Sinds een operatie aan mijn schildklier, staat één van mijn stembanden stil door een niet werkende zenuw. Praten gaat moeizaam.

Tijdens het wachten op herstel, dringen beschouwingen over adem en stem zich aan mij op. Beschouwingen die ontstaan door een confrontatie dat beiden minder vanzelf gaan nu. Je stem is een deur tussen je binnen- en buitenwereld. Langs die deur passeert wat je wilt delen, het contact dat/de verbinding die je maken wilt en de emoties die in je huizen. Je stem wordt gedragen door je adem.

Ademhalen is léven inademen. Met elke ademhaling, houden we de dood op afstand. Tegelijk leven we met het besef dat de dood onherroepelijk komt en de laatste adem wegneemt. Maar als we beseffen dat de Geest van God ons heeft gemaakt, dat alleen de adem van de Ontzagwekkende mij doet leven (zoals dat prachtig staat vermeld in het bijbelboek Job 33:4), dan hoeft daar geen angst voor te zijn. Mijn adem is niet iets van mezelf, het is iets van God wat als een harteklop in mijn lijf zich bewegen wil.

Ik ga oefenen om adem en stem beter met elkaar te laten samenwerken. Dat betekent voor mij vooral om die adem de ruimte te geven om vrij te bewegen in mijn lijf. Zonder oordeel, zonder angst. Het betekent dat ik toesta dat mijn adem (het leven) elke angst (voorboden van de dood) inhaalt. Mijn stem krijgt dan de gelegenheid om woorden te spreken die vloeiend mijn binnen- en buitenwereld wil verbinden aan elkaar.