Begin december waren Marjanne en ik een weekendje in de achterhoek. Op de heen weg bezochten we het Geert Grote Huis in Deventer. Op het plein waar dit museum ligt, stuitte ik op een muurtekst van Hans Andreus waar ik lang over na heb gedacht.

Paulus vergelijkt ons lichaam met een tempel waar de Geest van God woont. In de tempel brandde de ner tamid, het eeuwig brandende licht. Het brandt er altijd, zoals God er altijd is. Als ons lichaam, ons zijn, een tempel is, is daar dan ook het eeuwig brandende licht te vinden? Voor ons zelf en voor anderen?
Maria droeg het Licht van God in zich. Zij gaf zich over aan wat er met haar gebeuren moest zodat zij het Licht de wereld in kon dragen. Daar denken we aan met Kerst. Eerder op dit blog schreef ik over mensen die ik datzelfde heb zien doen: Edith Eva Eger, Jonathan Sacks. Durf ik aan te sluiten, misschien niet groots en meeslepend, maar dan in ieder geval ‘ik in mijn klein hoekje en jij in ’t jouw’?
Ik ben het licht van de wereld – zei Jezus. Jezus die ons leerde bidden door zijn woorden na te zeggen. Jezus die ons vroeg het zout in de wereld te zijn, de stad van licht op de berg. Jezus zegt zelf dat wij zijn als Hij: ‘Jullie zijn het licht in deze wereld’ (Matt. 5:14). We mogen het Jezus dus nazeggen: ‘ik ben het licht in deze wereld’.
Ben ik het licht binnen de grenzen van de wereld waarin ik leef? Door wat ik uitstraal, door wat ik door wil geven? Door wat ik zeg, doe of juist nalaat? Leef ik vanuit liefde voor het Licht van God dat ik kan brengen door er te zijn op de duistere plekken? Duistere plekken zoek ik liever niet op. Ik heb er oordelen over. Ik vind de gedachten en gevoelens die in duistere plekken zijn soms zwaar om te dragen. Ik ben soms bang voor de woeste woede die ik daar tegen kom. Dat geldt voor de duistere plekken buiten mij, maar zéker ook voor de duistere plekken in mezelf.
Hoe verdrijf ik de duisternis op de plek waar ik ben? De duisternis van oordelen over onszelf of de ander, de duisternis van verstokte wrok om wat ooit eens gezegd of gedaan, de duisternis waarin ik alleen mezelf nog maar kan zien (en soms zelfs dat niet)? Breng ik hoop en bemoediging, juist nu in deze wereld vol verwarring en angst? Breng ik leven? Help ik anderen om bij het eeuwig brandende licht in zichzelf te komen en dat te doen ontbranden? Zoals de sjammasj, het middelste kaarsje van de chanoeka-kaars, die dient (de betekenis van sjammasj is ‘dienaar’) om de andere kaarsjes aan te steken.
Het is mijn schuld als het licht daar niet is waar ik ben. Ik heb er lang over na moeten denken. Vooral misschien over dat nare beladen woordje ‘schuld’, wat zo de nadruk legt op iets wat je niet doet, niet goed doet of waarin je faalt. Als je de duisternis of donkerte kent, weet je soms maar al te goed dat wat je ook doet, welke kunsten je ook uit de kast haalt, er evengoed geen licht komt of is. En dat je je daar dan notabene ook nog schuldig over gaat voelen! Dat woordje ‘schuld’ van Hans Andreus, daar ben ik nog niet over uit gedacht.
Mijn gedachten bleven ook hangen bij het woord ‘natuurlijk’. Hoezo natuurlijk? Ik bedacht mij dat dit misschien wel hét geloofswoord in de zin is. Het benadrukt de verantwoordelijkheid en ook de potentie die ik heb om bij te dragen aan het licht waar ik ben. Ik KAN de duisternis verdrijven, ik KAN het licht doorgeven. Door dicht bij het eeuwig brandende licht van God in mij te zijn en blijven. Dat licht ligt al in mij besloten vanaf mijn eerste adem, God zelf heeft het in mij gelegd. Hij gaf Licht en Leven en ik kan ‘JA’ zeggen tegen dat Licht en Leven. Natuurlijk wil zeggen: het is niet te hoog, niet te ver. Nee, het is bereikbaar. Maar soms moet ik eerst heel wat barrières en stenen verwijderen voordat ik bij dat eeuwige brandende lichtje in mezelf kan komen.
Dat licht zijn door bij dat licht te zijn, vanuit dat licht te leven, is genoeg. Zo weerloos als een kwetsbaar kind in een kribbe. Je moet maar durven! Het is de genade waardoor ik steeds opnieuw, in elke situatie waar de dood en het duister voor ogen komt, het licht kan zijn door te zoeken en wijzen naar leven. Als ik nalaat om zó Zijn licht te zijn, dan sta ik onder de korenmaat en dien ik nergens toe. Dan verstop ik mij zoals Adam en Eva deden in de tuin. En dan zal Hij me vragen: ‘Mens, waar ben je? Mens, waar was je? Mens, wat heb je gedaan met dat Licht dat ik je gaf?’
‘Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.”’
Johannes 8:12
Een Kerst vol licht en leven gewenst! Vandaag, maar vooral ook voor de dag van morgen.
Lieve Inge, mooi jouw overpeinzingen…
Wat heb ik lang ruzie gehad met het woord ‘schuld’. Pas toen ik mijn zuiverheid weer terugvond, kon ik weer oprecht geloven en me van het juk van religie ontdoen. Toen begreep ik ook ineens dat het om verantwoordelijkheid draait (heb het direct kunnen ‘nemen’), schuld is hierin een ‘vervuilend’ fenomeen. Intentie en verantwoordelijkheid hebben vergeving gebracht. Dat brengt (geluk;-) vreugde. ‘Fouten’ kan ik dan ook niet meer maken…… Heb het ‘goed’;-). Hartelijke groet, Caroline