Blog Image

Kies dan het leven!

Beschouwing Posted on Wed, May 08, 2019 15:22:37

“En hier ben jij. Hier ben jij! In het heilige heden. Ik kan
je niet genezen – niemand anders kan dat – maar ik kan jouw keuze om de
gevangenis in je gedachten af te breken, steen voor steen, met je vieren. Je
kunt niet veranderen wat er is gebeurd, je kunt niet veranderen wat je hebt
gedaan of wat je is aangedaan. Maar je kunt ervoor kiezen hoe je nú leeft. Mijn
lieve schat, je kunt ervoor kiezen om vrij te zijn.”

Dat schrijft Edith Eva Eger in haar boek ‘De Keuze’. Ik heb in Israel
fragmenten uit dit boek gelezen. Eger houdt ons net als Mozes de keus voor: ‘Kies
dan het leven!’ Zij koos voor het leven, ondanks haar ervaringen in Auschwitz
waar ze haar ouders verloor en waar ze danste voor Josef Mengele. Zij weet ook
dat er dingen zijn waarvoor je niet kiest. Herkenbare woorden voor hoe
traumatisering werkt:

“Er zijn altijd twee werelden. De ene waarvoor ik koos en
de andere die ik ontken maar die zich zonder mijn toestemming ertussen dringt.”

Deze fragmenten uit haar boek kwam bij me terug naar
aanleiding van feedback die ik kreeg op mijn vorige blog. Ook ik beweeg me
liever van (mijn) wonden weg door te verhullen in abstracte woorden en zinnen.
Door niet ‘ik’ te zeggen. Mijn gevangenis, mijn stenen, mijn gesloten graven
waar het licht van het Leven niet naar binnen schijnt omdat ik de stenen er
angstvallig voor probeer te houden. Dat zijn keuzes die ik maak. Ik kan ook
andere keuzes maken, laat Eger mij zien. Mijn waardigheid ligt in het feit dat
ik vrij ben in de keus wat ik met mijn wonden doe. De weg naar Leven, de weg
naar opstanding, die kun je alleen zelf in slaan. Als ik stop met het verhullen
van mijn wonden, dan onthul ik ook mijn verlangen. Dan zou ik kunnen zeggen dat
ik verlang naar de vrijmoedigheid van spreken die ik bij Eger zie en naar de
verbinding met en nabijheid van mensen die daardoor tot stand komt.

Leven, verschijnen, in het heilige heden. Zoals Jezus na
zijn dood. Geloven dat dat kan, ondanks je dood.

Er zijn mensen om me heen, soms als auteurs van rijke boeken
en soms ook als mensen van vlees en bloed, die me steeds weer herinneren aan de
Liefde. Want daarmee stond Eger in Trouw afgelopen weekend, haar citaat:

“Het
is de liefde die me heeft gered.”



Breken en zegenen

Beschouwing Posted on Mon, May 06, 2019 17:14:32

Rillend van de kou, doorweekt door regen en hagelstenen,
máár: op paasmorgen stond ik er, in de graftuin in Jeruzalem. Het is druk in
deze eeuwenoude stad. Christenen zijn gekomen om Pasen te vieren, Joden zijn
gekomen om Pesach te vieren. Feesten van bevrijding, van opening naar leven in een
nieuwe toekomst. Omringd door mensen uit tal van landen, sta ik rond een open
graf. We bidden, zingen en lezen het verhaal van de opstanding in het
Hebreeuws, Arabisch en Engels. Samen drukken we uit dat we geloven dat dood te
overwinnen is door leven. Samen herdenken we met brood en wijn dat Leven
voortkomt uit gebroken-zijn. De voorganger bidt aan het eind en zegt dat de
hoop voor dit verscheurde land in deze Messias ligt die alle tegenstellingen
verenigt. In Hem geen man of vrouw, geen jood of Palestijn, in Hem: eenheid. Pasen
en Pinksteren valt op deze plek samen.

Ik voel in mijn lijf de kracht van dit unieke, maar toch ook
zo vreemde geloof. De overgang die we met Pasen vieren, is de overgang dat met
Jezus God zijn intrede doet in ons lichaam, schrijft Anselm Grun in Vasten. En zo gaat wie gelooft, van de
dood over naar het leven (Joh. 5:24). Het is geen gebeuren, geen geloof voor na
dit leven, maar voor ons bestaan in het hier en nu. De opstanding voltrekt zich
in de ontmoeting. De graftuin wordt de tuin van liefde. Anselm Grun zegt
daarover dat in ons lichaam, in onze innerlijke ruimte, op de bodem van onze
ziel deze liefdestuin ligt als we de opgestane ontmoeten. Dat zijn ontroerende
en rijke gedachten.

Ze krijgen nog wat meer invulling als ik die week Henri
Nouwen lees. “De grote geestelijke reis die we te maken hebben, is de geliefde
worden”, schrijft hij in Een parel in
Gods ogen
. Dat begint met de erkenning dat wij uitverkoren zijn. In een
land als Israël klinken deze woorden wat beladen, ik heb er moeite mee. Maar Nouwen
maakt duidelijk dat in Christus iederéén uitverkoren is. Als het graf open
breekt, breken alle tegenstellingen en grenzen in onszelf en tussen ons en de
ander open. God kiest mensen, en die keuze is gebaseerd op Gods ontferming.
Gods keuze sluit niemand uit. Vanuit de erkenning dat wij de geliefde zijn,
kunnen we ook ervaren dat we gezegend zijn en tot zegen kunnen zijn. Dat gaat
niet zonder Jezus opdracht: ‘Neem uw kruis op’. Aanvaard dat je gebroken bent,
dat het bestaan breuken kent die soms dwars door je merg en been gaan.
Accepteer je wonden als iets van jezelf.

De ochtend na Paaszondag trekken Joden haastig aan mij voorbij.
Ze zijn op weg naar de Klaagmuur. Daar stellen ze zich onder de
hogepriesterlijke zegen. Over onze gebrokenheid schrijft Nouwen: ‘stel het
onder de zegen’. Ook wij kunnen die beweging maken. Onze wonden onder de zegen
stellen en weten dat we – ondanks onze pijn – de door God Geliefde zijn. Jezus
is de Eersteling van de nieuwe schepping, hij gaat ons voor (Kol. 1:18). Als
Gods Geliefde werd zijn gebrokenheid, werden zijn wonden, tot zegen. Het lijden
werd een weg tot diepere ontmoeting en ervaren van gemeenschap. Zo komt alles
bij elkaar: de liefde in de Geliefde zijn, de wonden van het gebroken zijn, en
de zegen van nieuw Leven.



Palmpasen

Beschouwing Posted on Sun, April 14, 2019 15:38:29

De overdenking gaat vandaag over Jezus’ intocht in Jeruzalem. Natuurlijk, dat is eigenlijk altijd zo geweest op de zesde zondag in de veertigdagentijd. Toch hoor ik het verhaal vandaag anders. Nee, ik hoor het niet anders, ín mij is het anders. En ik luister een beetje anders wanneer ik mij bedenk dat ik precies over een week de paasdienst in de Graftuin zal bijwonen. Pasen: dit jaar in Jeruzalem.

Vandaag begint de stille week. Vandaag is alles nog goed. Mensen kijken veelbelovend naar Jezus terwijl hij de stad van vrede binnen rijdt. Op een veulen doet hij dat niet als strijdende heerser. Die week zal alles anders lopen dan mensen in hun optimisme hadden gedacht. Ik hoor de voorganger zeggen: ‘Mensen gaan liever om de pijn heen’.

Deze week begint met optimisme maar eindigt met hoop. Optimisme rekent niet op verwonding en lijden. Hoop bestaat dankzij de verwonding en het lijden. Zoals de verheerlijkte Christus de tekenen van zijn wonden in zijn lichaam droeg.

Op Aswoensdag verscheen er in het Nederlands Dagblad een gedicht van Rikkert Zuiderveld. Hij had het geschreven bij een foto die Mirjam van der Vegt had gemaakt. Het was een foto van het beeld van Jezus dat in de oude abdij in het Belgische Drongen hangt. De foto en het gedicht hebben mij die dag erg geraakt. Ik heb het bewaard om aan het begin van deze stille week te delen op dit blog.

Jezus als lotgenoot. Eerder schreef ik over de lezing van Halík die ik bijgewoond heb. Hij brengt voor mij ontroerend en diepgaand onder woorden hoe geloof en verwonding samenhangen. Ik herinner mij zijn scherpe woorden: als je de wonden niet gezien en gevoeld hebt, heb je geen recht te belijden ‘Mijn Heer en Mijn God’. Het is in de wonden van Christus, in zijn uitgestoken hand naar mij met daarin de tekenen van zijn lijden, die me uitnodigt mijn verwondde handen uit te strekken. Zo hangen wij samen, de verwondde Jezus, de verheerlijkte Christus, en mijn verwondde maar hoopvolle ik.


Samenhang

Uw lichaam werpt zijn schaduw achteruit,

maakt slagzij op de muur. Alsof het lijden

voorbij is, vóór het komt. Aan beide zijden

een witte wand: een schilferige huid,


vermoeid en aangevreten door de tijd.

Uw armen houdt u hoog. Hoe kunt u juichen

als u tezelfdertijd het hoofd moet buigen,

of schuilt er leven in gebrokenheid?


U hangt al jaren in mijn kloostergang

waar ik de stilte liefheb, waar ik bloot

en ongezien ben. Help mij, lotgenoot,


mijn pleisterwerk laat los en ik ben bang

te vroeg te juichen. Zwijg mij nog niet dood.

U weet hoezeer ik met u samenhang.

-Rikkert Zuiderveld-



Een cultuur van nabijheid

Beschouwing Posted on Sun, March 10, 2019 18:30:29

‘Is de kracht om naar wonden te kijken niet altijd gegeven
in de aard van de relatie? Het appel wat je doet mag zich volgens mij dan ook
uitstrekken naar het aangaan van betekenisvolle relaties als voorwaarde voor…’

Dit was één van de reacties die ik persoonlijk kreeg op mijn blog van 6 januari waar ik schreef naar
aanleiding van het boek ‘Raak de wonden aan’ van de Tsjechische priester en
theoloog Tomás Halík. Dit boek heeft me bijzonder geraakt. Daar heb ik al iets over gedeeld en merk nog steeds dat ik de inhoud van dit boek, en de bovengenoemde reactie die ik kreeg, aan het verwerken ben.

Afgelopen week was hij, Tomás Halík, in Nederland. De avond
voor Aswoensdag woonde ik, samen met een vriendin die ook door Halík geboeid
is, zijn lezing bij. Ik had er naar uit gekeken om een indruk te krijgen van
deze man die vanaf de eerste Nederlandse vertaling van zijn boek (Geduld met
God) voor mij een leermeester in geloof is geworden.

Hij kwam ietwat verlegen op mij over toen hij zijn a4-tjes
bij elkaar pakte en voor de microfoon zijn tekst begon voor te lezen. Niet een
man van show, one-liners en mooie verpakkingen. Wél een man die de vinger op de
zere plek durft te leggen en een appel doet op betekenisvolle relaties in en
buiten de kerk, tussen gelovigen en ongelovigen (volgens Halík geldt dit
onderscheid niet meer), in onszelf waar duister en licht, geloof en ongeloof,
vaak ook allebei te vinden is. In zijn interview met Jacobine Geel (uitgezonden
op NPO2 op 9 maart) zegt hij: ‘Het is nu de tijd voor een cultuur van nabijheid’.
Hij verwijst naar Martin Heidegger die gezegd heeft dat technologie wel alle
afstanden heeft overwonnen maar geen nabijheid heeft geschapen.

Veertig dagen op weg gaan naar de schreeuw aan het kruis en
het mysterie van Pasen. De Godverlatenheid, de afwezigheid van God en het grote
vraag: tot welk doel dit lijden? Het lege graf, de Jezus die er is met zijn
wonden zichtbaar geopend in zijn handen en zijn zij, maar toch anders. Die
transformatie houdt alles bij elkaar, dood en leven. Het is alleen die ervaring
met wonden, die nabijheid van het lijden, die volgens Halík de gelovige het
recht geeft om te belijden: ‘Mijn Heer, Mijn God’.

Een groot probleem in onze tijd is volgens Halík dat door
onze gerichtheid op ‘happiness’, op geluk als belangrijkste waarde in het leven
(en ik denk dat gezond-zijn op een goede tweede staat), we verleren om plaats
te maken voor verdriet, lijden en rouw terwijl juist op die plekken ook grote
kracht ligt voor geloofsgroei, voor vertrouwen en transformatie die tot meer
leven leidt. Hij verwijst naar Johannes van het Kruis, de mysticus, die spreekt
over de donkere nacht van de ziel. De ervaring van de Godverlaten Vrijdag als
noodzakelijkheid in de groei van ons gelovend hart, maar we kennen ook de collectieve donkere nacht in de samenleving en in de kerk. Geloof draait niet om de antwoorden of het uitleggen, maar om vragen, om het nieuwsgierige zoeken.

Kan ik het uithouden om zo heel dicht bij mijzelf te zijn?
Durf ik zo heel dicht en zonder ballast van oordelen en verwijten bij de ander
te komen? Durf ik de ander zo heel dicht bij mijzelf te laten, durf ik ze uit
te nodigen? Durf ik dit zelfverlies aan? Kunnen en durven we samen te bouwen aan zulke betekenisvolle
relaties in de buurt, de samenleving, de kerk?

Het brengt mij dichter bij de Bijbel als niet een boek vol
met dogma’s en rationele waarheden die je moet belijden om christen te zijn,
maar bij het boek van heilzame relaties. Zoals in den beginne… God op weg ging
met Abraham, Isaak, en de om bestaanszegen vechtende Jakob. Met Jozef en met
Mozes. De God die een Naam heeft. Met Jezus die op weg ging met gewonde mensen,
ze rechtop in het leven zette, ze bij de naam riep, ze weer stem en zicht gaf
op zichzelf en de wereld om hen heen.

Veertig dagen onderweg met dit thema, met deze vragen, om
dan straks Pasen te vieren. Dit jaar in Jeruzalem!

(Het gesprek tussen Jacobine Geel en Tomás Halík is terug te
zien via deze link https://kijknaar.tv/aflevering/1369133-jacobine-tomas-halik-9-mrt-2019
)



Er moeten mensen zijn…

Beschouwing Posted on Tue, January 29, 2019 11:31:57

Omdat ik het vanochtend in mijn mailbox kreeg… Omdat
ik het zo mooi vond om te lezen… Omdat ik verlang verwarmd te worden… Omdat
ik een mens zou willen zijn, die verwarmt… Omdat ik verlang naar mensen die
niet bang zijn…. Omdat ik zelf niet bang zou willen zijn… Durven vallen,
vallen, vallen en weer opstaan! Een gedicht van Toon Hermans:

**

Er moeten mensen zijn

die zonnen aansteken,

voordat de wereld verregent.

Mensen die zomervliegers oplaten

als het ijzig wintert,

en die confetti strooien

tussen de sneeuwvlokken.


Die mensen moeten er zijn.


Er moeten mensen zijn

die aan de uitgang van het kerkhof

ijsjes verkopen,

en op de puinhopen


mondharmonika spelen.


Er moeten mensen zijn,

die op hun stoelen gaan staan,

om sterren op te hangen in de mist.

Die lente maken

van gevallen bladeren,

en van gevallen schaduw, ‘licht’.


Er moeten mensen zijn,

die ons verwarmen

en die in een wolkenloze hemel

toch in de wolken zijn.


Zó hoog,

ze springen touwtje

langs de regenboog

als iemand heeft gezegd:

‘kom maar in mijn armen’.


Bij dat soort mensen wil ik horen…

die op het tuinfeest in de regen blijven dansen

ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan.


Er moeten mensen zijn

die op het grijze asfalt

in grote witte letters

‘liefde’ verven.


Mensen die namen kerven

in een boom

vol rijpe vruchten

omdat er zoveel anderen zijn

die voor de vlinders vluchten

en stenen gooien

naar het eerste lenteblauw

omdat ze bang zijn

voor de bloemen

en bang zijn voor:

“ik hou van jou”.


Ja, er moeten mensen zijn

met tranen

als zilveren kralen

die stralen in het donker

en de morgen groeten

als het daglicht binnenkomt

op kousenvoeten.


Weet je,

er moeten mensen zijn,

die bellen blazen

en weten van geen tijd

die zich kinderlijk verbazen

over iets wat barst

van mooiigheid.


Ze roepen van de daken

dat er liefde is

en wonder

als al die anderen schreeuwen:

“alles heeft geen zin!”

dan blijven zij roepen:

“Neen, de wereld gaat niet onder”

en zij zien in ieder einde

weer een nieuw begin.


Zij zijn een beetje clown,

eerst het hart

en dan het verstand

en ze schrijven met hun paraplu

“I Love You” in het zand

omdat ze zo gigantisch

in het leven opgaan

en vallen

en vallen

en vallen…

en opstaan…


Bij dát soort mensen wil ik horen

die op het tuinfeest in de regen blijven dansen

ook als de muzikanten al naar huis zijn gegaan

de muziek gaat door…

de muziek gaat door…


Toon Hermans



Christus ontvangen

Beschouwing Posted on Sun, January 06, 2019 15:50:44

Op nieuwjaarsdag liep ik in de kerk in het Zuid-Limburgse Vijlen tegen één van de kruiswegstaties aan: Veronica droogt het gezicht van Jezus. Het is de statie waar ik een paar dagen eerder over had gelezen in het boek van Tomas Halík, ‘Raak de wonden aan’. Ik werd getroffen door de scherpte van Christus’ gelaat in de doek.

Halík gebruikt het voorbeeld van de sluier van Veronica, de vrouw die Jezus zag en zijn bloedige zweet uit de wonden van zijn gezicht veegde. Door dat te doen ontving zij het aangezicht van Christus. Evenzo, zegt Halík, ontvangen mensen het aangezicht van Christus als zij de sluier van medelijden en barmhartigheid ontvouwen voor degenen die het kruis dragen. Het aangezicht van Christus zien gaat niet buiten het zien en ervaren van wonden om.

Zijn en blijven bij mensen die kruizen dragen, bij ons eigen kruis het uithouden, dat is niet eenvoudig. Dat vraagt om een lange adem, om verduren en verdragen. Het windt er geen doekjes om, het durft te vragen en te kijken. Dit is werkelijk mede-lijden want de wonden van de ander zullen ook jou jeuk geven. Hoe vaak doen we het liever niet? Hoe vaak lopen we niet liever weg? We dekken wonden liever toe. Zoals we liever niet willen weten of zien hoe de tijd als rimpelingen door onze huid trekt. We overdekken ons met allerlei laagjes die ons staande houden, die ons mee laten doen. Totdat het niet meer kan. Als het ons dan niet langer lukt en we niet langer mee kunnen in het alledaagse tempo, niet meer kunnen bijdragen aan de economie en het maatschappelijke leven, fysieke en mentale kracht, de oppervlakkigheid van ‘vind-ik-leuk’, zelfzorg en zelfbehoud, dan verliezen we aan zin, we verliezen onszelf. Kan ik dit ook zijn? Wie – of waar – ben ik dan nog? Waar heb ik nog een plek? Nu is juist dat de plaats waar we kunnen winnen aan geloof, waar we heelheid vinden: ja, dit ben ik ook. Ik ben die etterende wond en tegelijk ben ik ook de verwonder, ik ben ook degene in wie het voor de ander moeilijk is om het beeld van Christus in mij te herkennen. En ja, ik heb jou nodig. Ik kan niet alleen leven. Vanuit die deemoed kunnen we helen. Dan kunnen en durven we ons (opnieuw) laten dragen. Zo kunnen we de onbaatzuchtige en alles omvattende liefde ervaren voor het feit dat we hoe dan ook en ondanks onszelf bestaan, door de mens die blijft en durft neer te zitten bij de wonden.

Halík verwijst ook naar de piëta, het indringende beeld van de moeder die haar verwonde, vermoorde kind na de kruisafname opnieuw in armen draagt.

‘Iemand moet waken, zoals Maria. Iemand moet deze pijn in zijn schoot nemen (…) Iemand moet in zijn schoot en zijn hart die pijn overbrengen van de schaduw van Golgotha naar de schemering van de paasmorgen’, schrijft Halík. [1]

De discipel Thomas en de wonden in Jezus’zij en handen, Veronica en haar besmeurde doek, Maria door het zwaard doorstoken, zij hadden de moed en het geloof om dichtbij te komen en te blijven. Zij vonden in de wonden de heling, zij vonden het geloof. Het zijn zulke kleine mensen die een Licht van buiten ons weten weerkaatsen, een Licht dat groter is dan onszelf en door dat Licht zien wij Christus. De zuiveren van hart, het hart zonder zelf-toegedekte laagjes, zij zullen de God zien die de pijn overbracht naar het Licht van de paasmorgen.

Telkens opnieuw.

[1] Raak de wonden aan, p. 155



Liefde voor de wonden (slot)

Beschouwing Posted on Sun, December 16, 2018 15:11:25

Altijd je moeder zoeken, daar schreef ik de laatste keer
over. Uit de wond van Buber groeide een levenslang verlangen naar ontmoeting van de ander. Zijn scheiding was de bron van zijn zoektocht naar verbinding.
Verwonding – trauma – op jonge leeftijd kan een gat, een krater, slaan in
je bestaan waardoor je een zoekend, verlangend mens wordt. Je kunt ook een leven vol destructie tegemoet gaan. Het hangt er maar van af wie je tegen komt en of je de roep kunt horen : ‘Kies dan hebt leven!’
In een fase waarin
je op je meest afhankelijke bent en de wereld aan het leren kennen bent, tasten
ze de meest fundamentele menselijke relaties aan. Dat geldt zeker als het
trauma in de ouder-kind relatie plaatsvond. Het is dan alsof je steeds op zoek
bent naar ‘het vloertje van je leven’. Of zoals Buber dus altijd naar zijn
moeder zocht in relaties. Je zit gevangen in een soort van strijd tussen het
verlangen naar verbinding en de angst voor de nabijheid, het verlangen naar
heling en de angst voor het jeuken van je wonden.

In het nieuwe boek van Tomas Halik, Raak de wonden aan, las ik:

“In onze wonden schuilt de mogelijkheid tot zowel een
scheiding als een verbinding in de relatie met God – of zoals anderen God
noemen – de zin van het leven.”

Hij haalt daarbij Simone Weil aan die schrijft over twee
gevangenen in aangrenzende cellen die door klopsignalen tegen de muur contact
met elkaar hebben. De muur is wat hen scheidt, maar ook wat hen in staat stelt
contact met elkaar te hebben. Datzelfde geldt, zegt Weil, tussen ons en God.
Iedere scheiding is een verbinding.

Ik heb nagedacht over wat Halik schrijft. In onze wonden
schuilt de mogelijkheid tot zowel een scheiding als een verbinding in de
relatie met God. Door zijn woorden herkende ik mijn eigen ambivalentie in
relatie tot God. De blauwdruk die je van je ouders meekrijgt, doet ook iets met
je vermogen en je betrokkenheid bij beelden van God. God als vader of God als
moeder. Uit eigen ervaring brengt dat vaderlijke beeld van God, God voor mij
niet dichterbij. Of misschien moet ik zeggen: het brengt mij niet dichter bij
God. Onze wonden kunnen ons scheiden van God, van de zin van het leven. Omdat
iedere verwonding ook altijd een verwonding is van het geloof. Halik schrijft
dat iedere echte verwonding de mens namelijk opjaagt uit dat meestal
impliciete, onbereflecteerde rustige vertrouwen in de zin van de wereld en van
het leven.

De titel van zijn boek verwijst naar Christus die Thomas
uitnodigt om weer verbinding te maken door zijn wonden aan te raken. Leg je
vinger hier. Ik moet dan altijd denken aan die indringende verbeelding van dit
verhaal door Caravaggio.

Halik noemt het het moment van ‘de dageraad’. Als we
op de muur gaan kloppen en luisteren naar het kloppen van de andere kant. Dan kan het licht weer binnen komen, je kunt opnieuw geven en ontvangen. In
het hart van het christelijk geloof staat een man met wonden. Hij komt naar ons
toe en verbergt zijn wonden niet, hij toont ze. Zo moedigt hij ons aan om onze
pantsers, maskers en make-up weg te doen en te kijken naar de wonden die wij
zelf verbergen, voor onszelf en voor anderen.

Dat vraagt om moed. Moed om je niet langer te schamen voor
je wonden, ze te erkennen en ze de verzorging te geven die ze nodig hebben. Moed
om naar voren te stappen en je wonden te laten zien. Ik denk aan alle
ervaringen van #metoo waarmee mensen in het licht stappen. Het vraagt om moed en
vertrouwen om te zeggen: “Dit zijn ze, mijn wonden. Raak mijn wonden aan, leg
je vinger op mijn meest pijnlijke plek.” Is dat niet in zijn geheel een stap in
geloof, een vraag van geloof? Geen geloof zonder wonden. Geloof dat zich vermomd achter maskers en pantsers, is geen christelijk geloof.

Durf jij, durf ik zo moedig als Thomas te zijn? De werkelijkheid te zoeken van de wonden, ja je zelfs met je eigen hebben en houden daartoe te verbinden? Durf jij, durf ik de ander aan te raken op die meest pijnlijke plek als die ander vraagt: leg je vinger hier? Durven we te zijn op de plekken waar mensen gekruisigd zijn?
kunnen we het uithouden met een wonden van onszelf, met die van een ander? Is er plaats voor liefde?

Met kerst geloven we in het Kerstkind. God in een kind. God in een Mens die lijdt, die gewond raakt door toedoen van mensen. Dat Godsbeeld, een God die zo dichtbij alle menselijke ervaring van afhankelijkheid en kwetsbaarheid komt, is uniek. Het geeft mij geloof en vertrouwen om mijn eigen lichamelijkheid te accepteren, mezelf te naderen, tot bij die allerpijnlijkste plekken en dan juist daar Leven in liefde en verbondenheid te vinden.

Een lichaam dat verwond is, soms in letterlijke zin, soms
in figuurlijke zin, dat in de helende en verbindende aanraking kan opstaan uit
alles wat dood houdt voor jezelf en de ander. Christus stond niet alleen op uit de dood, ook Thomas stond op uit zijn eigen dood door zijn vinger te leggen op de wond van Christus. Dat te doen, is de getuigenis van
het geloof in de doorgaande opstanding van Christus



Gevleugelde eros (Liefde III)

Beschouwing Posted on Sun, November 11, 2018 20:08:57

“Nu weet ik: ik heb altijd, altijd mijn moeder gezocht”.
Woorden van Martin Buber, geschreven aan zijn vrouw in 1901. De herkenning in deze woorden raakte mij toen ik ze van de zomer las
in een boekje*. In die ene zin weerklonk iets van een zoektocht die ik
zo herken. Buber’s moeder verdwijnt van de ene op de andere dag. Hij is dan
drie en zal haar nooit meer zien. Later blijkt dat ze is hertrouwd in Rusland. Het is zijn oudere
buurmeisje die hem verteld: ‘Nee, ze komt nooit terug.’

Het boeiende is dat Buber deze kind-ervaring van scheiding
en verlies, van gemiste voeding van de moeder, de rest van zijn leven heeft verteerd en herkauwd in zijn denken
over de relatie tussen ik en jij. De ervaring van gebrokenheid kan je bepalen
bij een sterk en onuitroeibaar verlangen naar heelheid. Ik zie hoe ‘verbinding’,
‘afstand en nabijheid’, ‘gemeenschap’ levensthema’s zijn geworden, geboren uit
mijn eigen ervaringen, waar ik mee vecht, stoei en mee groei. Het tekort in je leven kan krachten in jezelf en een zoektocht in jezelf ontketenen die intens zijn in hun pijn en soms zelfs destructief.

Buber zocht zijn leven lang naar
hoe mensen elkaar écht kunnen ontmoeten. Voor het langs elkaar heen leven van
mensen bedacht hij een eigen woord: mismoeting.
Je loopt elkaar mis. Je mist iets. Voor Buber is de relatie essentieel voor het
mens-zijn. Hij noemt dat de ik-jij relatie. Die is anders dan de ik-het
relatie, waarin je de ander tot een object maakt en dus iets essentieels mist.
Het is een allermenselijke ervaring dat nog voordat we onszelf als ik ervaren,
we eerst aangesproken worden als een jij. Een jij die in het gunstigste geval
in liefde toegelachen, gewiegd, gezoogd en gesust wordt. Een jij die liefde
ontvangt. In een wereld waar we steeds meer denken vanuit het
allerindividueelste en onafhankelijke ik van ons eigen zijn, is het goed om dat
als herinnering mee te dragen. In ons begin werden we gedragen. Totdat bij elk
van ons onvermijdelijk de scheiding kwam. De pijn van het gemis dat samengaat
met het verlangen naar ‘jichoed’: de werkelijk die weer één wordt. Dat is niet
alleen een gebeuren tussen het ik en het jij, maar ook in de eigen binnenkamers
van het zelf. Vanaf de geboorte, het eerste levenslicht, is er de werkelijkheid van de twee-heid. Het verdeelde zelf zal komen, later, als het leven tekort schiet. Dan is er het zelf dat zich niet meer weg durft te
geven, niet meer durft te laten dragen. Dan is er ook de meerkoppigheid van de
liefde die we kunnen voelen. Maar is het niet tegelijk de liefde die het bij
elkaar houdt? De ogenblikken van liefde waarvan wij leven? Buber noemt dat ‘de
verheven melancholie van het leven’. Jichoed is dáár waar iemand een eigen
innerlijke eenheid vindt, één wordt met zichzelf in relatie tot het ‘jij’ van
de ander. Een moment, een plaats van intense heling. Dat is niet een in elkaar opgaan, maar dat is samen in de ‘tussenruimte’
staan. De ruimte, de afstand die nodig is om jou te zien. Niet te dichtbij,
niet te veraf. Afstand die nodig is om ‘ik’ te blijven, om van jou te
verschillen, te schuren en te conflicteren. De open ruimte van het open
bewustzijn waarin alles kan verschijnen in zijn eigen aard, zonder oordeel. De
ruimte waarin je ontvankelijk kunt zijn voor dat wat je toevalt, de mens die je
toevalt. De ruimte die nodig is om de ander je ego te kunnen laten ontmantelen.

Die tussenruimte komt en gaat. Buber spreekt over de ‘gevleugelde
eros’ tegenover de ‘vleugellamme eros’. Eros als het vurige verlangen naar
liefde, genade, vrijheid en erkenning. Vleugellam is zij in de ik-het relatie,
waar je de ander vast wil houden als een object van je eigen bevestiging. Dan
valt de ander binnen je macht. Je ziet de ander niet, je ziet alleen jezelf. Je
(gepantserde) ego is zo ‘dik’ voor jezelf geworden, dat je niet meer over
jezelf heen kunt kijken. Je leeft niet meer van de dialoog, maar van de
monoloog.

De gevleugelde eros is riskant, kwetsbaar. Zij heeft ruimte
nodig om te zien. Zij wil niet vasthouden, zij wil niet begeren. Zij houdt vast
en laat los. Zij is het moment waarop geliefd worden en liefhebben samenvallen.
Het moment waarop ik vind en waarop ik gevonden word. Ik kan voor jou en jij
kan voor mij de ander zijn, die de mooiste maar misschien ook wel de
moeilijkste krachten in mij wakker roept. Krachten die ik op mezelf niet kan
kennen, krachten die verborgen, stil en versplinterd in mij liggen om de ervaren
gebrokenheid, de scheiding en het verlies. In elk van ons kan de eros van
gedaante verwisselen, gevleugelde eros kan steeds weer wegglippen. Het ‘gebeurt’
aan ons. Een moment in de tijd dat adem geeft en leven laat. Het zoeken wordt even gestaakt. Een moment van chesed.
Liefde die genade is.

(wordt vervolgd)

(* Theo Witvliet, Kwaliteit van leven – het humanisme van Martin Buber)



« PreviousNext »