Blog Image

Duisternis III : Waar ben je?

Beschouwing Posted on Fri, February 05, 2021 11:37:31

In mijn vorige blog schreef ik, op basis van mijn door joodse commentaren beïnvloedde lezing van Genesis, dat zonde niet een eigenschap is van het menselijk bestaan, maar een daad is. Ik schreef ook dat de mens in de gelijkenis van God is geschapen, wat onder andere inhoudt vrij én verantwoordelijk. Vrijheid en verantwoordelijkheid maken relatie mogelijk. Relatie is de intentie van God. Dat blijkt ook uit de eerste vraag die God aan de mens stelt: waar ben je? God zoekt de mens op als hij schuld en schaamte voelt. Gevoelens van schuld, schaamte , frustratie zijn de keerzijde van de vrijheid en verantwoordelijkheid, maar ook het teken van hoger zelfbewustzijn, van een ziel die wakker is, weet wat hij doet en vooral wat hij kán doen. Als je vrij bent en je daden kunt kiezen, kunt neigen naar het goede maar ook het kwade, kun je soms ook voor de verkeerde daden kiezen. Daden die afstand tussen jou en de ander vergroten, die eerder bang maken dan vertrouwen creëren, die eerder op jezelf dan op de ander gericht zijn. Ze schaden de relatie. God kiest dan niet voor de beschuldiging of voor de straf, voor de afzondering zoals ik vroeger naar de gang werd gestuurd als ik iets had gedaan wat niet goed was, maar voor de nabijheid. Relatieschade opent zo de mogelijkheid tot herstel, de ervaring van vergeving en verzoening. Die ervaring begint bij het zoeken naar de ander en de vraag: waar ben je?

Omgekeerd vraagt de mens ook naar God als hem kwaad is gedaan of lijden overkomt: waar bent U God? Het zijn relationele vragen. Vragen om nabijheid.

“Zelfgave” van Felix De Boeck

In het Bijbelboek Job gaat het over wat er in de relatie tussen God en mens gebeurd als een mens geconfronteerd wordt met onrechtvaardig lijden. De vrienden van Job praten met hem over (zijn relatie met) God. Maar Job praat mét God, roept God ter verantwoording zoals Abraham God ter verantwoording roept vlak voor de verwoesting van Sodom en Gomorra. God laat zich ter verantwoording roepen. Dat is relatie, wederzijds een antwoord zoeken in en met elkaar, op het hoogtepunt van de pijn, de schaamte, de verontwaardiging. En God praat mét Job:

Waar was jij toen ik de aarde maakte? Weet jij van hoe ver het licht komt? En waar komt de duisternis vandaan? Kun jij het licht en het donker de weg wijzen? En kun jij ze weer naar hun plek brengen?

Job 38:4, 19-20

Nee, Job weet niet waar de duisternis vandaan komt. Job kan de duisternis niet naar zijn plek brengen. En ik ook niet. Vanuit ons menselijk perspectief is er iets vreemds aan die duisternis dat wij niet kunnen vatten. Vanuit Gods perspectief is de duisternis niet duister:

”Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,

Het licht om mij heen veranderen in nacht,’

Ook dan zou het duister voor u niet donker zijn –

de nacht zou oplichten als de dag

het duister helder zijn als het licht”

Psalm 139: 12

Wij weten de antwoorden niet. We weten en ervaren wel dat de duisternis er is. Maar het is geen macht, geen kwade god. Het is een zijn, waar het licht nog niet is. Het is een zijn, waar Gods Geest nog niet over gekomen is.

Toch blijft de relatie, in alles wat wij ervaren van het kwaad en de duisternis. Iemand, God, die niet weggaat, niet wegloopt. In die relatie kunnen onze daden de relatie bevestigen en aanmoedigen óf ontkrachten en ontmoedigen. Het komt aan op de vraag: ‘waar ben je?’ Ben je bij M/mij, in de pijn, in de gebrokenheid van mijn schepping? Help je M/mij verdragen… de wanhoop, de uitzichtloosheid soms, de wrede koelte die uit een mensenhart vloeien kan? Zijn wij in staat om zó op God te lijken dat wij hetzelfde kunnen doen, bij mensen vol schuld en schaamte, vol lijden en verdriet?

Het is de aanwezigheid en de solidariteit, de Z/zelfgave, wat het enige juiste antwoord blijkt te zijn in de duisternis. Midden in het verlies en lijden spreekt Job hoopvol uit:

‘En al ben ik nog zo geschonden,

ik zal God zien vanuit dit lichaam.

Aan mijn zijde zal ik Hem zien,

met eigen ogen, ik en geen ander’

Job 19:26, 27

Maar aan het eind van zijn leven, als hij door alle duisternis en lijden is gegaan, is zijn hoop een kennen geworden:

‘Eerder had ik slechts over u gehoord,

maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd.

Job 42:5

Dat is waar de vraag : ‘Mens, waar ben je?’ voor staat.



Duisternis II

Beschouwing Posted on Fri, January 29, 2021 14:09:06

Wat heb ik me op de hals gehaald om te gaan schrijven over duisternis en het kwaad?! Dat vroeg ik me afgelopen week wel een beetje af. Wat kunnen en mogen kleine mensen zeggen over dingen waar we vaak zo weerloos tegenover staan? Met grote verbazing luister ik dan ook vaak naar het onopgeefbare geloof in de kracht van Gods licht dat zoveel joodse mensen uitdrukken als ze spreken over het kwaad. Dat geloof trekt mij aan, omdat zij met alle vervolging door de eeuwen heen recht van spreken hebben over het kwaad en de duisternis. Zo was ik ook deze week weer geraakt door een kort filmpje dat ik afgelopen woensdag, Holocaust Remembrance Day, luisterde. Het was een filmpje van rabbijn Mirvis (bekijk het hier). Hij is sinds 2013 Jonathan Sacks opgevolgd als opperrabbijn van Groot Brittannië. In het filmpje verschijnen twee statements in beeld en aan de hand van die statements wil ik in dit blog iets schrijven over het begin.

‘Darkness can only endure where we fail to shine a light’

Genesis 1 vertelt dat God de hemel en de aarde maakte. De aarde was een woeste, doodse vloed waar duisternis over heen lag. Zo begint het: de duisternis IS er. Niet als ‘iets’, een ‘ding’ of een ‘wezen’, maar als een situatie die is puur omdat er iets anders ontbreekt, namelijk licht. Duisternis is dus eerder niets, dan iets. Dat licht komt als Gods Geest over de vloed komt. Als dat gebeurt, dan moet er licht komen en er was licht. God zegent dat licht. Er staat dat God zegt dat het licht goed was. Over de duisternis wordt niets gezegd. Waar op alle opeenvolgende dagen God zijn zegen pas aan het eind uitspreekt over de scheiding, doet God dat hier niet. Het verslag van deze eerste dag is anders. De zegen wordt al aan het begin uitgesproken en alleen over datgene wat God brengt in de situatie, namelijk het licht. Er vindt hier alleen scheiding plaats doordat God iets in de situatie brengt. De duisternis kan niet langer voortduren nu Gods Geest, Gods licht, er is.

 ‘The human soul is the candle of God’

Als God dan het hele decor heeft gemaakt, dan is er plaats voor de mens. Alles is goed – dat kan ook niet anders omdat God de wereld creëerde om goed te doen. Dat is het doel van de schepping, wat betekent dat alles die richting uit dient te gaan. En als de mens er dan is, dan is het zeer goed. Joodse commentaren hebben geprobeerd antwoord te geven op de vraag waarom de komst van de mens ‘zeer goed’ is. Volgens de commentaren in de Talmoed heeft dit te maken met de twee neigingen die God in de mens heeft gelegd: de neiging tot het doen van het goede (yetzer ha’tov) en de neiging tot het doen van het kwade (yetzer ha’ra). In de christelijke traditie die aanschuurt tegen mijn opvoeding is van die eerste neiging veel verloren gaan. Wat overbleef is dat de mens geneigd is tot alle kwaad en dat er niets is dat je kunt doen om jezelf te verlossen van dat kwaad. Je verlossing is enkel in de handen van God. Nu noem ik dat denken met een oud woord: godslastering. Het lastert de bedoeling, de opzet van God. Het is júist Gods bedoeling dat we wél wat doen! God heeft ons ‘aan het werk gezet’. En daarmee verkies ik het joodse mens(en dus ook Gods-)beeld bóven het mens/Godsbeeld van deze christelijke traditie.

De twee neigingen die de mens in zich draagt, scheidt de mens van de dieren én de engelen. Deze twee neigingen zijn de voorwaarden voor de vrijheid van de mens en daarmee tegelijkertijd zijn verantwoordelijkheid. Het is de keuze tussen die neigingen wat de mens menselijke waardigheid geeft. Of misschien is het beter te zeggen: goddelijke waardigheid. Dieren en engelen hebben geen vrije keus en daarmee ook geen verantwoordelijkheid. Dieren niet omdat ze alleen maar kunnen neigen naar hun natuurlijke, instinctieve, aardse drijfveren. Engelen niet omdat ze alleen maar kunnen neigen naar het gehoorzamen en dienen van God, de hemelse drijfveren. Maar de mens kent de neiging naar de aarde én naar de hemel. En juist door het onderscheid tussen deze neigingen, is er vrijheid én verlossing mogelijk. Hier ligt een groot verschil in de joodse en christelijke opvatting over wat verlossing is, maar dat bewaar ik voor een volgende keer.

God maakt menselijk leven mogelijk door de sfeer van de aarde en de sfeer van de hemel bij elkaar te brengen. Het stoffelijke, sterfelijke lichaam wordt levend als de onstoffelijke, onsterfelijke ziel er in komt. Die ziel, dat is het licht van God. Gericht op het doen van het goede, zoals de hele schepping zich richt op het goede. En daarom de vraag: waar ben jij in de duisternis? Kom je het licht brengen? Welke neiging in jezelf moedig je aan? Is dat de neiging om het kwade te overwinnen door de  kracht van het goede erin vrij te maken?

Op de eerste scheppingsdag verzet God zich tegen de sfeer van de duisternis door een daad te stellen. Op de zesde dag roept God de mens op om hetzelfde te doen. Kiezen voor de daden die het goede in de schepping aanmoedigen zodat de duisternis – van onverschilligheid, wegkijken, uitsluiting, vervolging, geweld, moord – niet langer kan voortduren. Of, zoals rabbi Mirvis het zei:

‘We are the guardians of the fragile flame of our humanity’

Misschien wel een beetje zoals God de mens in de tuin, de plaats van licht die God in de duisternis gemaakt had, bracht om daar over te waken (Gen. 2:15). De duisternis is er. Wat volgt is dat wij een taak hebben. Het werkelijk religieuze mysterie is volgens Jonathan Sacks niet dat wij in God geloven. Jonathan Sacks helpt me om de eerste alinea van dit blog waar ik schrijf dat ‘Joden onopgeefbaar geloven in Gods licht’ te herzien. Nee, het mysterie is: God gelooft in ons! En dat blijven Joden geloven, door alle ervaringen heen. Misschien wel omdat alleen de herinnering aan onze oorsprong de weg is van duisternis naar licht, zoals Jonathan Sacks zegt. Wij hebben een Godgegeven taak midden in de duisternis die nog steeds zo vaak om ons heen is, om net als God, zijn Geest de ruimte er over te geven. Het is daarom dat op een van de dagen na de zevende, God de mens tevoorschijn roept en een beroep doet op de verantwoordelijkheid die Hij in de mens gelegd heeft: ‘Waar ben je?’ Of in mijn woorden: waar is je licht?

(wordt vervolgd)



Duisternis I

Beschouwing Posted on Sat, January 23, 2021 12:38:10

‘… die het licht vormt en het donker schept …’

In de weken voor kerst schreef ik diverse blogs over licht en dragers van licht. Het vormde een mooie voorbereiding en opgang naar Kerst, het feest van het licht. Inmiddels is bijna de eerste maand van het jaar voorbij en kerst al weer even geleden. Het feest van vrede op aarde, engelen en mensen samen, licht in de duisternis, God in ons midden. Bij dat verhaal kun je niet anders dan fijne, hoopvolle gevoelens hebben.

Maar nu ben ik terug bij de duisternis. Dat wil zeggen, ik volgde lessen van rabbi Manis Friedman over het kwaad. Waarom is er kwaad? Hoe kun je bij het zien en ervaren van kwaad geloven in een goede God? Waarom treft het kwaad ook mensen die geloven? Heel eerlijk gezegd krijg ik altijd kriebel van vragen die gaan over het kwaad. Misschien omdat het dan zo gauw ook gaat over een God die straft, zoals die vraag een jaar geleden bij het begin van de coronacrisis zich zo snel liet horen: is corona een straf van God? Wat is dat toch, dat we bij tegenslag en crisis zo snel het beeld van de straffende God tevoorschijn halen? Het jeukt ook, omdat ik het niet bij elkaar krijg: het christelijk geloof dat in de kern het verhaal van Gods vergevende reddingsplan zo nauwkeurig verteld en dan toch weer met die straffende God op de proppen komt.

Maar eerlijk gezegd, de andere kant jeukt ook. De kant van God als zachte teddybeer die er altijd is, vooral als jij het moeilijk hebt. Waar je lekker zacht tegen aan kunt leunen en zo lekker jezelf kunt zijn. Die God die geen scherpe randjes heeft, die niet schuurt, niet snoeit, maar alleen mijn eigen aangename antwoord is. Nee, bij zo’n God gaat toch al snel je egocentrische tuin wildgroei vertonen. Het Joodse beeld van God is veel uitdagender dan dat. Een God die licht en duister, liefde en haat, straf en barmhartigheid in zichzelf verenigt, dat is niet eenvoudig te behappen. Daar moet je mee strijden, zoals Jakob deed. Of zoals je doet met je partner. Nog een stapje dichterbij: zoals je doet met jezelf, je eigen hart waarin alles samenkomt wat tegenovergesteld is, de liefde en de haat, het licht en het donker. Zo lezen joodse commentaren de opdracht uit Deuteronomium waar staat

‘Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, en geheel uw ziel en al uw krachten’

Deuteronomium 4:5

In de Midrasj (commentaar bij de Tora) wordt het woord ‘krachten’ uitgelegd als de twee drijfveren die in je huizen: de drijfveer tot het doen van het goede én de drijfveer tot het doen van het kwade. We dragen allemaal beide krachten in ons, het is door God zelf in ons hart gelegd, en het is de bedoeling om God te dienen met alles wat in ons is. Dat roept natuurlijk de vraag op hoe we God kunnen dienen met de krachten die ons naar het kwade verleiden. Op die vraag kom ik een volgend blog terug, om nu even bij dat Joodse beeld van God te blijven.

In Jesaja 45 staat een ongemakkelijke tekst. In de aanloop naar kerst, het Licht, kiezen we liever andere teksten uit Jesaja dan bijvoorbeeld deze:

‘Ik ben de Heer, er is geen ander, die het licht vormt en het donker schept, die vrede maakt en onheil schept’

Jesaja 45:6-7

Dat God de enige macht is, is voor joden een van de belangrijkste geloofsprincipes. Er is geen macht buiten God.  Waar naastgelegen volken geloofden in een god van vrede en in een god van oorlog, een god van zegen en een god van vloek, een god van liefde en een god van de haat, vormde het joodse geloof een belangrijke uitzonderlijke tegenstem: er is maar één God. Hoe dwaas is dat?! Hoe kan dezelfde god zorgen voor oorlog en vrede, zegen en vloek, liefde en haat? Als je werkelijk gelooft dat God de enige macht is, dan maak je je er allerminst makkelijk van af. Ik hoorde rabbi Manis Friedman zeggen dat als je niet gelooft in God je ook geen vragen hebt. Het is absurd om dan te vragen waarom er geen gerechtigheid is of waarom er kwaad is. Waarom zou er geen kwaad zijn? Waarom zou er gerechtigheid moeten zijn? Pas als je gelooft in God wordt de afwezigheid van gerechtigheid en de aanwezigheid van het kwaad een probleem. En, zegt rabbi Manis Friedman, hoe méér en hoe dieper je een relatie met God hebt, hoe groter je probleem, hoe meer je vragen! Joden kennen daarom niet het beeld van een satan zoals christenen dat kennen (en dan vooral in de eschatologische schriften). Het kwaad is geen macht in zichzelf, maar een mogelijkheid in de schepping.

Dit alles roept veel vragen op en de komende weken wil ik dit op dit blog verder uitwerken. Omdat het me bezig houdt, maar ook omdat het een lens biedt om eens opnieuw te kijken naar mijn eigen christelijke verhaal, ‘van Kerst tot Pasen’, over verlossing.



Vreugde, meer dan geluk

Beschouwing Posted on Thu, January 07, 2021 12:27:57

In deze eerste week van het nieuwe jaar luister ik naar Jonathan Sacks’ ‘Investing Time – ten life-changing principles’ (luister hier mee). Bij het begin van het nieuwe jaar omschreef hij in 2018 tien levensveranderende principes die hij geleerd had vanuit zijn joodse geloof en die hem hoop gaven om het nieuwe jaar in te gaan. Het inspireert mij om zijn voorbeeld te volgen. Zo ben ik bezig met het formuleren van principes waaruit ik komend jaar wil leven. Minstens één er van neem ik over van Jonathan Sacks: vreugde stellen boven geluk door vrijgevig en dankbaar te zijn, lief te hebben en te vergeven.

Het verschil tussen geluk en vreugde werd me duidelijk bij David Brooks, in zijn boek De Tweede Berg. Hij schrijft dat geluk een individuele emotie is, zoals je dat kunt ervaren als je je diploma haalt, trouwt, een huis koopt. Het is een emotie die opgeroepen wordt door iets dat van buiten komt, vaak iets materieels. Dat gevoel van geluk is gelijk weg als het dak van het huis lekt, als er relatieproblemen komen, of als  je zakt voor je examen. Geluk gaat vaak ook over de kwaliteit van je hele leven. Zo wensen we dat toe bij een verjaardag, of recent nog, aan het begin van een nieuw jaar.

Jonathan Sacks bevestigt dit verschil door te wijzen op het Hebreeuwse woord ashrei, dat vertaalt kan worden als ‘gelukkig’ of ‘gezegend’. Zo lezen we dat in Psalm 1: gelukkig, gezegend is hij wie leeft naar de Tora. Een dergelijk leven is als een boom: het heeft wortels en draagt vrucht. Maar de Tora gebruikt veel vaker het woord simcha, dat vertaalt kan worden als vreugde. Vreugde beleef je in het moment, samen met anderen of de schepping om je heen. Het overstijgt je eigen kleine ik. Vreugde is niet afhankelijk van omstandigheden van buiten, je kunt het ervaren temidden van de relatieproblemen, van onzekerheid en zorgen die je hebt over je leven of de wereld. Zo lees je dat bijvoorbeeld in Psalm 30. Ondanks de tranen die David ’s avonds huilt, ondanks het gevoel te leven in een sfeer waar de dood heerst, voelt hij hoe God hem hult in vreugde en daarmee boven alles uittilt naar een sfeer van liefde die een levenlang duurt (vs. 4,6). Volgens Jonathan Sacks is vreugde de hoogste religieuze emotie. Het is vanuit die levenshouding dat wij geroepen zijn om God te dienen (Psalm 100:2). Bij Mozes gaat het zelfs zo ver dat hij vervloekingen aankondigt als het volk God niet dient met vreugde: het zal hen dan ontbreken aan werkelijk alles (Deut. 28:47).

Vreugde heeft te maken met de ervaring van verbinding, contact. Het heeft te maken met zien, dieper zien met ogen die liefhebben. Je kunt vreugde niet najagen, zoals je dat met geluk kunt. Vreugde overkomt je, zoals de schellen van je ogen kunnen vallen. Vreugde ontdekt jou. Door te leven vanuit de grondhouding van een ontvanger kun je momenten creëren waarin je het contact voelt met God en de mensen om je heen. Dat is vreugde. Leven vanuit zo’n grondhouding is je ziel openen voor het Leven, het Licht, dat door elk leven heen schijnt en in alles besloten ligt. Die ervaring zet aan tot dansen en zingen, dat is de God van het Leven loven! Om de adem van God die mij doet leven, en niets anders (Job 33:4).

Dan nog is het leven vol met obstakels, met scheuren, barsten, kieren waardoor het tocht en ik kou vat. We leven niet zonder littekens en pleisters her en der. Maar onder dat alles ligt dat ene besef dat ik alleen hier ben, in dit leven, omdat Hij wil dat ik ben. En zo mag ik een zegen maken van dit leven, hier en nu en in volle vreugde. Dat kan ik bewust doen, aan het begin van elke nieuwe dag. Zoals Joden dat doen bij de zegenspreuk in de ochtend. Lijden en vreugde – ze kunnen samen gaan. Juist in het boek Prediker, met al zijn verzuchtingen over de ervaren zinloosheid en het zwoegen en lijden onder de zon, komt het woord simcha het meest voor!

David besluit zijn psalm met:

‘U hebt mijn klacht veranderd in een dans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld’

Psalm 30:12

Er kunnen, zo schrijft David Brooks, twee dingen gebeuren met het lijden dat wij persoonlijk ervaren. Het eerste wat kan, is dat ons lijden ons breekt. Als het ons breekt, dan hullen we onze pijn in een schild waar we niemand bij laten. Het schild kan hard zijn en ons verbitterd maken. Dat lijden krijgt niet de kans om te transformeren, maar loopt het grote risico om pijn over te dragen.

Maar, zegt David Brooks, je kunt ook opengebroken worden door lijden. Wat je dacht dat de grond van je bestaan was, waar je je leven op kon bouwen, valt weliswaar weg. Je valt, dieper en dieper, tot je ergens op de levensbron stuit. Daar vind je het water dat leven geeft, daar kun je wortelen in grond en in een gemeenschap die je draagt. Het water dat je daar ontvangt, zal zélf in jou een bron worden waaruit water steeds opwelt, water dat eeuwig leven geeft (Joh. 4:14) zoals het de bedoeling was dat het joodse volk in het beloofde land met vreugde zou leven. De gebarsten, uitgedroogde aarde die je in jezelf aantrof, verandert in een bron, een stroom van leven die verbinding mogelijk maakt met God en medemens.

Of zoals Vincent van Gogh het zei, woorden die ik koester en de laatste keer dat ik op een zondag jarig was verweven had in mijn eerste preek:

“Het hart dat de moed verliest
vult zich weer tot overlopen toe
En de bezitters ervan
verwonderen zich en weten niet
dat God bij de fonteinen van het hart
ver weg, voor regen heeft gezorgd.”

Van Gogh’s slotwoorden van zijn preek bij Psalm 119:19

Leren vertrouwen dat die bron er is, dat God zelf voor water zorgt. Leven vanuit het besef dat het die bron zelf is, waaruit mijn leven voortkomt en kan verder stromen om ook andere levens vruchtbaar te maken. Dat is één van de principes die ik mezelf voor ogen wil houden in 2021. Als een warme, geweven mantel van dunne draadjes die me met vreugde omhult. Die vreugde geeft de bedding, de kracht, om te verduren en verdragen wat het hart, het leven, tart.

Joyful, Joyful
Lord, we adore Thee
God of glory
Lord of love
Hearts unfold like flowers before Thee
Hail Thee as the sun above
Melt the clouds of sin and sadness
Drive the dark of doubt away
Giver of immortal gladness
Fill us with the light
Fill us with the light
Oh, fill us with the light of day



Gidsen naar vrede

Beschouwing Posted on Sun, December 27, 2020 14:07:14

Toch ben ik nog niet helemaal klaar met die uitspraak van Hans Andreus waar ik mijn vorige blog over schreef. Kun je werkelijk wel licht brengen in elke duisternis door het door God gegeven Licht in jezelf op te diepen? Heeft die Hans Andreus wel voldoende ervaring met de plekken zonder licht, om mij zo op mijn verantwoordelijkheid te wijzen? Ik vind het maar moeilijk om dat ik ongemak ervaar bij de situaties waar ik wel licht zou willen brengen, maar waar het me niet lukt. Is soms niet de duisternis te dik of te lang aanwezig, waardoor zelfs een klein beetje licht geen leven meer geven kan?

Vanochtend scheen er vanuit andere hoek nieuw licht op dat me verder doet zoeken en denken. Als ochtendmeditatie las ik een Spreuk van de Vaderen (Pirkei Avot) en het commentaar van Alan Morinis bij deze tekst.

“Hillel zei: ‘Wees als de volgelingen van Aharon, houdend van vrede, en vrede najagend.’”

Pirkei Avot 1:12

Eerder eens heb ik hier geschreven dat het Hebreeuwse woord voor vrede – shalom – dezelfde stam heeft als het woord shalem, dat ‘heel’ betekent. Vrede is heelheid, heelheid is vrede.

Wat deed Aaron, de hogepriester, dat we hem zouden moeten navolgen? Als hogepriester was het zijn taak om het volk bij elkaar en bij God te houden, om alles wat die heelheid bedreigde van zijn kracht te ontdoen. Zo leren we van Aron dat vrede najagen meer is dan het oplossen van conflicten of ruzies tot bedaren te brengen. Het is actief je inzetten door daden die heelheid brengen, die verbinding brengen tussen mensen en tussen mensen en God.

Behalve naar de aanwezigheid van God, verwijst het eeuwigbrandende licht in de Tempel naar de Tora. De Tora wordt gezien als het licht op je levenspad. Dat licht laat je zien welke weg je moet gaan, hoe de weg waarin je kiezen kunt voor het Leven er uit ziet. De Tora maakt duidelijk welk onderscheid er is tussen licht en donker, goed en fout, leven en dood. Zoals God bij de schepping het goede creëerde door het af te scheiden en te ordenen. Zo leidt de Tora ons naar waarheid. In de Bijbel worden vrede en waarheid vaak samen gehouden. Je leest het bijvoorbeeld in de woorden van de profeet Zacharia: ‘Heb dan de waarheid en de vrede lief!’ (8:19) Vrede najagen is soms de boel op scherp zetten. De akker omploegen zodat het zaad weer een kans krijgt. Licht brengen in de duisternis, kan soms zo fel zijn als het TL licht dat alle viezigheid en narigheid ineens in de spotlight zet. Licht zonder duisternis bestaat niet, en duisternis zonder licht bestaat ook niet. Als het licht door de ramen valt, kun je niet meer om de stof heen kijken. Licht en vrede brengen is ook recht doen, de waarheid boven tafel. Zonder zicht op de onvrede, de verwijdering, de breuk en het verlies, is er geen mogelijkheid tot vrede. De waarheid kan soms eerst scheiding maken. Ze stelt ‘leven’ en ‘dood’ duidelijk voor ogen. Maar biedt daarna ruimte voor de keus, de mogelijkheid om opnieuw te verbinden in een veel gezondere, heilzame situatie.

God geeft ons in Christus het cadeau van de vrede die alles samen brengt, heelmaakt. Christus belichaamt alles waar God wil dat wij voor kiezen: leven, waarheid, vreugde, licht, vrede. De verlossing die in Christus te vinden is, is de overtuiging dat het kán: leven, waarheid, vreugde, licht en vrede vinden en vooral ook zíjn. Zoals God Christus tot priester riep, worden wij geroepen met Dezelfde stem. Wij kunnen mensch worden.  Zoals Jezus belooft, dat zij die vredestichten kinderen Gods, dochters en zonen zoals Hij, genoemd zullen worden. Dat wil zeggen: hun oorsprong in God is, zijn eigenschappen zijn, zichtbaar geworden in hen.

Maar zoals bij alles wat God ons in handen geeft: het is gave én opgave. De vrede zoeken, de vrede najagen – de werkwoorden geven de actie aan die nodig is. Licht en vrede worden ons gegeven, om zelf licht en vrede te zijn. Maar verder nog: door anderen naar licht en vrede te gidsen. Mensen uit de situatie van (innerlijke) verdeeldheid te leiden, door ons licht te werpen op de situatie. Me uit te spreken. Het is wel degelijk mij aan te rekenen, als ik het licht en de vrede alleen voor mezelf en mijn eigen spirituele groei houd. Het is wel degelijk mij aan te rekenen, als ik de moed niet heb om onderscheid te maken. Het is mij wel degelijk aan te rekenen als ik me verstop in stilzwijgen. Als ik niet meewerk aan de wereld buiten mijzelf die God wil transformeren totdat overal en in allen Zijn vrede zal zijn.

Ik zie het niet altijd. Maar dit is het geloof waar ik me naar toe wil laten trekken, steeds opnieuw, als een insect naar een brandende lamp in het donker. Steeds opnieuw, door de weerstand en de verdeeldheid heen. Omdat het na sommige gebeurtenissen soms ook nooit meer ‘goed’, shalem, kan worden, juist daarom heb ik het nodig dit geloof, dit licht, voor ogen te houden.

En toch, ik weet en voel dat dit soms ook betekent….: vrede vinden in wat niet is en niet kan zijn en dat ik daar helemaal niets aan kan veranderen. Dan moet ik vrede zien te vinden in het kwetsbare, ene, kleine, wiebelende vlammetje dat ik ben als ik pal in de wind sta en de avond valt.



Ik, licht dat leven geeft

Beschouwing Posted on Fri, December 25, 2020 09:55:14

Begin december waren Marjanne en ik een weekendje in de achterhoek. Op de heen weg bezochten we het Geert Grote Huis in Deventer. Op het plein waar dit museum ligt, stuitte ik op een muurtekst van Hans Andreus waar ik lang over na heb gedacht.

Paulus vergelijkt ons lichaam met een tempel waar de Geest van God woont. In de tempel brandde de ner tamid, het eeuwig brandende licht. Het brandt er altijd, zoals God er altijd is. Als ons lichaam, ons zijn, een tempel is, is daar dan ook het eeuwig brandende licht te vinden? Voor ons zelf en voor anderen?

Maria droeg het Licht van God in zich. Zij gaf zich over aan wat er met haar gebeuren moest zodat zij het Licht de wereld in kon dragen. Daar denken we aan met Kerst. Eerder op dit blog schreef ik over mensen die ik datzelfde heb zien doen: Edith Eva Eger, Jonathan Sacks. Durf ik aan te sluiten, misschien niet groots en meeslepend, maar dan in ieder geval ‘ik in mijn klein hoekje en jij in ’t jouw’?

Ik ben het licht van de wereld – zei Jezus. Jezus die ons leerde bidden door zijn woorden na te zeggen. Jezus die ons vroeg het zout in de wereld te zijn, de stad van licht op de berg. Jezus zegt zelf dat wij zijn als Hij: ‘Jullie zijn het licht in deze wereld’ (Matt. 5:14). We mogen het Jezus dus nazeggen: ‘ik ben het licht in deze wereld’.

Ben ik het licht binnen de grenzen van de wereld waarin ik leef? Door wat ik uitstraal, door wat ik door wil geven? Door wat ik zeg, doe of juist nalaat? Leef ik vanuit liefde voor het Licht van God dat ik kan brengen door er te zijn op de duistere plekken? Duistere plekken zoek ik liever niet op. Ik heb er oordelen over. Ik vind de gedachten en gevoelens die in duistere plekken zijn soms zwaar om te dragen. Ik ben soms bang voor de woeste woede die ik daar tegen kom. Dat geldt voor de duistere plekken buiten mij, maar zéker ook voor de duistere plekken in mezelf.

Hoe verdrijf ik de duisternis op de plek waar ik ben? De duisternis van oordelen over onszelf of de ander, de duisternis van verstokte wrok om wat ooit eens gezegd of gedaan, de duisternis waarin ik alleen mezelf nog maar kan zien (en soms zelfs dat niet)? Breng ik hoop en bemoediging, juist nu in deze wereld vol verwarring en angst? Breng ik leven? Help ik anderen om bij het eeuwig brandende licht in zichzelf te komen en dat te doen ontbranden? Zoals de sjammasj, het middelste kaarsje van de chanoeka-kaars, die dient (de betekenis van sjammasj is ‘dienaar’) om de andere kaarsjes aan te steken.

Het is mijn schuld als het licht daar niet is waar ik ben. Ik heb er lang over na moeten denken. Vooral misschien over dat nare beladen woordje ‘schuld’, wat zo de nadruk legt op iets wat je niet doet, niet goed doet of waarin je faalt. Als je de duisternis of donkerte kent, weet je soms maar al te goed dat wat je ook doet, welke kunsten je ook uit de kast haalt, er evengoed geen licht komt of is. En dat je je daar dan notabene ook nog schuldig over gaat voelen! Dat woordje ‘schuld’ van Hans Andreus, daar ben ik nog niet over uit gedacht.

Mijn gedachten bleven ook hangen bij het woord ‘natuurlijk’. Hoezo natuurlijk? Ik bedacht mij dat dit misschien wel hét geloofswoord in de zin is. Het benadrukt de verantwoordelijkheid en ook de potentie die ik heb om bij te dragen aan het licht waar ik ben. Ik KAN de duisternis verdrijven, ik KAN het licht doorgeven. Door dicht bij het eeuwig brandende licht van God in mij te zijn en blijven. Dat licht ligt al in mij besloten vanaf mijn eerste adem, God zelf heeft het in mij gelegd. Hij gaf Licht en Leven en ik kan ‘JA’ zeggen tegen dat Licht en Leven. Natuurlijk wil zeggen: het is niet te hoog, niet te ver. Nee, het is bereikbaar. Maar soms moet ik eerst heel wat barrières en stenen verwijderen voordat ik bij dat eeuwige brandende lichtje in mezelf kan komen.

Dat licht zijn door bij dat licht te zijn, vanuit dat licht te leven, is genoeg. Zo weerloos als een kwetsbaar kind in een kribbe. Je moet maar durven! Het is de genade waardoor ik steeds opnieuw, in elke situatie waar de dood en het duister voor ogen komt, het licht kan zijn door te zoeken en wijzen naar leven. Als ik nalaat om zó Zijn licht te zijn, dan sta ik onder de korenmaat en dien ik nergens toe. Dan verstop ik mij zoals Adam en Eva deden in de tuin. En dan zal Hij me vragen: ‘Mens, waar ben je? Mens, waar was je? Mens, wat heb je gedaan met dat Licht dat ik je gaf?’

‘Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.”’

Johannes 8:12

Een Kerst vol licht en leven gewenst! Vandaag, maar vooral ook voor de dag van morgen.



Jij, mijn Licht

Beschouwing Posted on Thu, December 17, 2020 18:29:20

In de laatste maand (Elul) van hun kalender lezen de Joden tweemaal daags psalm 27. Ik wees de studiegroep die ik via Zoom leid er op en daagde hen en mijzelf uit om deze psalm in de maand december ook dagelijks te lezen. Elke dag dat ik de psalm lees komen de woorden dichter bij mij. Het is alsof ik steeds dichter bij Davids gedachten en gevoelens kom. Langzaam worden zijn woorden, míjn woorden. Heen en weer geslingerd in de dubbelheid van je eigen innerlijk: de ervaringen van wanhoop, teleurstelling, dreiging én tegelijk de ervaring van hoop, vertrouwen, verlangen en liefde. Zo is het leven, niemand ontkomt er aan. En zo was het afgelopen jaar, als we terugkijken op al de ervaringen in 2020.

Maar hoe 2020 ook begon en hoe het ook eindigt, hoe onze dag vanochtend begon en vanavond eindigt, hoe ons leven begon en hoe het zal eindigen: het begint en eindigt bij God. Zoals in deze psalm David begint te zeggen dat God zijn licht en redding is en hij eindigt zoals hij begon, met de naam van God.

Ner Tamid – The Eternal Light Sculpture by Susan Zalkind

De God die er is. Bij ons, in ons. Immanuel. Midden in de tegengestelde krachten die we tegenkomen in de wereld om ons heen en in de wereld in onszelf. De dreiging die er om ons heen en in ons is. De blikken van mensen, de woorden van mensen, de zelfkritiek, de zelfveroordeling. Vijanden, soms niet direct als vijand te herkennen. Mensen, daden, gedachten die uit zijn op onze ondergang. Soms door mensen die ons het meest nabij zouden moeten zijn. Je mist grond, houvast, steun. Het is er niet, zelfs niet van je vader, je moeder. Dan zijn de poten onder je bestaan in elkaar gezakt en is het een leven lang hard werken om veilig te zijn. Kan je verlatenheid nog groter zijn?!

Ja, zegt David, dat kan. ‘Als ik geen geloof zou hebben…’, zegt hij. Als ik niet voor het leven, voor het Licht kan kiezen…

Als ik niet zou geloven dat God aan het begin en aan het einde zou staan. Als ik niet zou geloven dat God Licht is, míjn Licht, dat God mijn hoofd fier boven al de neerwaartse krachten houdt. Dan zou ik niets meer te verlangen hebben, niets meer om naar uit te zien en om moedig voor te zijn.

Ik moest denken aan woorden van Simone Weil:

‘Het verschrikkelijke is dat als de ziel in deze liefdeloze duisternis omhoudt met beminnen, Gods afwezigheid onherroepelijk wordt. De ziel moet voortgaan met in het lege lief te hebben, of tenminste dat te willen, desnoods met een oneindig klein deel van haar kracht. Dan zal God eens zich aan haar openbaren en haar, net als bij Job, de schoonheid van de wereld tonen. Maar indien de ziel ophoudt met liefde uit te stralen, vervalt zij reeds hier op aarde in een toestand die bijna gelijk is aan die van de hel.’

Simone Weil, Wachten op God, 86

Liefde en vertrouwen: ze worden bereikt door inspanning, eerlijkheid en openlijke confrontatie met alle krachten die op ons inbeuken. Zoals David eerlijk zijn innerlijk bloot legt in deze psalm, zijn angsten en zijn verlangens. Met deze psalm wijst hij mij een weg, een manier om in de dubbelheid van mijn eigen innerlijk aanwezig te zijn. En dat is een manier waarbij het je niet aan komt waaien, maar waarbij je je mouwen moet opstropen. Moet kiezen: de krachten van de dood of de krachten van het leven? David, worstelend met zichzelf en zijn geloof, geeft zichzelf werk te doen:

Wacht op God! Zoek God! Maak je hart sterk!

Dat is kiezen voor, wérken aan het leven dat het Licht kan (gaan) zien!



Crushed, they radiated light

Beschouwing Posted on Sun, November 15, 2020 14:06:36

Mijn laatste twee blogs gingen over dragers en doorgevers van licht: Edith Eva Eger en Jonathan Sacks. Beiden hebben ze hun levenslessen en de lessen die ze zelf uit de Tora hebben ontvangen, doorgegeven aan de volgende generatie. Zoals Mozes het volk in Deuteronomium opdraagt, om door te geven aan de volgende generatie wie God is en wat God doet. In de woorden van de oude Statenvertaling:

‘En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat’.

Deuteronomium 11:19

Heel alledaags dus eigenlijk: gewoon in huis, of als je onderweg bent. Met andere woorden: gedurende elk moment, elke ervaring hoe zwaar en donker of licht en zacht ook, de opdracht om verlate plaatsen te veranderen in ruimten vol licht en leven. En dat niet voor onszelf houden maar doorgeven aan de generatie na ons.

Ik realiseerde me afgelopen week, terwijl ik in mijn gedachten en mijn gevoel bezig was met het overlijden van Jonathan Sacks, dat ik ben als een insect die naar het licht toe vliegt. Insecten doen dat voor hun veiligheid, ze vliegen naar het licht als een noodbaken die hoger ligt dan de gevaarlijke omgeving. Ze doen het ook om te kunnen navigeren, hun weg weer te vinden.

Ik herken het van lang geleden. Een stil en in zichzelf gekeerd pubermeisje, dat wekelijks boeken haalde uit de bibliotheek aan het einde van de straat waar ik woonde. In die boeken zocht ik naar licht wat ik in mijn eigen huis niet vinden kon. Iets hogers waar ik naar kon reiken en me een vergezicht gaf van hoe het leven zou kunnen zijn. Pas later durfde ik ook bij mensen te gaan zoeken. En zo zocht en vond ik bij Jonathan Sacks. Getrokken naar dragers van licht, werd ik bij mijn eigen duister vandaan getrokken. Als een levensoefening om betekenis te zoeken en geven aan wat donker, koud en eenzaam was in mijn eigen bestaan. Het is makkelijker om dat bij dragers van licht te zoeken, dan zelf de roep om een drager van licht te zijn te durven beantwoorden.

Jonathan Sacks gaf drie jaar geleden een uitleg bij de tekst uit Exodus (Tetzaveh 5778) waar ik aan moest denken.

‘U moet de Israëlieten gebieden dat zij zuivere olie, uit gestoten olijven, voor u meenemen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden’.

Exodus 27:20

In Exodus 27 worden allerlei voorschriften gegeven voor de aankleding van de tabernakel, de plaats van Gods aanwezigheid. In de tabernakel – en later in de tempel en nu in de synagoge, is er een lamp die altijd brandt. De Nèr Tamid. Die lamp is het symbool van Gods aanwezigheid, maar ook van de Tora als het licht op je levenspad. Waarom het voorschrift om alleen olie van geperste olijven als grondstof voor Gods licht?

Er moet flinke druk uitgeoefend worden op de olijven om er olie uit te persen. Ze moeten als het ware verpletterd worden. De olie die dan er uit komt, dát is de grondstof voor het licht van God dat altijd schijnen kan.

Het woord ‘verpletterd’ kent heel wat akelige synoniemen: vernietigen, kapotmaken, stukmaken, verwoesten, te gronde richten… Werkwoorden die er niet om liegen! Ervaringen waar het lijkt alsof er maar weinig van ons over blijft.

Edith Eva Eger kende die ervaringen van vernietiging, van verpletterd worden onder grote druk. Zij leerde die ervaringen om te zetten in licht. In haar boeken beschrijft ze dat ze dit pas kon door eerst te erkennen dat die ervaringen er waren geweest. Eerst moet je het duister onderkennen, er naar kijken. Maar je moet niet blijven kijken, je moet je laten transformeren tot een drager van licht.

‘Er kan geen genezing plaatsvinden zolang we delen van onszelf verbergen of verloochenen. De dingen die we het zwijgen opleggen of wegmoffelen zijn als gijzelaars in de kelder, die steeds wanhopiger proberen onze aandacht te trekken. Ik weet daar alles van, want ik probeerde mijn verleden jarenlang te verbergen, om te verhullen wat er met mij was gebeurd, om mijn verdriet en woede te verstoppen. (…) Ik wilde mijn littekens niet laten zien. (…) Totdat ik de waarheid onder ogen kon zien, had ik mijn geheim, en mijn geheim had mij.’

Edith Eva Eger, Het Geschenk, 88-89

De uitleg van Jonathan Sacks geeft ons zicht op een God die ons een andere mogelijkheid aanbiedt om te kijken naar ervaringen die ons verpletteren. Niet wanhopig en verstopt blijven zitten in jouw kleine hoekje. Niet blijven staren naar de ervaringen die je eergevoel, je zelfwaardering, je vertrouwen hebben vermangeld. Niet verstarren en verharden. Maar je laten (her)openen, soms opnieuw en soms voor het eerst, voor compassie, vriendelijkheid en liefde.

Niet langer vragen: ‘wáárom is dit mij overkomen?’ Maar: ‘dit is mij overkomen, en hoe nu verder?’ Dan worden we tot daden van geloof geroepen.

Kunnen we ons, kan ik mijn lijden (laten) transformeren tot grondstof voor Gods licht?

‘Our task is to bring light to the dark places of our and other peoples’ lives’.

Jonathan Sacks


« PreviousNext »