Blog Image

De deur openzetten

Beschouwing Posted on Sat, December 30, 2017 17:24:10

De kerstvakantie is voor mij bij uitstek de tijd voor ‘met een boek op de bank’. Ik was er speciaal voor naar de boekwinkel gegaan en daar trof de titel van een boek van Estelle Frankel mij: ‘De wijsheid van het niet weten’. Een boek voor iedereen die ermee worstelt om vriendschap te sluiten met het onbekende en het verlangen koestert het leven te nemen zoals het komt, las ik op de achterflap. Frankel is de dochter van ouders die Auschwitz overleefd hebben. Haar joodse achtergrond en grote kennis van de joodse mystiek, geeft mij nieuw zicht op oude woorden. Bijvoorbeeld wat ze schrijft over nieuwsgierigheid, Pesach en ‘het manna in de woestijn’. Zo aan het eind van 2017 geeft het mij veel te overdenken over loslaten en vooruit kijken.

Als Joden de bevrijding uit de slavernij van Egypte vieren, het Pesachfeest, worden er bij de Seidermaaltijd traditiegetrouw vier vragen gesteld. Die vier vragen beginnen met: ‘Mah nishtana’. Het beste kan dat vertaald worden als: ‘Wat is er anders?’ of ‘Wat verandert er?’

Deze vraag maakt je bewust van het moment. Niet elk moment is hetzelfde, maar steeds is alles verwikkeld in een proces van verandering. We nemen afscheid van 2017 en gaan een nieuw jaar in. Dat kun je heel onbewust doen. Je eet een paar oliebollen totdat je geen oliebol meer zien kunt, je knalt wat vuurwerk in de lucht, je heft een glas champagne en je zegt: ‘gelukkig nieuwjaar!’ Want laten we eerlijk zijn, wat verandert er nu werkelijk?

De vragen die bij de Seidermaaltijd gesteld worden doorbreken het vanzelfsprekende. Het schudt wakker: wat is er anders? Bewust je aandacht vestigen op wat er anders is, hoort bij dit feest van vrijheid. Het is een uitnodiging om los te laten wat je vasthoudt, in gevangenschap of slavernij. Ieder heeft zo zijn eigen plek van beperking en verkramping. Soms is het nodig om de deur even open te zetten in je leven. Tijdens de Seidermaaltijd wordt dit twee keer daadwerkelijk gedaan, aan het begin en aan het einde van de avond. Aan het begin wordt de deur geopend om uit te drukken dat iedereen welkom is die een plek nodig heeft. Het vreemde en onbekende mag binnen komen als een gast die iets van waarde komt brengen. Aan het einde van de maaltijd wordt de deur weer opengezet, dit keer om de profeet Elia uit te nodigen. Hij zal vóór de komst van de Messias uitgaan, en zo is dit ritueel een uitdrukking van de hoop en het verlangen waarmee de toekomst ingekeken wordt.

Op de drempel van de tijd mogen we de deur openzetten voor het nieuwe en toekomstige wat gaat komen. Zo waait het door ons leven en breekt de tijd ons voor een moment open.

Die openheid gaat niet zonder ‘mah nishtana’, niet zonder de vragen en niet zonder de nieuwsgierige openheid van het kind. Het is daarom ook het kind dat de vragen stelt bij de Seidermaaltijd. Nieuwsgierigheid is het verlangen, het begeren naar het nieuwe. Zoals een kind dat doet, er valt een hele wereld te ontdekken! Als we door het leven geraakt zijn, geleerd hebben dat die wereld niet alleen een veilige plek is, kan dat lastig zijn. Dan zijn we het kind in onszelf kwijtgeraakt en is het een klus om ‘weer te worden als een kind’. Zo is het voor mij. Ik ben een gewoontedier voor wie veiligheid en voorspelbaarheid twee woorden voor hetzelfde zijn, die haar veiligheid zoekt in alles te laten gaan zoals het altijd ging. Dan weet ik wat ik heb en wat ik kan verwachten. Alsof ik zo wat komen gaat kan bezweren. Het geeft me de illusie van controle, dat ik het allemaal wel kan regelen en organiseren. Ik stel me zo voor dat de Israëlieten met hetzelfde worstelden toen ze in de woestijn hevig terug verlangden naar Egypte. Liever de voorspelbaarheid van de onderdrukking, dan je te leren overgeven aan de openheid en het onvoorspelbare van de vrijheid. Daar in de woestijn leert het volk te leven van het manna, dat iedere dag uit de hemel gegeven wordt. Ze hebben geen idee wat het eigenlijk is dat op de aarde hen toevalt. ‘Mah hu?’ vragen ze: ‘Wat is het?’ Het blijft een vraag die ze niet kunnen beantwoorden.

Ze hoeven er niets voor te doen. Ze kunnen het niet bewaren, niet vasthouden. Maar er is de belofte, elke dag valt het hen toe uit Gods hand. Het manna leert hen te vertrouwen. Als we de deur open zetten voor de vreemdeling, voor het vreemde en het onverwachte, dan oefenen we onszelf in vertrouwen. Als we de deur openzetten voor de toekomst, voor dat wat komen gaat dan leren we vertrouwen op datgene wat ons toevalt.

Wat hier mooi bij aansluit, is een tekst van Hans Bouma. Het is mijn ritueel aan het begin van het jaar om deze tekst te lezen. Hij heeft het geschreven bij 1 januari in het boekje ‘Dus ik besta’ en het geeft zo mooi aan, wat dat manna voor ons kan zijn:

‘Zoals de regen neerdaalt in de bomen / zoals de wind wie weet waarheen hij gaat / zo zult Gij uw beminden overkomen’, schrijft Huub Oosterhuis. Je kunt doen wat je wilt, maar God – je praat, preekt, discussieert of schrijft Hem niet naar je toe. Wat je verder ook allemaal kunt regelen en organiseren, Hém niet. Zoals trouwens niets van wat je leven verrijkt en verdiept in de sfeer van regelen en organiseren ligt. God – Hij overkomt je, zoals ook vriendschap je overkomt, of liefde. Hij is altijd een verrassing, een traktatie. Ineens, totaal onverwacht, vult Hij het landschap van je ziel, doortrekt Hij alle geledingen van je bestaan. God ervaren, met alle feestelijkheid van dien – zijn warmte, zijn adem voelen, zijn hand op je hoofd, zijn aandacht als grond onder je voeten: het is een kwestie van ontvankelijkheid. Openstaan, zielsdiep openstaan voor wat alles te boven gaat. Blokkades opheffen. Je vrij maken, je uitstrekken, wijdvertakt, als een boom. Lied van verlangen zijn. Zoals God lied van verlangen is. Het zal een treffen, een omhelzing zijn’.



Binnenlanden

Beschouwing Posted on Sat, May 06, 2017 21:25:56

Twee jaar
geleden werd ik geconfronteerd met een cyste in mijn schildklier wat vervolgens
leidde tot een stembandverlamming. In juli 2015 schreef ik daar over in mijn
eerste blog ‘Adem en Stem’. Ik schreef daar dat je stem de deur is tussen je
binnen- en buitenwereld. Langs die deur passeert wat je wilt delen, het contact
dat/de verbinding die je maken wilt en de emoties die in je huizen. Die stem
als deur gebruiken ging en gaat nog steeds niet vanzelf, maar er is veel
gebeurd de afgelopen twee jaar.

Met mijn
stembandverlamming werd alles even stilgezet. Alsof mijn lichaam mijn aandacht
volledig wilde opeisen. Niet langer met al mijn aandacht op de buitenwereld
gericht zijn, maar naar binnen. Een binnenwereld die ik een aantal jaren
daarvoor resoluut afgesloten had. Werken is het beste medicijn, zei ik altijd.
Nog steeds is dat een beetje waar, maar niet als je alles doet om maar geen
verbinding te maken met jezelf, als het een vlucht wordt om te vergeten.
Terwijl mijn stemband werd stilgezet, kwam binnenin mij langzaam van alles in
beweging. Dat was pijnlijk en verwarrend. Maar met een PTSS diagnose viel er
ook veel op zijn plek en wist ik dat ik de weg een stukje terug moest gaan.
Terug in de tijd om vast te pakken wat ik verloren heb. Delen van mezelf weer
oppakken, met beide handen ze omvatten omdat ze teer en kostbaar zijn en om veel
liefde vragen. Mijn hoofd heeft goed geleerd om te werken, zo hield ik mijn
hoofd – en eigenlijk mijn hele bestaan – boven water. Mijn hoofd weet hoe het
controle moet houden, om me af te leiden van de rest van mijn lichaam, van wat
ik voel omdat trauma ervoor zorgt dat je bang bent van wat je voelt. Mijn hoofd
heeft goed geleerd om houvast te zoeken in complete chaos van de fragmentatie
die onherroepelijk bij trauma hoort en je uiteen laat vallen (‘dis-sociatie’).
Het zijn binnenlanden geworden, ‘alsof je in stukken leeft’. En sommige van die
landen had ik verlaten. Ik woonde in mijn hoofd, om maar niet in die
binnenlanden te hoeven wonen. En als je er niet in woont, kun je jezelf doen
geloven dat ze niet bestaan. Zulke binnenlanden vragen om veel zachtheid,
geduld, veiligheid en vertrouwen. In de eerste plaats van mezelf. Soms kan ik
er nog niet zo lang verblijven, er is zo veel te voelen. Dan is alleen het hek
openzetten al voldoende. Toch is helen er weer gaan wonen, de binnenlanden
verbinden met elkaar en met jezelf, en waar het kan met anderen want trauma
vervreemd en maakt verdomd eenzaam, het snijdt je af van het leven.

Het is een
weg die me leert het leven niet mooier te maken, niet te ontkennen, maar ten
volle te aanvaarden zoals het is. Dat is: op aarde zijn en vertrouwen op
verbinding, dat de aarde een goede plek is om te zijn. Ademen tot in je diepste
binnenlanden. Het leven toelaten.

And with these words I can see

Clear through the clouds that covered me

Just give it time then speak my name

Now we can hear ourselves again

– Pink Floyd, Wearing
the inside out –



Geloof dat vertrapt wordt

Beschouwing Posted on Thu, April 13, 2017 17:51:08

Een tijdje geleden al weer keek ik de film Silence. Het was
een film die ik moest verwerken. Nu in de stille week voor Pasen moet ik er
weer aan denken. In de film Silence moet Rodrigo, een katholieke priester in
Japan, op de fumi-e trappen. De fumi-e was een beeltenis van Christus. In de
zeventiende eeuw dwongen de religieuze autoriteiten van Japan mensen om op de
fumi-e te trappen.

Als je weigerde om op de fumi-e te trappen, dan gaf je te
kennen dat je christen was en volgde een pijnlijke martelaarsdood. Shūsaku Endō beschrijft het allemaal in zijn boek ‘Silence’. De titel
verwijst naar het zwijgen van God in een wereld waar mensen op de meest
verschrikkelijke manieren gedood worden vanwege hun geloof in deze God die
zwijgt.

Rodrigo wordt door Kichijiro
verraden. Kichijiro is de Judas in het verhaal. Hij weet wat het is om op de
fumi-e te trappen. Zodra het moeilijk wordt en zijn leven op het spel staat,
trapt hij er op om daarna weer terug te komen bij de priester, hartstochtelijk
te biechten en weer terug te keren naar het geloof. Kichijiro heeft indruk op
mij gemaakt. In de film komt zijn strijd zo invoelbaar en écht over. Hij is het
die in doodsangst aan de priester vraagt: ‘Waarom legt God ons zo’n lijden op?
Padre, we hebben toch niets misdaan?!’

Wanneer Rodrigo zelf voor de fumi-e staat, hangt er veel
vanaf. Als hij op de fumi-e stapt worden een aantal mensen die boven een put
hangen en langzaam doodbloeden bevrijdt van hun lot. Rodrigo hoort de
afbeelding van Christus op de fumi-e tot hem spreken: “Trap maar. Trap maar. Ik
ken de pijn in je voet het allerbeste. Trap maar. Ik ben in deze wereld geboren
om door jullie vertrapt te worden”. Zijn voet gaat langzaam omhoog en dan trapt
hij op datgene wat het meest belangrijk voor hem was, wat richting gaf aan
alles wat hij in zijn leven was: zijn God.

‘Silence’ is het verhaal van Goede Vrijdag, het verhaal van
lijden en godverlatenheid. Ik weet niet meer zo goed, wat dat verhaal nu
werkelijk te vertellen heeft. Allerlei theologische interpretaties hebben de revue gepasseerd. Hier maar zwijgen. In ieder geval merk ik dat het voor mij
al een tijdje niet meer het oude verhaal is van een God die mij van mijn zonden
voor de eeuwigheid red aan het kruis. Niet meer het verhaal van een God die mij
de dood van zijn zoon cadeau doet, omdat dat het enige plan is om mij en de
wereld te redden. Ook niet het verhaal waarin God de lijdende God wordt, die daarmee
mijn persoonlijke lijden kent en draagt. Ik weet niet wat het precies voor mij
is, maar Kichijiro liet mij iets zien: het verhaal van een man, met een bang
hart, die houdt van het leven en weet dat hij terug mag komen, steeds opnieuw, omdat
de liefde van die God groots is. Dat hij terug mag komen ondanks zijn lafheid, zijn
bange hart, zijn angst voor de dood of, als je het anders bekijkt: zijn liefde
voor het leven. Het is het verhaal van Rodrigo die bereid is om op te geven
waar hij voor leeft en weet dat er geen oordeel is als hij zijn God vertrapt om
zijn leven en dat van anderen te redden. En vanuit deze personage in Silence
wordt het voor mij even een liefdevol verhaal over een God waar niets moet of
hoeft, die geen lijden of afrekening nodig heeft, die geen leven neemt om een
ander leven te redden. Een God die niets dan leven wil, mijn leven wil. Maar die
zich laat vertrappen door mij, omdat er nu eenmaal ervaringen zijn die elk geloof dat je in je hebt vertrapt, om mij te kunnen laten zijn op de plek waar ik ben. En
juist dan wil die vertrapte God nog steeds als grond onder mijn voeten zijn. Als de adem in het leven
mij aanvaart met alles wat er in mij leeft.
En mij vraagt dát te aanvaarden wat zich aangediend heeft en aandient in
mijn leven. Omdat ik door die aanvaarding Pasen leer: vernieuwd leven mét de
wonden die er zijn, als stille getuigen van de Godverlatenheid.

Het is niet altijd jubelend Pasen. Ik leef ergens tussen
Goede Vrijdag en Pasen in. Het is een doorgaande beweging.

Soms is het Goede Vrijdag.



Lichter Leven

Beschouwing Posted on Sat, December 31, 2016 16:35:30

“Het leven nodigt ons steeds weer uit om onze bagage niet zelf te dragen” lees ik in een boekje van Marcel Messing dat ik gisteren in Zuid-Limburg voor een euro in een doos zag liggen aan de kant van de straat. Het deed me denken aan wat ik Leonard Cohen op zijn laatste cd hoor zingen: ‘I’m traveling light’.

De zin van Marcel Messing blijft door zijn schoonheid bij mij hangen zo op de rand van 2016. Een mooie belofte om 2017 mee in te kijken. Een belofte en een uitnodiging tegelijk. De uitnodiging die er in ligt, is om het leven te vertrouwen. Bagage die ik meedraag is vaak juist gevoed door wantrouwen, teleurstellingen, door butsen en innerlijke verwondingen die ik in het leven ontmoet heb. Angst is de bagagedrager, die mij probeert te beschermen tegen nieuwe verwondingen en die mij mijn bagage krampachtig leert zelf te dragen en vooral vast te houden in de illusie van controle.

Er is helderheid nodig, helder waarnemen wanneer het leven zich zó aan mij verschijnt dat het zegt: ‘kom maar, ik draag (even) mee’. De belofte is dat de stroom van het leven te vertrouwen is, omdat de Gever van het Leven te vertrouwen is. Helder waarnemen vraagt om stilstaan bij het moment. Om aandacht voor wat zich voordoet in die stroom, voor wat er verschijnt aan gedachte of mijmering. Een woord of een boek, zomaar langs de weg. Aandacht voor wie er verschijnt aan vriend, aan leermeester die dat vertrouwen influistert. Die mij een zachte blik gunt om uit handen te geven wat mij krampachtig vasthoudt. Het leven doet mij deze uitnodiging en ik heb ze gezien en ontvangen in 2016. En ze zullen er zijn in het nieuwe jaar, de uitnodigingen die zachter maken, lichter, en kansen bieden om het licht door onze ziel te laten schijnen.



Kerst in penseelstreken

Beschouwing Posted on Sat, December 24, 2016 17:29:17

In alle kerstgroeten met bijbehorende prachtige afbeeldingen
die ik dit jaar voorbij zag komen, was er één die mij in het bijzonder raakte.
Het is een kunstwerk van Beate Heinen. Een drukte van mensen stuwt vooruit,
allemaal dezelfde richting in. We zien niet waarheen ze zich bewegen. Ze zijn
afgebeeld zonder gezicht. Het gelaat is een belangrijke voorwaarde voor ontmoeting,
voor contact (Levinas). Het lijken vooral losse individuen, die bij mij een
gevoel van eenzaamheid oproepen.

Vanuit een lichtstraal van boven, wat iets wegheeft van een barst, worden twee mensen in die
anonimiteit zichtbaar gemaakt. Het licht geeft hen kleur en maakt hun gelaat
zichtbaar. Het zijn Jozef en Maria, met het kindje Jezus. Jozef valt op omdat
hij niet vooruit kijkt, maar naar Maria en het kind. Ook zijn grote handen
vallen op, hij wil hen beschermen en reikt naar hen uit. Hij wil hen in het licht
zetten, uit de gezichtsloosheid halen. Dat is soms doodeng. Maria kijkt mij
recht in de ogen aan. Misschien kan ze dat juist, omdat ze in haar eigen
kwetsbaarheid van gezien worden, beschermd wordt door Jozef. Ik word aangekeken
door Maria, een indringend moment waarin ik op mijn beurt mijn kwetsbaarheid
voel van gezien worden. Alsof ik door haar ogen in het licht getrokken word en een
gezicht krijg. ‘Sawu Bona’ zeggen ze in Afrika als ze elkaar begroeten: ‘Ik zie jou’. Zien is meer dan kijken. Als ik kijk, blijf ik op afstand. Dan wik en weeg ik, observeer en analyseer totdat er niets van de ander overblijft. Maria ziet mij. Ogen die welkom heten, in een wereld van huid en haar. En ik zie haar, en het kwetsbare kind, dat een veilige plek heeft in haar liefdevolle moederarmen.

De betekenis van kerst, verborgen in wat penseelstreken.

Kerst is het geloof in de opening in de tijd. Tijd is
onsterfelijk, zo anders dan jij, en ik – schreef ik eens in een ander blog. Als
anonieme passanten drijven we op de golven van de tijd, alsmaar vooruit. Kerst
is het geloof in het ‘Nu’ om in te leven, de momenten die de golven van de tijd
onderbreken en zich in ons vastzetten als momenten van ontmoeting, ontroering, van
geboorte, van liefde. En hoe vaak zijn dat ook niet momenten die horen bij een ‘barst’ die we voelen of gevoeld hebben in de realiteit van leven.

In die opening in de tijd, is het de hemel die zich opent. De
hemel opent zich op elk moment dat je terugkeert naar je ziel, de bron van
licht. Kerst is geloven in een God die jou in zijn licht trekt. Een God die jou
een gezicht geeft om te zien en gezien te worden. Het is soms moeilijk voor mij om te geloven in een nabije God, juist omdat gezien worden ook heel eng is. Maar toch is er het weten: zien en gezien worden, dat is
de totaliteit van zijn. Het maakt verbinding mogelijk tussen jou en de ander.
Je hoeft niet langer weg te kijken, de duisternis van je eigen zijns-ontkenning in.
Het is het licht dat jou kwetsbaar maakt maar het geeft jou ook je eigen kleur.
Je bent niet langer een anonieme passant in het voortschrijden van de tijd. Je
bent samen zichtbaar, je draagt en wordt gedragen. Je voelt contact, de warmte van zorgende, liefdevolle
armen om je heen waarin je je durft te geven, zoals je bent. Je bent gezien. Je
ziet. In dat zicht wordt tijd eeuwigheid.

Kerst is zo’n moment in de tijd, waarin ik uitgedaagd word om mij uit te strekken om dit te geloven, hoe dan ook, om dit ‘waarheid’ te laten worden midden in mijn eigen bestaan.



Effatha

Beschouwing Posted on Sat, November 12, 2016 15:24:55

“En zij brachten tot Hem een dove, die moeilijk sprak,
en smeekten Hem deze de hand op te leggen”,
Markus 7: 32.

Vreemd vind ik het soms, hoe midden in gebeurtenissen
van een week in eens een fragmentje uit de bijbel steeds terugkerend bij me
naar boven borrelt. Deze week was dat het verhaal van de doofstomme uit Markus
7. Eigenlijk was het meer het woord ‘Effatha’ dat ik als een stem hoorde
klinken: ‘Ga open’.

Al een tijdje geleden werd dat me toegefluisterd door
iemand: ‘Ja, ga maar open’. Het was zo een mens, misschien een engel, die zoekt
naar openingen voor anderen. Zoals in dit bijbelverhaal niet de doofstomme mens
zelf zijn genezing zocht, maar anderen hem bij Jezus brachten uit een verlangen
dat hij open zou gaan. Dat hij bevrijd zou worden uit zijn innerlijke
gevangenschap, uit een wereld waarin de beweging ‘van buiten naar binnen’ en
‘van binnen naar buiten’ ernstig geblokkeerd is.

Het is zoals in het prachtige boek De Nachtwandelaar
van Marianne Fredriksson. Marcus wordt blind na een traumatisch verlies in zijn
jonge leven. Zijn opa brengt hem naar de Chaldeeuwse magier Anjalis, in de hoop
dat hij de jongen van zijn blindheid en innerlijke verstening kan genezen. Het
is een verhaal over het (on)vermogen om liefde te geven en te ontvangen. Door
Anjalis durft Marcus op een gegeven moment zichzelf te bekijken en dan ziet hij
zijn ogen: ‘En dit maal waren ze niet bodemloos. Ergens heel diep verborgen zat
iemand, iemand die bang was. Maar ook nieuwsgierig’.

Mensen die openingen zoeken voor anderen bewegen in
liefde, dat zijn mensen die met ogen van geloof zien dat er méér te leven valt.
En die durven, die je durven roepen: ‘Ja, kom maar, durf maar, ga maar open, ik
wil je zien’. Of je opengaat of gesloten blijft, heeft alles te maken met
vertrouwen. Het is de ervaring dat de ander nabij wil zijn. Opengaan kan lang
duren. Het vraagt om mensen die dat kunnen uithouden. De mensen rondom de
doofstomme uit Marcus 7 kunnen misschien dat geduld wel niet langer opbrengen,
ze brengen hem bij Jezus. Jezus is in staat hem de volledige aandacht te geven.
Weg van de menigte, in alle rust, in de nabijheid en de aanraking, klinkt het:
‘Effatha’.

Door een stem

Genoemd met een naam en geroepen
door een stem van buiten mijn horen
een opening in mij sprekend
een zilveren fluistering wordend
in het innigste van mijn ik

Genoemd met een naam en geroepen
om een stem te zijn een getuige
met handen en voeten sprekend
de fluistering te vertalen
van water in het versteende

(Inge Lievaart)

En dan is er het horen en het spreken. De bijbel heeft
het over het ‘rechte’ spreken. Een mens die zich niet meer verliest in woorden
die krom zijn, woorden die stromen uit de bron van angst, wat de bron van de
dood is. Het slot is er af, het mag gaan stromen. Van binnen naar buiten, van
buiten naar binnen. Er is weer nabij contact, verbinding tussen mens en mens
die leven geeft. Het is als Pasen en Pinksteren tegelijk. En eigenlijk ook kerst, want het kind gaat weer spelen.

Liefde kun je niet zoeken, want het is er altijd en
overal. “Het is je taak om de belemmeringen te verwijderen, je te
bevrijden, je defensieve houding te verbrijzelen. Met de waarheid is het net
zo”, zegt Anjalis.

Het ijs smelt.

En dan is er water.



Al wie de vogel wil doden

Beschouwing Posted on Fri, October 14, 2016 19:56:30

Mijn gedachten zijn deze week blijven hangen bij twee zinnen
uit het gedicht waar ik mijn vorige post mee afsloot. De ene zin spreekt van
weerstand, tegenkracht en strijd. De andere zin spreekt van overgave, durf, en de
ruimte en levensvreugde die dan ontstaan.

“En bestrijden al wie de vogel wil doden

Als wij vallen vliegt zij”

De vogel wil vliegen, maar voelt weerstand en tegenkracht. Soms
komt het van buiten, soms komt het van binnen. Alles wat van binnen komt, kwam
ooit eens van buiten. Het zijn mijn angsten voor afwijzing en oordeel, voor niet gezien worden. Het zijn
mijn oordelen. Oordelen vormen de grootste belemmering om ons hart werkelijk te openen.

Het is mijn grote Jihad. Als de vogel vliegen wil, moet je
de binnenwereld opruimen van al het geweld dat daar woedt. Het is strijd
leveren, opdat er ruimte ontstaat. Leeg worden, om te kunnen ontvangen. Jezelf en de ander. Het is de ruimte die nodig is voor het spreiden van de vleugels. Midden in dat gevecht, leert de vogel zijn kracht, leert de vogel vliegen.

Het is ook zoeken naar ruimte waar de vogel mag zijn. Zorg
goed voor de vogel. Het is leren onderscheiden welke sfeer je goed doet, en welke je
schaadt. Het is je leren losmaken van die oordelen die je levensruimte klein maken,
je afbreken en je hart eenzaam voor jezelf laat houden. Het is je dáár bevinden, waar je weet en voelt dat je durft te
vallen, op de juiste tijd. Dat is dáár waar de ander mij kan ontvangen, juist omdat hij niet bang is voor zijn eigen kwetsbaarheid. Alleen dan gaan harten open, worden harten aan elkaar geschonken. Het is een beweging van nabijheid, overgave, kwetsbaarheid en vertrouwen. Als je die
beweging maken kunt, zal de vogel vliegen. En zingen.



Tussen streven en vermijden, in Niemandsland

Beschouwing Posted on Sat, October 01, 2016 17:00:56

In Niemandsland bevind ik me op de grens tussen verleden en
toekomst. In mijn Niemandsland is het dat verleden dat heer en meester is. In
het retraite-klooster in Nepal werd ik bepaald bij de vrouw van Lot. Zij raakte
verlamd en kwam stil te staan tussen verleden en toekomst. Stef Bos schreef
daar een mooi nummer over (beluisteren via https://www.youtube.com/watch?v=_JrMf72B1WY).

In het streven naar de toekomst, naar nieuwe mogelijkheden
en nieuwe ervaringen waarin je nieuwe krachten in je zelf kunt ontginnen, is
het het ‘omkijken’ wat je kan verlammen. Het verleden dat als een roofdier het
hier en nu verstoort met zijn oude gedachten, innerlijke saboteurs en
vernietigers. Zij proberen je te vertellen wie je bent en wie je vooral niet kunt zijn. De stemmen van angst
die het vermijden van die nieuwe ervaringen en nieuwe mogelijkheden tot gevolg
heeft. Ze confronteren je pijnlijk met je tekortkomingen, met de leegten, de
geslagen gaten. Met je angsten om daardoor alleen achter te blijven in dat
niemandsland. Liever vermijd je die confrontatie, maar juist dat vermijden
maakt je tot een stilstaand beeld van jezelf. Je moet alle innerlijke saboteurs
in de ogen kijken om ze van hun definitieve macht te ontdoen. Om het verleden
geen heer en meester meer te laten zijn.

Tussen verleden en toekomst is er alleen maar de acceptatie
van het moment Nu. Niemandsland is het land van louter Zijn, met alles wat er
is. Je staat met niets, dan alleen wie je bent. Er is maar één middel tegen angst en
innerlijke saboteurs, en dat is de liefde. Liefde drijft alle vrees uit, zegt
de Bijbel ergens. Liefde voor het moment Nu, dat je gegeven wordt in je adem.
Liefde voor het Zijn, voor het leven. Liefde voor wie je bent… met de ruïnes en
spoken. Verzet je er niet tegen, dan verzet zich het niet tegen jou. Ontken noch
vermijd het, dan ontkent noch vermijdt het ook niet wie je was, bent en wie je tóch
kunt worden.

Thich Nhat Hanh zegt ergens dat wanneer je voor het lijden
(in de woorden van Stef Bos: je ruïnes en spoken) wegloopt, je geen kans hebt
te ontdekken welk pad je zou moeten nemen om er uit te komen. Wanneer je het
lijden omarmt en in de diepte kijkt, dan zal het pad eruit zich vanzelf
openbaren.

Of in de woorden van het gedicht ‘Als de dag van gisteren’ van
Bert Schierbeek:

Wij weten als de dag
van gisteren

zullen wij opnieuw
opstaan

en bestrijden al wie
de vogel wil doden

en als wij vallen
vliegt zij

op uit onze hand

het kloppende hart
van de mens

en een vogel die
zingt



« PreviousNext »