het ervaren temidden van de relatieproblemen, van onzekerheid en zorgen die je hebt over je leven of de wereld. Zo lees je dat bijvoorbeeld in Psalm 30. Ondanks de tranen die David ’s avonds huilt, ondanks het gevoel te leven in een sfeer waar de dood heerst, voelt hij hoe God hem hult in vreugde en daarmee boven alles uittilt naar een sfeer van liefde die een levenlang duurt (vs. 4,6). Volgens Jonathan Sacks is vreugde de hoogste religieuze emotie. Het is vanuit die levenshouding dat wij geroepen zijn om God te dienen (Psalm 100:2). Bij Mozes gaat het zelfs zo ver dat hij vervloekingen aankondigt als het volk God niet dient met vreugde: het zal hen dan ontbreken aan werkelijk alles (Deut. 28:47).

Vreugde heeft te maken met de ervaring van verbinding, contact. Het heeft te maken met zien, dieper zien met ogen die liefhebben. Je kunt vreugde niet najagen, zoals je dat met geluk kunt. Vreugde overkomt je, zoals de schellen van je ogen kunnen vallen. Vreugde ontdekt jou. Door te leven vanuit de grondhouding van een ontvanger kun je momenten creëren waarin je het contact voelt met God en de mensen om je heen. Dat is vreugde. Leven vanuit zo’n grondhouding is je ziel openen voor het Leven, het Licht, dat door elk leven heen schijnt en in alles besloten ligt. Die ervaring zet aan tot dansen en zingen, dat is de God van het Leven loven! Om de adem van God die mij doet leven, en niets anders (Job 33:4).

Dan nog is het leven vol met obstakels, met scheuren, barsten, kieren waardoor het tocht en ik kou vat. We leven niet zonder littekens en pleisters her en der. Maar onder dat alles ligt dat ene besef dat ik alleen hier ben, in dit leven, omdat Hij wil dat ik ben. En zo mag ik een zegen maken van dit leven, hier en nu en in volle vreugde. Dat kan ik bewust doen, aan het begin van elke nieuwe dag. Zoals Joden dat doen bij de zegenspreuk in de ochtend. Lijden en vreugde – ze kunnen samen gaan. Juist in het boek Prediker, met al zijn verzuchtingen over de ervaren zinloosheid en het zwoegen en lijden onder de zon, komt het woord simcha het meest voor!

David besluit zijn psalm met:

‘U hebt mijn klacht veranderd in een dans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld’

Psalm 30:12

Er kunnen, zo schrijft David Brooks, twee dingen gebeuren met het lijden dat wij persoonlijk ervaren. Het eerste wat kan, is dat ons lijden ons breekt. Als het ons breekt, dan hullen we onze pijn in een schild waar we niemand bij laten. Het schild kan hard zijn en ons verbitterd maken. Dat lijden krijgt niet de kans om te transformeren, maar loopt het grote risico om pijn over te dragen.

Maar, zegt David Brooks, je kunt ook opengebroken worden door lijden. Wat je dacht dat de grond van je bestaan was, waar je je leven op kon bouwen, valt weliswaar weg. Je valt, dieper en dieper, tot je ergens op de levensbron stuit. Daar vind je het water dat leven geeft, daar kun je wortelen in grond en in een gemeenschap die je draagt. Het water dat je daar ontvangt, zal zélf in jou een bron worden waaruit water steeds opwelt, water dat eeuwig leven geeft (Joh. 4:14) zoals het de bedoeling was dat het joodse volk in het beloofde land met vreugde zou leven. De gebarsten, uitgedroogde aarde die je in jezelf aantrof, verandert in een bron, een stroom van leven die verbinding mogelijk maakt met God en medemens.

Of zoals Vincent van Gogh het zei, woorden die ik koester en de laatste keer dat ik op een zondag jarig was verweven had in mijn eerste preek:

“Het hart dat de moed verliest
vult zich weer tot overlopen toe
En de bezitters ervan
verwonderen zich en weten niet
dat God bij de fonteinen van het hart
ver weg, voor regen heeft gezorgd.”

Van Gogh’s slotwoorden van zijn preek bij Psalm 119:19

Leren vertrouwen dat die bron er is, dat God zelf voor water zorgt. Leven vanuit het besef dat het die bron zelf is, waaruit mijn leven voortkomt en kan verder stromen om ook andere levens vruchtbaar te maken. Dat is één van de principes die ik mezelf voor ogen wil houden in 2021. Als een warme, geweven mantel van dunne draadjes die me met vreugde omhult. Die vreugde geeft de bedding, de kracht, om te verduren en verdragen wat het hart, het leven, tart.

Joyful, Joyful
Lord, we adore Thee
God of glory
Lord of love
Hearts unfold like flowers before Thee
Hail Thee as the sun above
Melt the clouds of sin and sadness
Drive the dark of doubt away
Giver of immortal gladness
Fill us with the light
Fill us with the light
Oh, fill us with the light of day



Gidsen naar vrede

Beschouwing Posted on Sun, December 27, 2020 14:07:14

Toch ben ik nog niet helemaal klaar met die uitspraak van Hans Andreus waar ik mijn vorige blog over schreef. Kun je werkelijk wel licht brengen in elke duisternis door het door God gegeven Licht in jezelf op te diepen? Heeft die Hans Andreus wel voldoende ervaring met de plekken zonder licht, om mij zo op mijn verantwoordelijkheid te wijzen? Ik vind het maar moeilijk om dat ik ongemak ervaar bij de situaties waar ik wel licht zou willen brengen, maar waar het me niet lukt. Is soms niet de duisternis te dik of te lang aanwezig, waardoor zelfs een klein beetje licht geen leven meer geven kan?

Vanochtend scheen er vanuit andere hoek nieuw licht op dat me verder doet zoeken en denken. Als ochtendmeditatie las ik een Spreuk van de Vaderen (Pirkei Avot) en het commentaar van Alan Morinis bij deze tekst.

“Hillel zei: ‘Wees als de volgelingen van Aharon, houdend van vrede, en vrede najagend.’”

Pirkei Avot 1:12

Eerder eens heb ik hier geschreven dat het Hebreeuwse woord voor vrede – shalom – dezelfde stam heeft als het woord shalem, dat ‘heel’ betekent. Vrede is heelheid, heelheid is vrede.

Wat deed Aaron, de hogepriester, dat we hem zouden moeten navolgen? Als hogepriester was het zijn taak om het volk bij elkaar en bij God te houden, om alles wat die heelheid bedreigde van zijn kracht te ontdoen. Zo leren we van Aron dat vrede najagen meer is dan het oplossen van conflicten of ruzies tot bedaren te brengen. Het is actief je inzetten door daden die heelheid brengen, die verbinding brengen tussen mensen en tussen mensen en God.

Behalve naar de aanwezigheid van God, verwijst het eeuwigbrandende licht in de Tempel naar de Tora. De Tora wordt gezien als het licht op je levenspad. Dat licht laat je zien welke weg je moet gaan, hoe de weg waarin je kiezen kunt voor het Leven er uit ziet. De Tora maakt duidelijk welk onderscheid er is tussen licht en donker, goed en fout, leven en dood. Zoals God bij de schepping het goede creëerde door het af te scheiden en te ordenen. Zo leidt de Tora ons naar waarheid. In de Bijbel worden vrede en waarheid vaak samen gehouden. Je leest het bijvoorbeeld in de woorden van de profeet Zacharia: ‘Heb dan de waarheid en de vrede lief!’ (8:19) Vrede najagen is soms de boel op scherp zetten. De akker omploegen zodat het zaad weer een kans krijgt. Licht brengen in de duisternis, kan soms zo fel zijn als het TL licht dat alle viezigheid en narigheid ineens in de spotlight zet. Licht zonder duisternis bestaat niet, en duisternis zonder licht bestaat ook niet. Als het licht door de ramen valt, kun je niet meer om de stof heen kijken. Licht en vrede brengen is ook recht doen, de waarheid boven tafel. Zonder zicht op de onvrede, de verwijdering, de breuk en het verlies, is er geen mogelijkheid tot vrede. De waarheid kan soms eerst scheiding maken. Ze stelt ‘leven’ en ‘dood’ duidelijk voor ogen. Maar biedt daarna ruimte voor de keus, de mogelijkheid om opnieuw te verbinden in een veel gezondere, heilzame situatie.

God geeft ons in Christus het cadeau van de vrede die alles samen brengt, heelmaakt. Christus belichaamt alles waar God wil dat wij voor kiezen: leven, waarheid, vreugde, licht, vrede. De verlossing die in Christus te vinden is, is de overtuiging dat het kán: leven, waarheid, vreugde, licht en vrede vinden en vooral ook zíjn. Zoals God Christus tot priester riep, worden wij geroepen met Dezelfde stem. Wij kunnen mensch worden.  Zoals Jezus belooft, dat zij die vredestichten kinderen Gods, dochters en zonen zoals Hij, genoemd zullen worden. Dat wil zeggen: hun oorsprong in God is, zijn eigenschappen zijn, zichtbaar geworden in hen.

Maar zoals bij alles wat God ons in handen geeft: het is gave én opgave. De vrede zoeken, de vrede najagen – de werkwoorden geven de actie aan die nodig is. Licht en vrede worden ons gegeven, om zelf licht en vrede te zijn. Maar verder nog: door anderen naar licht en vrede te gidsen. Mensen uit de situatie van (innerlijke) verdeeldheid te leiden, door ons licht te werpen op de situatie. Me uit te spreken. Het is wel degelijk mij aan te rekenen, als ik het licht en de vrede alleen voor mezelf en mijn eigen spirituele groei houd. Het is wel degelijk mij aan te rekenen, als ik de moed niet heb om onderscheid te maken. Het is mij wel degelijk aan te rekenen als ik me verstop in stilzwijgen. Als ik niet meewerk aan de wereld buiten mijzelf die God wil transformeren totdat overal en in allen Zijn vrede zal zijn.

Ik zie het niet altijd. Maar dit is het geloof waar ik me naar toe wil laten trekken, steeds opnieuw, als een insect naar een brandende lamp in het donker. Steeds opnieuw, door de weerstand en de verdeeldheid heen. Omdat het na sommige gebeurtenissen soms ook nooit meer ‘goed’, shalem, kan worden, juist daarom heb ik het nodig dit geloof, dit licht, voor ogen te houden.

En toch, ik weet en voel dat dit soms ook betekent….: vrede vinden in wat niet is en niet kan zijn en dat ik daar helemaal niets aan kan veranderen. Dan moet ik vrede zien te vinden in het kwetsbare, ene, kleine, wiebelende vlammetje dat ik ben als ik pal in de wind sta en de avond valt.



Ik, licht dat leven geeft

Beschouwing Posted on Fri, December 25, 2020 09:55:14

Begin december waren Marjanne en ik een weekendje in de achterhoek. Op de heen weg bezochten we het Geert Grote Huis in Deventer. Op het plein waar dit museum ligt, stuitte ik op een muurtekst van Hans Andreus waar ik lang over na heb gedacht.

Paulus vergelijkt ons lichaam met een tempel waar de Geest van God woont. In de tempel brandde de ner tamid, het eeuwig brandende licht. Het brandt er altijd, zoals God er altijd is. Als ons lichaam, ons zijn, een tempel is, is daar dan ook het eeuwig brandende licht te vinden? Voor ons zelf en voor anderen?

Maria droeg het Licht van God in zich. Zij gaf zich over aan wat er met haar gebeuren moest zodat zij het Licht de wereld in kon dragen. Daar denken we aan met Kerst. Eerder op dit blog schreef ik over mensen die ik datzelfde heb zien doen: Edith Eva Eger, Jonathan Sacks. Durf ik aan te sluiten, misschien niet groots en meeslepend, maar dan in ieder geval ‘ik in mijn klein hoekje en jij in ’t jouw’?

Ik ben het licht van de wereld – zei Jezus. Jezus die ons leerde bidden door zijn woorden na te zeggen. Jezus die ons vroeg het zout in de wereld te zijn, de stad van licht op de berg. Jezus zegt zelf dat wij zijn als Hij: ‘Jullie zijn het licht in deze wereld’ (Matt. 5:14). We mogen het Jezus dus nazeggen: ‘ik ben het licht in deze wereld’.

Ben ik het licht binnen de grenzen van de wereld waarin ik leef? Door wat ik uitstraal, door wat ik door wil geven? Door wat ik zeg, doe of juist nalaat? Leef ik vanuit liefde voor het Licht van God dat ik kan brengen door er te zijn op de duistere plekken? Duistere plekken zoek ik liever niet op. Ik heb er oordelen over. Ik vind de gedachten en gevoelens die in duistere plekken zijn soms zwaar om te dragen. Ik ben soms bang voor de woeste woede die ik daar tegen kom. Dat geldt voor de duistere plekken buiten mij, maar zéker ook voor de duistere plekken in mezelf.

Hoe verdrijf ik de duisternis op de plek waar ik ben? De duisternis van oordelen over onszelf of de ander, de duisternis van verstokte wrok om wat ooit eens gezegd of gedaan, de duisternis waarin ik alleen mezelf nog maar kan zien (en soms zelfs dat niet)? Breng ik hoop en bemoediging, juist nu in deze wereld vol verwarring en angst? Breng ik leven? Help ik anderen om bij het eeuwig brandende licht in zichzelf te komen en dat te doen ontbranden? Zoals de sjammasj, het middelste kaarsje van de chanoeka-kaars, die dient (de betekenis van sjammasj is ‘dienaar’) om de andere kaarsjes aan te steken.

Het is mijn schuld als het licht daar niet is waar ik ben. Ik heb er lang over na moeten denken. Vooral misschien over dat nare beladen woordje ‘schuld’, wat zo de nadruk legt op iets wat je niet doet, niet goed doet of waarin je faalt. Als je de duisternis of donkerte kent, weet je soms maar al te goed dat wat je ook doet, welke kunsten je ook uit de kast haalt, er evengoed geen licht komt of is. En dat je je daar dan notabene ook nog schuldig over gaat voelen! Dat woordje ‘schuld’ van Hans Andreus, daar ben ik nog niet over uit gedacht.

Mijn gedachten bleven ook hangen bij het woord ‘natuurlijk’. Hoezo natuurlijk? Ik bedacht mij dat dit misschien wel hét geloofswoord in de zin is. Het benadrukt de verantwoordelijkheid en ook de potentie die ik heb om bij te dragen aan het licht waar ik ben. Ik KAN de duisternis verdrijven, ik KAN het licht doorgeven. Door dicht bij het eeuwig brandende licht van God in mij te zijn en blijven. Dat licht ligt al in mij besloten vanaf mijn eerste adem, God zelf heeft het in mij gelegd. Hij gaf Licht en Leven en ik kan ‘JA’ zeggen tegen dat Licht en Leven. Natuurlijk wil zeggen: het is niet te hoog, niet te ver. Nee, het is bereikbaar. Maar soms moet ik eerst heel wat barrières en stenen verwijderen voordat ik bij dat eeuwige brandende lichtje in mezelf kan komen.

Dat licht zijn door bij dat licht te zijn, vanuit dat licht te leven, is genoeg. Zo weerloos als een kwetsbaar kind in een kribbe. Je moet maar durven! Het is de genade waardoor ik steeds opnieuw, in elke situatie waar de dood en het duister voor ogen komt, het licht kan zijn door te zoeken en wijzen naar leven. Als ik nalaat om zó Zijn licht te zijn, dan sta ik onder de korenmaat en dien ik nergens toe. Dan verstop ik mij zoals Adam en Eva deden in de tuin. En dan zal Hij me vragen: ‘Mens, waar ben je? Mens, waar was je? Mens, wat heb je gedaan met dat Licht dat ik je gaf?’

‘Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.”’

Johannes 8:12

Een Kerst vol licht en leven gewenst! Vandaag, maar vooral ook voor de dag van morgen.



Jij, mijn Licht

Beschouwing Posted on Thu, December 17, 2020 18:29:20

In de laatste maand (Elul) van hun kalender lezen de Joden tweemaal daags psalm 27. Ik wees de studiegroep die ik via Zoom leid er op en daagde hen en mijzelf uit om deze psalm in de maand december ook dagelijks te lezen. Elke dag dat ik de psalm lees komen de woorden dichter bij mij. Het is alsof ik steeds dichter bij Davids gedachten en gevoelens kom. Langzaam worden zijn woorden, míjn woorden. Heen en weer geslingerd in de dubbelheid van je eigen innerlijk: de ervaringen van wanhoop, teleurstelling, dreiging én tegelijk de ervaring van hoop, vertrouwen, verlangen en liefde. Zo is het leven, niemand ontkomt er aan. En zo was het afgelopen jaar, als we terugkijken op al de ervaringen in 2020.

Maar hoe 2020 ook begon en hoe het ook eindigt, hoe onze dag vanochtend begon en vanavond eindigt, hoe ons leven begon en hoe het zal eindigen: het begint en eindigt bij God. Zoals in deze psalm David begint te zeggen dat God zijn licht en redding is en hij eindigt zoals hij begon, met de naam van God.

Ner Tamid – The Eternal Light Sculpture by Susan Zalkind

De God die er is. Bij ons, in ons. Immanuel. Midden in de tegengestelde krachten die we tegenkomen in de wereld om ons heen en in de wereld in onszelf. De dreiging die er om ons heen en in ons is. De blikken van mensen, de woorden van mensen, de zelfkritiek, de zelfveroordeling. Vijanden, soms niet direct als vijand te herkennen. Mensen, daden, gedachten die uit zijn op onze ondergang. Soms door mensen die ons het meest nabij zouden moeten zijn. Je mist grond, houvast, steun. Het is er niet, zelfs niet van je vader, je moeder. Dan zijn de poten onder je bestaan in elkaar gezakt en is het een leven lang hard werken om veilig te zijn. Kan je verlatenheid nog groter zijn?!

Ja, zegt David, dat kan. ‘Als ik geen geloof zou hebben…’, zegt hij. Als ik niet voor het leven, voor het Licht kan kiezen…

Als ik niet zou geloven dat God aan het begin en aan het einde zou staan. Als ik niet zou geloven dat God Licht is, míjn Licht, dat God mijn hoofd fier boven al de neerwaartse krachten houdt. Dan zou ik niets meer te verlangen hebben, niets meer om naar uit te zien en om moedig voor te zijn.

Ik moest denken aan woorden van Simone Weil:

‘Het verschrikkelijke is dat als de ziel in deze liefdeloze duisternis omhoudt met beminnen, Gods afwezigheid onherroepelijk wordt. De ziel moet voortgaan met in het lege lief te hebben, of tenminste dat te willen, desnoods met een oneindig klein deel van haar kracht. Dan zal God eens zich aan haar openbaren en haar, net als bij Job, de schoonheid van de wereld tonen. Maar indien de ziel ophoudt met liefde uit te stralen, vervalt zij reeds hier op aarde in een toestand die bijna gelijk is aan die van de hel.’

Simone Weil, Wachten op God, 86

Liefde en vertrouwen: ze worden bereikt door inspanning, eerlijkheid en openlijke confrontatie met alle krachten die op ons inbeuken. Zoals David eerlijk zijn innerlijk bloot legt in deze psalm, zijn angsten en zijn verlangens. Met deze psalm wijst hij mij een weg, een manier om in de dubbelheid van mijn eigen innerlijk aanwezig te zijn. En dat is een manier waarbij het je niet aan komt waaien, maar waarbij je je mouwen moet opstropen. Moet kiezen: de krachten van de dood of de krachten van het leven? David, worstelend met zichzelf en zijn geloof, geeft zichzelf werk te doen:

Wacht op God! Zoek God! Maak je hart sterk!

Dat is kiezen voor, wérken aan het leven dat het Licht kan (gaan) zien!



Crushed, they radiated light

Beschouwing Posted on Sun, November 15, 2020 14:06:36

Mijn laatste twee blogs gingen over dragers en doorgevers van licht: Edith Eva Eger en Jonathan Sacks. Beiden hebben ze hun levenslessen en de lessen die ze zelf uit de Tora hebben ontvangen, doorgegeven aan de volgende generatie. Zoals Mozes het volk in Deuteronomium opdraagt, om door te geven aan de volgende generatie wie God is en wat God doet. In de woorden van de oude Statenvertaling:

‘En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat’.

Deuteronomium 11:19

Heel alledaags dus eigenlijk: gewoon in huis, of als je onderweg bent. Met andere woorden: gedurende elk moment, elke ervaring hoe zwaar en donker of licht en zacht ook, de opdracht om verlate plaatsen te veranderen in ruimten vol licht en leven. En dat niet voor onszelf houden maar doorgeven aan de generatie na ons.

Ik realiseerde me afgelopen week, terwijl ik in mijn gedachten en mijn gevoel bezig was met het overlijden van Jonathan Sacks, dat ik ben als een insect die naar het licht toe vliegt. Insecten doen dat voor hun veiligheid, ze vliegen naar het licht als een noodbaken die hoger ligt dan de gevaarlijke omgeving. Ze doen het ook om te kunnen navigeren, hun weg weer te vinden.

Ik herken het van lang geleden. Een stil en in zichzelf gekeerd pubermeisje, dat wekelijks boeken haalde uit de bibliotheek aan het einde van de straat waar ik woonde. In die boeken zocht ik naar licht wat ik in mijn eigen huis niet vinden kon. Iets hogers waar ik naar kon reiken en me een vergezicht gaf van hoe het leven zou kunnen zijn. Pas later durfde ik ook bij mensen te gaan zoeken. En zo zocht en vond ik bij Jonathan Sacks. Getrokken naar dragers van licht, werd ik bij mijn eigen duister vandaan getrokken. Als een levensoefening om betekenis te zoeken en geven aan wat donker, koud en eenzaam was in mijn eigen bestaan. Het is makkelijker om dat bij dragers van licht te zoeken, dan zelf de roep om een drager van licht te zijn te durven beantwoorden.

Jonathan Sacks gaf drie jaar geleden een uitleg bij de tekst uit Exodus (Tetzaveh 5778) waar ik aan moest denken.

‘U moet de Israëlieten gebieden dat zij zuivere olie, uit gestoten olijven, voor u meenemen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden’.

Exodus 27:20

In Exodus 27 worden allerlei voorschriften gegeven voor de aankleding van de tabernakel, de plaats van Gods aanwezigheid. In de tabernakel – en later in de tempel en nu in de synagoge, is er een lamp die altijd brandt. De Nèr Tamid. Die lamp is het symbool van Gods aanwezigheid, maar ook van de Tora als het licht op je levenspad. Waarom het voorschrift om alleen olie van geperste olijven als grondstof voor Gods licht?

Er moet flinke druk uitgeoefend worden op de olijven om er olie uit te persen. Ze moeten als het ware verpletterd worden. De olie die dan er uit komt, dát is de grondstof voor het licht van God dat altijd schijnen kan.

Het woord ‘verpletterd’ kent heel wat akelige synoniemen: vernietigen, kapotmaken, stukmaken, verwoesten, te gronde richten… Werkwoorden die er niet om liegen! Ervaringen waar het lijkt alsof er maar weinig van ons over blijft.

Edith Eva Eger kende die ervaringen van vernietiging, van verpletterd worden onder grote druk. Zij leerde die ervaringen om te zetten in licht. In haar boeken beschrijft ze dat ze dit pas kon door eerst te erkennen dat die ervaringen er waren geweest. Eerst moet je het duister onderkennen, er naar kijken. Maar je moet niet blijven kijken, je moet je laten transformeren tot een drager van licht.

‘Er kan geen genezing plaatsvinden zolang we delen van onszelf verbergen of verloochenen. De dingen die we het zwijgen opleggen of wegmoffelen zijn als gijzelaars in de kelder, die steeds wanhopiger proberen onze aandacht te trekken. Ik weet daar alles van, want ik probeerde mijn verleden jarenlang te verbergen, om te verhullen wat er met mij was gebeurd, om mijn verdriet en woede te verstoppen. (…) Ik wilde mijn littekens niet laten zien. (…) Totdat ik de waarheid onder ogen kon zien, had ik mijn geheim, en mijn geheim had mij.’

Edith Eva Eger, Het Geschenk, 88-89

De uitleg van Jonathan Sacks geeft ons zicht op een God die ons een andere mogelijkheid aanbiedt om te kijken naar ervaringen die ons verpletteren. Niet wanhopig en verstopt blijven zitten in jouw kleine hoekje. Niet blijven staren naar de ervaringen die je eergevoel, je zelfwaardering, je vertrouwen hebben vermangeld. Niet verstarren en verharden. Maar je laten (her)openen, soms opnieuw en soms voor het eerst, voor compassie, vriendelijkheid en liefde.

Niet langer vragen: ‘wáárom is dit mij overkomen?’ Maar: ‘dit is mij overkomen, en hoe nu verder?’ Dan worden we tot daden van geloof geroepen.

Kunnen we ons, kan ik mijn lijden (laten) transformeren tot grondstof voor Gods licht?

‘Our task is to bring light to the dark places of our and other peoples’ lives’.

Jonathan Sacks


Drager van licht

Beschouwing Posted on Mon, November 09, 2020 18:34:19

Vorige week schreef ik over dragers van het licht. Mensen die de Tora hebben ontvangen, geleerd en doorgegeven. Afgelopen zaterdag, op sabbat, is een ook voor mij belangrijke drager van het licht overleden: rabbijn Jonathan Sacks. Hij kende mij niet persoonlijk. Ik hem wel. Elke week ontving ik per app een kort commentaar op het toragedeelte dat die week gelezen werd. Dan luisterde ik naar zijn zachte, wijze en ook begeesterde stem. Hij liet me via zijn ogen oude teksten opnieuw lezen en gaf nieuwe betekenis aan oude woorden. Tijdens de corona-tijd gaf hij lezingen via zoom en dan voelde het alsof ik aan de andere kant van zijn tafel in zijn studeerkamer zat. Zo kwam hij voor mij nog dichter bij dan via de boeken die ik van hem las. Een aantal jaar geleden begon dat met ‘Leven met verschil’, een boek waarin hij culturele en religieuze verschillen benaderd vanuit waardigheid in plaats van confrontatie.

credits to @thatjewishmoment / http://www.thatjewishmoment.com

Toen ik in oktober hoorde dat hij ziek was, zei ik op een avond tegen Marjanne: ‘het zou echt heel erg zijn als hij er niet meer is’. Voor de wereld, omdat hij wereldwijd als geestelijk leider mensen voor kon gaan in hoe te leven vanuit en met hoop. Maar ook voor mij persoonlijk, omdat hij een geestelijke vader voor mij werd zoals ik dat niet kende of ooit ervaren heb. Ik weet dat ik zaterdag toen ik hoorde dat hij overleden was, ik tranen huilde die ik niet zal kunnen huilen als mijn eigen vader overlijdt. Zondag werd hij begraven en zijn dochter sprak woorden over haar vader, die ik niet ken als dochter van een andere vader. In haar toespraak wijst ze er op dat die zaterdag wereldwijd in de synagogen gelezen werd over Abraham, de man die door God gekozen werd om vader van alle gelovigen te zijn. Het had niet mooier kunnen zijn en ik geef graag door waarom dat zo is.

‘Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen’.

Genesis 18:19

Abraham werd geroepen om in die rol van vader een rolmodel te zijn. Jonathan Sacks vroeg zich af hoe dat toch kon, want was het Abraham niet die zijn zoon Ismael wegstuurde, met zijn moeder de woestijn in? En was het niet Abraham die bereid was om zijn zoon te offeren? Hoe kan dat een rolmodel voor vaders zijn?

In zijn laatste uitleg bij het verhaal van Abraham, onlangs nog uitgegeven in zijn boek Judaism’s Life-Changing Ideas – a weekly reading of the Jewish Bible, zegt hij hierover dat deze vragen gaan over de wil van God. Het was niet de wil van Abraham om Ismael weg te sturen. In tegendeel, hij leed er onder (Gen. 21:11). Waar God Abraham toe oproept, gaat tegen het vaderhart van Abraham in. Voor Jonathan Sacks is het gaan betekenen, dat God op deze manier ruimte maakt voor verandering. Zoals wederzijds Abraham God uitdaagde, daagde God Abraham uit om op een nieuwe manier te denken, om te veranderen. Daar waar in vroeger tijden kinderen gezien werden als het bezit van hun ouders, met alles wat daarbij kwam kijken aan zorgdragen en ouderverering, wordt door God opzij geschoven. Bij God gaat elk individu er toe doen. Eerst scheiden, dan verbinden, zo schept God iets nieuws. Zoals Hij deed bij de schepping, zo doet Hij dat ook bij het scheppen van persoonlijke relaties. Door te scheiden, en ruimte open te houden voor de ander. Zo concludeert Jonathan Sacks:

‘Parents should not seek to control children. Spouses should not seek to control one another. It is the carefully calibrated distance between us in which relationship allows each party to grow’.

Jonathan Sacks, Judaism’s Life-Changing Ideas, p. 19.

In de drama’s die Abraham meemaakt als het gaat om scheiding, leert God hem om ruimte te maken die nodig is om een individuele ziel tot groei te laten komen.

Jonathan Sacks leerde mij het verhaal van Abraham te lezen als een verhaal over vaderschap (eerder op dit blog over geschreven: Moeilijke verhalen in een nieuw licht). Hij confronteerde me met alles wat ik gemist heb, maar hij gaf me ook wat ik gemist had. Ik had langer van hem willen leren, van zijn licht. Maar bovenal was Jonathan Sacks zelf een vader, zoals Abraham. Voor mensen wereldwijd, maar ook vooral voor mij, gelovend onderweg. Door hoe hij ons gewezen heeft op het licht van de Tora, en daarmee voor mij ook vaak op het tweede testament, en op de mogelijkheden om door goedheid en rechtvaardigheid de wereld te veranderen. En in al de boeken die hij nalaat, zal hij dat blijven doen.



Nooit te oud om het licht te dragen

Beschouwing Posted on Sun, November 01, 2020 11:46:44

Vorige week keek ik naar het gesprek dat Jacobine Geel via het beeldscherm voerde met de inmiddels 93-jarige Edith Eva Eger. Een rijk gesprek waar ik afgelopen week nog flink mee bezig was. Eerder heb ik geschreven op dit blog over haar boek De Keuze – Leven in vrijheid, waarin ze haar ervaringen als 16 jarig meisje dat in Auschwitz moest dansen voor Josef Mengele indrukwekkend beschrijft. Het gesprek tussen Jacobine en Edith Eger is nog terug te zien via NPO 2, Jacobine op 2 aflevering 6 24 oktober. Zeker doen! In dit blog probeer ik wat van mijn gedachten naar aanleiding van dit gesprek aan elkaar te knopen.

Edith Eger zit op een stoel omringd door vlinders: op de bekleding van haar stoel, op het jasje dat ze draagt en aan de hanger om haar nek. De vlinder is voor haar het symbool van transformatie, het leven gaat volgens haar om gedaanteverwisseling. Een cocon die we van ons af moeten schudden, leren vliegen, leren in vrijheid te leven. Ik moest denken aan een herinnering van toen ik twaalf was en een bezoek bracht aan het kamp Terezín. Er zijn daar veel tekeningen te zien gemaakt door joodse kinderen die daar gevangen zaten. De tekeningen staan vol vlinders.

‘Ze ademt een en al hislamdus’, bedacht ik me afgelopen week. Door Mussar, een joodse weg van studie waar ik mee bezig ben, leer ik over hislamdus. Eigenlijk ís mussar hislamdus: leren om te transformeren.

“There is nothing in creation that one cannot learn from, because that is why the blessed Holy One created so many things.”

Schlomo Wolbe, Mussar rabbi

Hislamdus is een levenshouding. Met hislamdus leef je met een mentaliteit die steeds weer onderzoekt en leert van de dagelijkse ervaringen. Zelfs als die dagelijkse ervaringen de slechtste en wreedste momenten van je leven zijn. Edith Eger zag dat ze te midden van de angst, het verlies, de wanhoop zelf een keus had om ook die momenten te zien als leermeesters van je ziel. Dat is nogal wat. Als ik mijn gedachten er over laat gaan haper ik de ene keer over de vraag of we werkelijk wel een keus hebben in hoe we met de dingen omgaan, en dan weer haper ik bij de vraag hoe je de meest moeilijke ervaringen op een dergelijke manier zou kunnen ontvangen. Maar als ik naar Edith Eger kijk, dan zie ik dat het kan. Het ging bij haar absoluut niet vanzelf, het was een lange weg vol oefenen. Maar nu belichaamt ze wat ze geleerd heeft van haar ervaringen. Haar hart heeft gevoeld wat haar geest begrijpt. Als ik het zo zeg, gebruik ik de woorden van rabbijn Eliyah Lopian die mussar omschreef als: ‘het hart laten voelen wat de geest begrijpt’.

‘I’m still working on it’, zei ze tegen Jacobine Geel. Op 93 jarige leeftijd is het nog steeds oefenen.

‘Look for the light’, zei ze ook. Dat is de keus die je hebt én de opdracht die je hebt in welke situatie je je ook bevindt.

Ik voel de joodse wortels van het onderliggende mensbeeld. Het is niet omdat we zelf weten en ervaren dat we onze duisternis kunnen transformeren in licht. Het is omdat God ons vertelt en leert dat we dat kunnen. God roept ons op om te bewegen naar heilig/heelheid (‘Wees heilig!’, Lev. 19) en te kiezen voor het leven (‘Kies dan het leven!’, Deut. 30). God heeft het joodse volk geleerd hoe je dat kunt doen. En Edith Eger deed het.

In één van mijn lessen Hebreeuws wees de docent mij op de letter lamed. Lamed draagt twee betekenissen in zich: leren en onderwijzen. In het ene geval ben je zelf de ontvanger van het geleerde, in het andere geval ben je de doorgever van het geleerde. Dat is zoals joden het zien: je leert Thora niet voor jezelf, je leert om door te geven, je leert om te kunnen dóen. In de Zohar, een joods mystiek boek, wordt de lamed omschreven als: ‘een toren die de lucht in reikt’.

Zo ziet de lamed er als letter ook uit, hij raakt de onderste schrijflijn maar steekt boven de bovenste lijn uit. Het is een teken hoe wat wij leren in onze aardse beslommeringen ons in contact kan brengen met God als we ‘naar boven reiken’. Elke letter in het Hebreeuwse schrift heeft een getalswaarde. De getalswaarde van de lamed is dertig. Vermoedelijk begon Jezus als rabbi in het openbaar te onderwijzen toen hij rond de dertig was. Voordat hij dat ging doen, was hij veertig dagen in een woestijn vol beproevingen.

Het joodse volk trok veertig jaar door de woestijn. Het joodse commentaar op dit verhaal vraagt: waarom konden ze niet gewoon op één plaats blijven en moesten ze steeds naar een andere plek trekken? ‘Om de woestijn te veranderen in een tuin, om Gods aanwezigheid te brengen op alle verlate plekken’, is één van de antwoorden. Zo trekt een mens van ervaring naar ervaring, en in al die ervaringen kunnen we het licht mee dragen. De tabernakel werd in de woestijn gedragen door de Levieten. Als God hen die opdracht geeft, zegt Hij dat dit mannen moeten zijn tussen de dertig en vijftig jaar (Num. 4:23). Vanaf dertig jaar heb je de kracht om het woord van God de wereld in te dragen. Tot die tijd bereid je je voor. Vanaf die tijd word je geroepen om het licht te helpen dragen. Leren en transformeren doe je niet ter meerdere glorie van jezelf, voor je eigen spirituele groei en potentie. Nee, in het jodendom is altijd alles gericht op je bijdrage aan de gemeenschap, de ander. Zelfs van het leren van je ervaringen die je verwond hebben en je in het duister lieten ronddolen?

Edith Eger verwijst naar de veertig jarige woestijnreis van haar verre voorouders als ze verteld dat ze lang nodig heeft gehad om te kunnen onderwijzen wat ze nu doet. Ze heeft de duisternis gezien en ervaren. Ze is in alles steeds op zoek gebleven naar het licht, wat nodig is om dingen tot leven te brengen. Nu draagt ze in de jaren van haar ouderdom de toekomst. Ze draagt het licht de wereld in, om onze woestijnen te helpen veranderen in plaatsen waar God door heen trekt om bloemen te laten bloeien met dartelende vlinders er om heen.



« PreviousNext »