Blog Image

Liefde – II

Beschouwing Posted on Sun, October 28, 2018 14:47:06

Zomaar komt de liefde voorbij deze zondagochtend in de Silo
kerkdienst. Psalm 131 wordt gelezen:

“Heer, mijn hart is niet trots

Niet hoogmoedig mijn blik,

Ik zoek niet wat te groot is

Voor mij en te hoog gegrepen

Nee, ik ben stil geworden,

Ik heb mijn ziel tot rust gebracht.

Als een kind op de arm van zijn moeder,

Als een kind is mijn ziel in mij.”

Zo werd het voorgelezen uit de Nieuwe Bijbelvertaling. Ik
lees mee uit de NBG vertaling. En dat maakt nogal verschil. In het tweede vers
staat bij mij beide keren vóór ‘kind’ het woord ‘gespeend’. Dat is nu oprecht
zonde, dat dat woord weggelaten is. Eén woord, maar zo fundamenteel voor de
betekenis en overdenking. Juist dat woord dendert bij mij binnen nu ik een tijdje kauw op ‘liefde’. Want ‘gespeend’ zegt iets over het gevoed zijn en daardoor worden we stilgezet bij de voeding die een moeder geeft en de relatie die dat heeft met de voeding van de ziel.

Een
kind wordt door zijn moeder gevoed, omdat de moeder wil dat het kind leeft. In
geestelijke zin wordt het kind idealiter gevoed door de moeder om te kúnnen
leven, geeft de moeder door dat het leven goed is te leven, dat het goed is om
op de aarde te zijn. Daar, in die lijfelijke nabijheid is het kind veilig en ervaart het een vaste basis van vertrouwen in het
leven waar het kind een leven lang mee verder kan en op kan teren. Daar komt het kind tot rust, in al zijn onrust van behoeften, driften en onverzadigbare honger. De honger is gestild, het kind vertrouwt zich toe. Deze liefde van de moeder is onvoorwaardelijk, het is net als de liefde
van God. Het kind kan nog niets terug geven, dan hoogstens een guitige blik in
de ogen of een voldaan lachje. Het is de gevende liefde, ‘het geven om niet’, om het nieuwe
leven tot leven te roepen. En daarna vervolgt David met een soortgelijk beeld
voor de ziel: als een gespeend kind
is mijn ziel in mij. De ziel die gevoed is. In de stilte en de rust. Zo komen
beide beelden bij elkaar. De moeder en God. Beiden voeden ze het kind en op een dieper
niveau de ziel.

Welke voeding hebben wij ontvangen voor het leven? Het zou
een preek op zich kunnen zijn. Mijn moeder had zelf weinig basis in het leven.
De moeder die haar het leven gaf, was niet in staat haar te voeden en het leven te leren. Dat immense gebrek
heeft ze haar hele leven meegenomen en doorgegeven. Zo kon zij geen moeder in geestelijke zin worden. Ik bleef ondervoed, een continu hongerig kind die mijn leven-tot-nu-toe-lang naar voeding hunkert en het overal zoekt waar iets op te pikken valt. Misschien nog het meest in boeken, wat een veilige manier is als je relationeel deze voeding niet gekend hebt. Niet vertrouwd bent met die lijfelijke plaats van een kind bij de moeder. Het is bepalend geweest voor mijn Godsbeeld en het door mij ervaren van God. Hoe onbekend het idee is dat je ergens zomaar mag zijn, je hoofd en je lijf zo maar te rusten mag leggen. Toch is de Bijbel het boek dat het langst meegaat en dat ik als onuitputtelijk ervaar om mij te voeden.

De
verzen die er aan vooraf gaan zeggen misschien voldoende: rusten in het zijn,
in de stilte en de rust. Eerst stil worden. Als de woorden van ouders ontbreken, in die stilte de woorden van de
Schepper-God horen: ‘en zie, het is goed.’ Bij God een plek waar niets hoeft, waar ik zelfs niet hoef te vechten tegen de angst van het nabij-zijn. En dan vanuit die bron verder gaan en verder reiken. En als een moeder worden, die liefde geeft en voedt.

(wordt vervolgd)



Liefde – I

Beschouwing Posted on Wed, October 24, 2018 17:24:57

Veel liefdelozer als in dat verhaal over de verwoesting van
Sodom en Gomorra, waar ik in mijn vorige post over schreef, kan het haast niet.
Ik ben de laatste tijd bezig met het thema ‘liefde’. Ik schreef over rabbijn
Sacks, die mij nieuwe ogen gaf om het verhaal te lezen. Rabbijn Sacks is een
antwoord op mijn diepgelegen verlangen naar een geestelijke vader. Verlangen
dat voortkomt uit een pijnlijk en beschadigde vaderrelatie, en dat daarom ook ambivalent is. Een pijn waar ik
het niet lang bij uithouden kan en dus ook niet veel over vertel. Meer dan eens zijn mijn ogen de laatste jaren
opengegaan voor de relationele blauwdruk die in de ouder-kind relatie in je
gelegd wordt en hoe ver dat door gaat in de relaties die je aangaat. Dat maakt
me gevoelig voor de meest kleine, alledaagse indrukken van vader-kind of moeder-kind relatie. Het zet me ook stil bij de worstelende zoektocht naar wat liefde is en de
weg die liefde op wil gaan. In die zoektocht kom ik veel moois tegen, dat me
even oplicht door een inval van buiten mijn eigen denken, horen en weten. Dan
is het, zoals C.S. Lewis zegt: “Het
licht zelf kunnen we niet zien, maar het is dankzij het licht dat we de dingen
zien”
(De vier liefdes, 126).

Neem nou de Jezuïeten priester Anthony de Mello. Hij spreekt
over ‘liefde is geen ruilhandel’. In mijn blauwdruk ben ik dat wel vaak gaan
denken. We moeten succes hebben, we moeten goedkeuring krijgen, we moeten
gewaardeerd worden, er móet van ons gehouden worden. Als ik dit doe, dan zul je
me vast wel aardig vinden. De bange gevoelens dat een ander zomaar op een dag
niet meer van je houden zal. Ik ben er maar druk mee en ik haal er soms grote
capriolen voor uit. De Mello zegt hier kort en krachtig over:

“Ik zal je zeggen
wat je moet. Er moet maar één ding, er is maar één emotionele behoefte, en dat
is dat je liefhebt. Dat je liefhebt.
Een andere behoefte is er niet”.

Maar liefhébben,
dat is evengoed niet eenvoudig en gaat in tegen zoveel dat ik geleerd heb in het leven. Het is alle dingen laten, alles laten rusten,
en dan vanuit de rust: zien. Liefde is niet blind, nee, liefde ziet. Het is alle beelden en alle verwachtingen die ik van een
ander heb, loslaten. Het is – tot op zekere hoogte – mijn zelf loslaten. Het is een risico nemen, het is
pijn en lijden ondergaan en daar je hart voor open zetten. Geen zelfbehoud, maar zelfverlies. Zoiets als gekruisigd worden. Maar het is ook
opstaan, in een nieuw bestaan. Of het is het oude bestaan met nieuwe ogen leren
zien.

(wordt vervolgd)



Moeilijke verhalen in een nieuw licht

Beschouwing Posted on Sat, May 19, 2018 12:41:06

De bijbel, vooral het oude testament, bevat veel verhalen
die zwaar op mijn maag liggen en waar ik altijd vragen bij heb. Toch gaan die
verhalen mijn hele leven met mij mee. Wat je als kind te horen krijgt, of
meemaakt, is soms voldoende om de rest van je leven op te kauwen. Soms hoor of
lees ik een uitleg bij zo’n bijbelverhaal die me ‘oplicht’, een uitleg die het
minder zwaar maakt of nieuwe perspectieven geeft op God. Dat gebeurde afgelopen
week, toen ik in het boek ‘Een gebroken wereld heel maken’ van Jonathan Sacks
(emeritus opperrabbijn van Groot-Brittannië) aan het lezen was. Dat geeft dan
zoveel vreugde, dat ik het graag deel en doorgeef.

God verscheen aan Abraham door drie mannen die bij hem op
bezoek kwamen. Het verhaal staat in Genesis 18. De mannen zeggen Abraham toe
dat Sara een zoon zal krijgen. Na die boodschap trekken ze verder, maar God
vraagt zich hardop af of hij voor Abraham geheim zal houden wat zijn plannen
zijn. Omdat God grote plannen heeft met Abraham, vertelt God hem dat de
inwoners van Sodom en Gomorra wellicht vernietiging over zich hebben afgeroepen
door hun onmenselijke daden (21).

De zachte en liefdevolle boodschap van God, de belofte van nieuw
leven, wordt direct opgevolgd door het voornemen om Sodom en Gomorra – mensen –
te vernietigen. Hoe krijg je die twee
verhalen in hetzelfde Godsbeeld bij elkaar?

Het nieuwe perspectief dat Sacks mij geeft bestaat uit twee
elementen:

(1) God wil dat Abraham reageert;

(2) God leert Abraham wat het
betekent om vader te zijn.

Dit tweede element boeit me mateloos. Het verklaart direct
waarom het gekoppeld is aan de eerste boodschap, de belofte van vaderschap. En eigenlijk staat dat ook al in de tekst, vers 17-19, als reden die God zelf geeft: ‘Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die Ik wijs, door gerechtigheid te doen en recht.’

Het jodendom kent twee kernmomenten in de Tora: de schepping
en de Exodus. God heeft de mens menselijk gemaakt, Hij wil dat we mensen zijn.
Mens-zijn betekent dat wij nooit de dingen kunnen zien vanuit zijn perspectief.
Dat laat ons de vraag stellen: waarom lijden mensen? Waarom is er kwaad? En
sterker nog: waarom treft het kwaad de rechtvaardigen? Mens-zijn betekent dat
we kwetsbaar zijn, ons kunnen laten raken, dat we zwak zijn, gewond kunnen
raken en de mist in kunnen gaan. God vraagt niet van ons om bovenmenselijk te
zijn. Hij vraagt van ons om te erkennen als we de mist in zijn gegaan en
daarvan te leren, om te vergeven, om te genezen en herstellen. God vraagt ons
om te oefenen in ‘mens zijn zoals God het bedoeld heeft’, in medemenselijkheid
en barmhartig-zijn.

Met dit vreemde gesprek tussen Abraham en God, wil God leren
dat zijn volk het kwaad en het onrecht van de wereld niet zomaar moet
accepteren als de wil van God. Dat is ‘gehoorzamen-zonder-vragen’, dat is
ongezond ouderschap. Dit verhaal biedt een tegenverhaal temidden van culturen
waarin goden willekeurig hun wil uitvoeren en waarin mensen willoos en zonder
genade getroffen worden. God wil dat Abraham hem bevraagt, de bestaande orde
der dingen test. Kind zijn betekent in het jodendom leren hoe je vragen moet
stellen. Het gaat niet om het gehoorzamen-zonder-vragen, zonder opstand of
verzet. Zo leert God Abraham wat het betekent om een kind te leren hoe het moet
groeien. Abraham is door God uitgekozen om vader te worden, van een groot volk.
Vader – of moeder zijn – ‘betekent nieuw leven te wekken door een daad van
liefde, ervoor te zorgen en het te beschermen zolang het jong is, en dan zich
er langzaam van terug te trekken zodat het kan leren lopen, spreken en
verantwoordelijkheid op zich nemen’ (Sacks). Abraham neemt de verantwoordelijkheid
op zich, hij spreekt, hij bidt voor de rechtvaardigen van Sodom en Gomorra. Het
heilige en het goede doen, is zowel je plicht tegenover God en je medemens
vervullen. Die twee moeten we niet uit elkaar halen. Het verhaal zou nog een
stapje verder kunnen gaan, door niet alleen het gebed voor de rechtvaardigen,
maar ook voor de onrechtvaardigen omdat dat ook mensen zijn, net als Abraham.
Maar goed, dat staat er niet.

We spreken in metaforen over God. Het beeld van God als
vader is de steeds terugkerende metafoor in de Bijbel. In het Eerste Testament
is dat: vader van het volk, van de gemeenschap (Ex. 4:22). In het christelijk
geloof is die relatie m.i. meer individueel komen te liggen, maar de vraag is
of het niet meer in de lijn van de bijbel is om God in de eerste plaats als
Vader van de gemeenschap te zien. Als we God proberen te begrijpen, zullen we
moeten begrijpen wat het betekent om vader of moeder te zijn. Het betekent dat
we in de relatie tot God onze verantwoordelijkheid nemen over onszelf en onze
medemens, over de aarde waar wij aan toevertrouwd zijn. Dat we niet met onze
blik alleen maar op het heilige gericht zijn, ons genoegzaam terugtrekken in de
kerk of onze blik op de hemel richten. Want dan worden we gevoelloos voor de
aarde. Onze verantwoordelijkheid nemen in relatie tot God betekent zelfs dat we ons niet achter Hem of zijn door ons vermoedde wil verschuilen.

Het betekent dat we niet alles zomaar aanvaarden omdat het is zoals het
is, maar dat we testen, bevragen, ook wat begrepen wordt als ‘Gods plan’. Ja,
zelfs dat we opstandig zijn en verzet plegen. Omdat dit verhaal laat zien dat
dat mag, dat God dat wil, dat dat de reden is waarom hij ons mensen heeft
gemaakt en sterker nog: omdat we daarin onze medemenselijkheid oefenen. Als we
het niet doen, hebben we niet begrepen waarom we hier op aarde zijn en waartoe
wij geroepen zijn.

Zo… en dat roept weer veel nieuwe vragen op! Dan helpt misschien Sacks’ mooiste zin tot nu toe:

“Volkomen waarheid is in de hemel: op aarde leven we te midden van de afspiegelingen en brekingen van haar licht”.



De deur openzetten

Beschouwing Posted on Sat, December 30, 2017 17:24:10

De kerstvakantie is voor mij bij uitstek de tijd voor ‘met een boek op de bank’. Ik was er speciaal voor naar de boekwinkel gegaan en daar trof de titel van een boek van Estelle Frankel mij: ‘De wijsheid van het niet weten’. Een boek voor iedereen die ermee worstelt om vriendschap te sluiten met het onbekende en het verlangen koestert het leven te nemen zoals het komt, las ik op de achterflap. Frankel is de dochter van ouders die Auschwitz overleefd hebben. Haar joodse achtergrond en grote kennis van de joodse mystiek, geeft mij nieuw zicht op oude woorden. Bijvoorbeeld wat ze schrijft over nieuwsgierigheid, Pesach en ‘het manna in de woestijn’. Zo aan het eind van 2017 geeft het mij veel te overdenken over loslaten en vooruit kijken.

Als Joden de bevrijding uit de slavernij van Egypte vieren, het Pesachfeest, worden er bij de Seidermaaltijd traditiegetrouw vier vragen gesteld. Die vier vragen beginnen met: ‘Mah nishtana’. Het beste kan dat vertaald worden als: ‘Wat is er anders?’ of ‘Wat verandert er?’

Deze vraag maakt je bewust van het moment. Niet elk moment is hetzelfde, maar steeds is alles verwikkeld in een proces van verandering. We nemen afscheid van 2017 en gaan een nieuw jaar in. Dat kun je heel onbewust doen. Je eet een paar oliebollen totdat je geen oliebol meer zien kunt, je knalt wat vuurwerk in de lucht, je heft een glas champagne en je zegt: ‘gelukkig nieuwjaar!’ Want laten we eerlijk zijn, wat verandert er nu werkelijk?

De vragen die bij de Seidermaaltijd gesteld worden doorbreken het vanzelfsprekende. Het schudt wakker: wat is er anders? Bewust je aandacht vestigen op wat er anders is, hoort bij dit feest van vrijheid. Het is een uitnodiging om los te laten wat je vasthoudt, in gevangenschap of slavernij. Ieder heeft zo zijn eigen plek van beperking en verkramping. Soms is het nodig om de deur even open te zetten in je leven. Tijdens de Seidermaaltijd wordt dit twee keer daadwerkelijk gedaan, aan het begin en aan het einde van de avond. Aan het begin wordt de deur geopend om uit te drukken dat iedereen welkom is die een plek nodig heeft. Het vreemde en onbekende mag binnen komen als een gast die iets van waarde komt brengen. Aan het einde van de maaltijd wordt de deur weer opengezet, dit keer om de profeet Elia uit te nodigen. Hij zal vóór de komst van de Messias uitgaan, en zo is dit ritueel een uitdrukking van de hoop en het verlangen waarmee de toekomst ingekeken wordt.

Op de drempel van de tijd mogen we de deur openzetten voor het nieuwe en toekomstige wat gaat komen. Zo waait het door ons leven en breekt de tijd ons voor een moment open.

Die openheid gaat niet zonder ‘mah nishtana’, niet zonder de vragen en niet zonder de nieuwsgierige openheid van het kind. Het is daarom ook het kind dat de vragen stelt bij de Seidermaaltijd. Nieuwsgierigheid is het verlangen, het begeren naar het nieuwe. Zoals een kind dat doet, er valt een hele wereld te ontdekken! Als we door het leven geraakt zijn, geleerd hebben dat die wereld niet alleen een veilige plek is, kan dat lastig zijn. Dan zijn we het kind in onszelf kwijtgeraakt en is het een klus om ‘weer te worden als een kind’. Zo is het voor mij. Ik ben een gewoontedier voor wie veiligheid en voorspelbaarheid twee woorden voor hetzelfde zijn, die haar veiligheid zoekt in alles te laten gaan zoals het altijd ging. Dan weet ik wat ik heb en wat ik kan verwachten. Alsof ik zo wat komen gaat kan bezweren. Het geeft me de illusie van controle, dat ik het allemaal wel kan regelen en organiseren. Ik stel me zo voor dat de Israëlieten met hetzelfde worstelden toen ze in de woestijn hevig terug verlangden naar Egypte. Liever de voorspelbaarheid van de onderdrukking, dan je te leren overgeven aan de openheid en het onvoorspelbare van de vrijheid. Daar in de woestijn leert het volk te leven van het manna, dat iedere dag uit de hemel gegeven wordt. Ze hebben geen idee wat het eigenlijk is dat op de aarde hen toevalt. ‘Mah hu?’ vragen ze: ‘Wat is het?’ Het blijft een vraag die ze niet kunnen beantwoorden.

Ze hoeven er niets voor te doen. Ze kunnen het niet bewaren, niet vasthouden. Maar er is de belofte, elke dag valt het hen toe uit Gods hand. Het manna leert hen te vertrouwen. Als we de deur open zetten voor de vreemdeling, voor het vreemde en het onverwachte, dan oefenen we onszelf in vertrouwen. Als we de deur openzetten voor de toekomst, voor dat wat komen gaat dan leren we vertrouwen op datgene wat ons toevalt.

Wat hier mooi bij aansluit, is een tekst van Hans Bouma. Het is mijn ritueel aan het begin van het jaar om deze tekst te lezen. Hij heeft het geschreven bij 1 januari in het boekje ‘Dus ik besta’ en het geeft zo mooi aan, wat dat manna voor ons kan zijn:

‘Zoals de regen neerdaalt in de bomen / zoals de wind wie weet waarheen hij gaat / zo zult Gij uw beminden overkomen’, schrijft Huub Oosterhuis. Je kunt doen wat je wilt, maar God – je praat, preekt, discussieert of schrijft Hem niet naar je toe. Wat je verder ook allemaal kunt regelen en organiseren, Hém niet. Zoals trouwens niets van wat je leven verrijkt en verdiept in de sfeer van regelen en organiseren ligt. God – Hij overkomt je, zoals ook vriendschap je overkomt, of liefde. Hij is altijd een verrassing, een traktatie. Ineens, totaal onverwacht, vult Hij het landschap van je ziel, doortrekt Hij alle geledingen van je bestaan. God ervaren, met alle feestelijkheid van dien – zijn warmte, zijn adem voelen, zijn hand op je hoofd, zijn aandacht als grond onder je voeten: het is een kwestie van ontvankelijkheid. Openstaan, zielsdiep openstaan voor wat alles te boven gaat. Blokkades opheffen. Je vrij maken, je uitstrekken, wijdvertakt, als een boom. Lied van verlangen zijn. Zoals God lied van verlangen is. Het zal een treffen, een omhelzing zijn’.



Binnenlanden

Beschouwing Posted on Sat, May 06, 2017 21:25:56

Twee jaar
geleden werd ik geconfronteerd met een cyste in mijn schildklier wat vervolgens
leidde tot een stembandverlamming. In juli 2015 schreef ik daar over in mijn
eerste blog ‘Adem en Stem’. Ik schreef daar dat je stem de deur is tussen je
binnen- en buitenwereld. Langs die deur passeert wat je wilt delen, het contact
dat/de verbinding die je maken wilt en de emoties die in je huizen. Die stem
als deur gebruiken ging en gaat nog steeds niet vanzelf, maar er is veel
gebeurd de afgelopen twee jaar.

Met mijn
stembandverlamming werd alles even stilgezet. Alsof mijn lichaam mijn aandacht
volledig wilde opeisen. Niet langer met al mijn aandacht op de buitenwereld
gericht zijn, maar naar binnen. Een binnenwereld die ik een aantal jaren
daarvoor resoluut afgesloten had. Werken is het beste medicijn, zei ik altijd.
Nog steeds is dat een beetje waar, maar niet als je alles doet om maar geen
verbinding te maken met jezelf, als het een vlucht wordt om te vergeten.
Terwijl mijn stemband werd stilgezet, kwam binnenin mij langzaam van alles in
beweging. Dat was pijnlijk en verwarrend. Maar met een PTSS diagnose viel er
ook veel op zijn plek en wist ik dat ik de weg een stukje terug moest gaan.
Terug in de tijd om vast te pakken wat ik verloren heb. Delen van mezelf weer
oppakken, met beide handen ze omvatten omdat ze teer en kostbaar zijn en om veel
liefde vragen. Mijn hoofd heeft goed geleerd om te werken, zo hield ik mijn
hoofd – en eigenlijk mijn hele bestaan – boven water. Mijn hoofd weet hoe het
controle moet houden, om me af te leiden van de rest van mijn lichaam, van wat
ik voel omdat trauma ervoor zorgt dat je bang bent van wat je voelt. Mijn hoofd
heeft goed geleerd om houvast te zoeken in complete chaos van de fragmentatie
die onherroepelijk bij trauma hoort en je uiteen laat vallen (‘dis-sociatie’).
Het zijn binnenlanden geworden, ‘alsof je in stukken leeft’. En sommige van die
landen had ik verlaten. Ik woonde in mijn hoofd, om maar niet in die
binnenlanden te hoeven wonen. En als je er niet in woont, kun je jezelf doen
geloven dat ze niet bestaan. Zulke binnenlanden vragen om veel zachtheid,
geduld, veiligheid en vertrouwen. In de eerste plaats van mezelf. Soms kan ik
er nog niet zo lang verblijven, er is zo veel te voelen. Dan is alleen het hek
openzetten al voldoende. Toch is helen er weer gaan wonen, de binnenlanden
verbinden met elkaar en met jezelf, en waar het kan met anderen want trauma
vervreemd en maakt verdomd eenzaam, het snijdt je af van het leven.

Het is een
weg die me leert het leven niet mooier te maken, niet te ontkennen, maar ten
volle te aanvaarden zoals het is. Dat is: op aarde zijn en vertrouwen op
verbinding, dat de aarde een goede plek is om te zijn. Ademen tot in je diepste
binnenlanden. Het leven toelaten.

And with these words I can see

Clear through the clouds that covered me

Just give it time then speak my name

Now we can hear ourselves again

– Pink Floyd, Wearing
the inside out –



Geloof dat vertrapt wordt

Beschouwing Posted on Thu, April 13, 2017 17:51:08

Een tijdje geleden al weer keek ik de film Silence. Het was
een film die ik moest verwerken. Nu in de stille week voor Pasen moet ik er
weer aan denken. In de film Silence moet Rodrigo, een katholieke priester in
Japan, op de fumi-e trappen. De fumi-e was een beeltenis van Christus. In de
zeventiende eeuw dwongen de religieuze autoriteiten van Japan mensen om op de
fumi-e te trappen.

Als je weigerde om op de fumi-e te trappen, dan gaf je te
kennen dat je christen was en volgde een pijnlijke martelaarsdood. Shūsaku Endō beschrijft het allemaal in zijn boek ‘Silence’. De titel
verwijst naar het zwijgen van God in een wereld waar mensen op de meest
verschrikkelijke manieren gedood worden vanwege hun geloof in deze God die
zwijgt.

Rodrigo wordt door Kichijiro
verraden. Kichijiro is de Judas in het verhaal. Hij weet wat het is om op de
fumi-e te trappen. Zodra het moeilijk wordt en zijn leven op het spel staat,
trapt hij er op om daarna weer terug te komen bij de priester, hartstochtelijk
te biechten en weer terug te keren naar het geloof. Kichijiro heeft indruk op
mij gemaakt. In de film komt zijn strijd zo invoelbaar en écht over. Hij is het
die in doodsangst aan de priester vraagt: ‘Waarom legt God ons zo’n lijden op?
Padre, we hebben toch niets misdaan?!’

Wanneer Rodrigo zelf voor de fumi-e staat, hangt er veel
vanaf. Als hij op de fumi-e stapt worden een aantal mensen die boven een put
hangen en langzaam doodbloeden bevrijdt van hun lot. Rodrigo hoort de
afbeelding van Christus op de fumi-e tot hem spreken: “Trap maar. Trap maar. Ik
ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren
om door jullie vertrapt te worden”. Zijn voet gaat langzaam omhoog en dan trapt
hij op datgene wat het meest belangrijk voor hem was, wat richting gaf aan
alles wat hij in zijn leven was: zijn God.

‘Silence’ is het verhaal van Goede Vrijdag, het verhaal van
lijden en godverlatenheid. Ik weet niet meer zo goed, wat dat verhaal nu
werkelijk te vertellen heeft. Allerlei theologische interpretaties hebben de revue gepasseerd. Hier maar zwijgen. In ieder geval merk ik dat het voor mij
al een tijdje niet meer het oude verhaal is van een God die mij van mijn zonden
voor de eeuwigheid red aan het kruis. Niet meer het verhaal van een God die mij
de dood van zijn zoon cadeau doet, omdat dat het enige plan is om mij en de
wereld te redden. Ook niet het verhaal waarin God de lijdende God wordt, die daarmee
mijn persoonlijke lijden kent en draagt. Ik weet niet wat het precies voor mij
is, maar Kichijiro liet mij iets zien: het verhaal van een man, met een bang
hart, die houdt van het leven en weet dat hij terug mag komen, steeds opnieuw, omdat
de liefde van die God groots is. Dat hij terug mag komen ondanks zijn lafheid, zijn
bange hart, zijn angst voor de dood of, als je het anders bekijkt: zijn liefde
voor het leven. Het is het verhaal van Rodrigo die bereid is om op te geven
waar hij voor leeft en weet dat er geen oordeel is als hij zijn God vertrapt om
zijn leven en dat van anderen te redden. En vanuit deze personage in Silence
wordt het voor mij even een liefdevol verhaal over een God waar niets moet of
hoeft, die geen lijden of afrekening nodig heeft, die geen leven neemt om een
ander leven te redden. Een God die niets dan leven wil, mijn leven wil. Maar die
zich laat vertrappen door mij, omdat er nu eenmaal ervaringen zijn die elk geloof dat je in je hebt vertrapt, om mij te kunnen laten zijn op de plek waar ik ben. En
juist dan wil die vertrapte God nog steeds als grond onder mijn voeten zijn. Als de adem in het leven
mij aanvaart met alles wat er in mij leeft.
En mij vraagt dát te aanvaarden wat zich aangediend heeft en aandient in
mijn leven. Omdat ik door die aanvaarding Pasen leer: vernieuwd leven mét de
wonden die er zijn, als stille getuigen van de Godverlatenheid.

Het is niet altijd jubelend Pasen. Ik leef ergens tussen
Goede Vrijdag en Pasen in. Het is een doorgaande beweging.

Soms is het Goede Vrijdag.



Lichter Leven

Beschouwing Posted on Sat, December 31, 2016 16:35:30

“Het leven nodigt ons steeds weer uit om onze bagage niet zelf te dragen” lees ik in een boekje van Marcel Messing dat ik gisteren in Zuid-Limburg voor een euro in een doos zag liggen aan de kant van de straat. Het deed me denken aan wat ik Leonard Cohen op zijn laatste cd hoor zingen: ‘I’m traveling light’.

De zin van Marcel Messing blijft door zijn schoonheid bij mij hangen zo op de rand van 2016. Een mooie belofte om 2017 mee in te kijken. Een belofte en een uitnodiging tegelijk. De uitnodiging die er in ligt, is om het leven te vertrouwen. Bagage die ik meedraag is vaak juist gevoed door wantrouwen, teleurstellingen, door butsen en innerlijke verwondingen die ik in het leven ontmoet heb. Angst is de bagagedrager, die mij probeert te beschermen tegen nieuwe verwondingen en die mij mijn bagage krampachtig leert zelf te dragen en vooral vast te houden in de illusie van controle.

Er is helderheid nodig, helder waarnemen wanneer het leven zich zó aan mij verschijnt dat het zegt: ‘kom maar, ik draag (even) mee’. De belofte is dat de stroom van het leven te vertrouwen is, omdat de Gever van het Leven te vertrouwen is. Helder waarnemen vraagt om stilstaan bij het moment. Om aandacht voor wat zich voordoet in die stroom, voor wat er verschijnt aan gedachte of mijmering. Een woord of een boek, zomaar langs de weg. Aandacht voor wie er verschijnt aan vriend, aan leermeester die dat vertrouwen influistert. Die mij een zachte blik gunt om uit handen te geven wat mij krampachtig vasthoudt. Het leven doet mij deze uitnodiging en ik heb ze gezien en ontvangen in 2016. En ze zullen er zijn in het nieuwe jaar, de uitnodigingen die zachter maken, lichter, en kansen bieden om het licht door onze ziel te laten schijnen.



Kerst in penseelstreken

Beschouwing Posted on Sat, December 24, 2016 17:29:17

In alle kerstgroeten met bijbehorende prachtige afbeeldingen
die ik dit jaar voorbij zag komen, was er één die mij in het bijzonder raakte.
Het is een kunstwerk van Beate Heinen. Een drukte van mensen stuwt vooruit,
allemaal dezelfde richting in. We zien niet waarheen ze zich bewegen. Ze zijn
afgebeeld zonder gezicht. Het gelaat is een belangrijke voorwaarde voor ontmoeting,
voor contact (Levinas). Het lijken vooral losse individuen, die bij mij een
gevoel van eenzaamheid oproepen.

Vanuit een lichtstraal van boven, wat iets wegheeft van een barst, worden twee mensen in die
anonimiteit zichtbaar gemaakt. Het licht geeft hen kleur en maakt hun gelaat
zichtbaar. Het zijn Jozef en Maria, met het kindje Jezus. Jozef valt op omdat
hij niet vooruit kijkt, maar naar Maria en het kind. Ook zijn grote handen
vallen op, hij wil hen beschermen en reikt naar hen uit. Hij wil hen in het licht
zetten, uit de gezichtsloosheid halen. Dat is soms doodeng. Maria kijkt mij
recht in de ogen aan. Misschien kan ze dat juist, omdat ze in haar eigen
kwetsbaarheid van gezien worden, beschermd wordt door Jozef. Ik word aangekeken
door Maria, een indringend moment waarin ik op mijn beurt mijn kwetsbaarheid
voel van gezien worden. Alsof ik door haar ogen in het licht getrokken word en een
gezicht krijg. ‘Sawu Bona’ zeggen ze in Afrika als ze elkaar begroeten: ‘Ik zie jou’. Zien is meer dan kijken. Als ik kijk, blijf ik op afstand. Dan wik en weeg ik, observeer en analyseer totdat er niets van de ander overblijft. Maria ziet mij. Ogen die welkom heten, in een wereld van huid en haar. En ik zie haar, en het kwetsbare kind, dat een veilige plek heeft in haar liefdevolle moederarmen.

De betekenis van kerst, verborgen in wat penseelstreken.

Kerst is het geloof in de opening in de tijd. Tijd is
onsterfelijk, zo anders dan jij, en ik – schreef ik eens in een ander blog. Als
anonieme passanten drijven we op de golven van de tijd, alsmaar vooruit. Kerst
is het geloof in het ‘Nu’ om in te leven, de momenten die de golven van de tijd
onderbreken en zich in ons vastzetten als momenten van ontmoeting, ontroering, van
geboorte, van liefde. En hoe vaak zijn dat ook niet momenten die horen bij een ‘barst’ die we voelen of gevoeld hebben in de realiteit van leven.

In die opening in de tijd, is het de hemel die zich opent. De
hemel opent zich op elk moment dat je terugkeert naar je ziel, de bron van
licht. Kerst is geloven in een God die jou in zijn licht trekt. Een God die jou
een gezicht geeft om te zien en gezien te worden. Het is soms moeilijk voor mij om te geloven in een nabije God, juist omdat gezien worden ook heel eng is. Maar toch is er het weten: zien en gezien worden, dat is
de totaliteit van zijn. Het maakt verbinding mogelijk tussen jou en de ander.
Je hoeft niet langer weg te kijken, de duisternis van je eigen zijns-ontkenning in.
Het is het licht dat jou kwetsbaar maakt maar het geeft jou ook je eigen kleur.
Je bent niet langer een anonieme passant in het voortschrijden van de tijd. Je
bent samen zichtbaar, je draagt en wordt gedragen. Je voelt contact, de warmte van zorgende, liefdevolle
armen om je heen waarin je je durft te geven, zoals je bent. Je bent gezien. Je
ziet. In dat zicht wordt tijd eeuwigheid.

Kerst is zo’n moment in de tijd, waarin ik uitgedaagd word om mij uit te strekken om dit te geloven, hoe dan ook, om dit ‘waarheid’ te laten worden midden in mijn eigen bestaan.



« PreviousNext »