Mijn laatste twee blogs gingen over dragers en doorgevers van licht: Edith Eva Eger en Jonathan Sacks. Beiden hebben ze hun levenslessen en de lessen die ze zelf uit de Tora hebben ontvangen, doorgegeven aan de volgende generatie. Zoals Mozes het volk in Deuteronomium opdraagt, om door te geven aan de volgende generatie wie God is en wat God doet. In de woorden van de oude Statenvertaling:
‘En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat’.
Deuteronomium 11:19
Heel alledaags dus eigenlijk: gewoon in huis, of als je onderweg bent. Met andere woorden: gedurende elk moment, elke ervaring hoe zwaar en donker of licht en zacht ook, de opdracht om verlate plaatsen te veranderen in ruimten vol licht en leven. En dat niet voor onszelf houden maar doorgeven aan de generatie na ons.
Ik realiseerde me afgelopen week, terwijl ik in mijn gedachten en mijn gevoel bezig was met het overlijden van Jonathan Sacks, dat ik ben als een insect die naar het licht toe vliegt. Insecten doen dat voor hun veiligheid, ze vliegen naar het licht als een noodbaken die hoger ligt dan de gevaarlijke omgeving. Ze doen het ook om te kunnen navigeren, hun weg weer te vinden.

Ik herken het van lang geleden. Een stil en in zichzelf gekeerd pubermeisje, dat wekelijks boeken haalde uit de bibliotheek aan het einde van de straat waar ik woonde. In die boeken zocht ik naar licht wat ik in mijn eigen huis niet vinden kon. Iets hogers waar ik naar kon reiken en me een vergezicht gaf van hoe het leven zou kunnen zijn. Pas later durfde ik ook bij mensen te gaan zoeken. En zo zocht en vond ik bij Jonathan Sacks. Getrokken naar dragers van licht, werd ik bij mijn eigen duister vandaan getrokken. Als een levensoefening om betekenis te zoeken en geven aan wat donker, koud en eenzaam was in mijn eigen bestaan. Het is makkelijker om dat bij dragers van licht te zoeken, dan zelf de roep om een drager van licht te zijn te durven beantwoorden.
Jonathan Sacks gaf drie jaar geleden een uitleg bij de tekst uit Exodus (Tetzaveh 5778) waar ik aan moest denken.
‘U moet de Israëlieten gebieden dat zij zuivere olie, uit gestoten olijven, voor u meenemen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden’.
Exodus 27:20
In Exodus 27 worden allerlei voorschriften gegeven voor de aankleding van de tabernakel, de plaats van Gods aanwezigheid. In de tabernakel – en later in de tempel en nu in de synagoge, is er een lamp die altijd brandt. De Nèr Tamid. Die lamp is het symbool van Gods aanwezigheid, maar ook van de Tora als het licht op je levenspad. Waarom het voorschrift om alleen olie van geperste olijven als grondstof voor Gods licht?
Er moet flinke druk uitgeoefend worden op de olijven om er olie uit te persen. Ze moeten als het ware verpletterd worden. De olie die dan er uit komt, dát is de grondstof voor het licht van God dat altijd schijnen kan.
Het woord ‘verpletterd’ kent heel wat akelige synoniemen: vernietigen, kapotmaken, stukmaken, verwoesten, te gronde richten… Werkwoorden die er niet om liegen! Ervaringen waar het lijkt alsof er maar weinig van ons over blijft.
Edith Eva Eger kende die ervaringen van vernietiging, van verpletterd worden onder grote druk. Zij leerde die ervaringen om te zetten in licht. In haar boeken beschrijft ze dat ze dit pas kon door eerst te erkennen dat die ervaringen er waren geweest. Eerst moet je het duister onderkennen, er naar kijken. Maar je moet niet blijven kijken, je moet je laten transformeren tot een drager van licht.
‘Er kan geen genezing plaatsvinden zolang we delen van onszelf verbergen of verloochenen. De dingen die we het zwijgen opleggen of wegmoffelen zijn als gijzelaars in de kelder, die steeds wanhopiger proberen onze aandacht te trekken. Ik weet daar alles van, want ik probeerde mijn verleden jarenlang te verbergen, om te verhullen wat er met mij was gebeurd, om mijn verdriet en woede te verstoppen. (…) Ik wilde mijn littekens niet laten zien. (…) Totdat ik de waarheid onder ogen kon zien, had ik mijn geheim, en mijn geheim had mij.’
Edith Eva Eger, Het Geschenk, 88-89
De uitleg van Jonathan Sacks geeft ons zicht op een God die ons een andere mogelijkheid aanbiedt om te kijken naar ervaringen die ons verpletteren. Niet wanhopig en verstopt blijven zitten in jouw kleine hoekje. Niet blijven staren naar de ervaringen die je eergevoel, je zelfwaardering, je vertrouwen hebben vermangeld. Niet verstarren en verharden. Maar je laten (her)openen, soms opnieuw en soms voor het eerst, voor compassie, vriendelijkheid en liefde.
Niet langer vragen: ‘wáárom is dit mij overkomen?’ Maar: ‘dit is mij overkomen, en hoe nu verder?’ Dan worden we tot daden van geloof geroepen.
Kunnen we ons, kan ik mijn lijden (laten) transformeren tot grondstof voor Gods licht?
‘Our task is to bring light to the dark places of our and other peoples’ lives’.
Jonathan Sacks