Alon Skuy, Zuid-Afrika, Sunday Times

Het licht valt op zijn gezicht als hij naar links in de verte kijkt. Zijn steunpunt is zijn linkerarm die verlengd is door een kruk. En zo houdt Musa Motha zijn hele lichaam krachtig overeind. Deze foto van Alon Skuy is te zien bij de World Press Photo tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Als je een indruk wilt hebben van alles wat vorig jaar in de wereld gaande was, dan is de tentoonstelling je bezoekje meer dan waard. Maar vrolijk zul je er niet van worden.

Je wandelt langs intense gezichtsuitdrukkingen van mensen die leven tussen hoop en wanhoop. Achter het prikkeldraad van het vluchtelingenkamp, oog in oog met de soldaten die een regime met kracht en geweld in stand proberen te houden, de blik van Eva die getraumatiseerd door de oorlog en moedeloos van het zoeken naar een veilige plek om te leven op deze aarde, je wezenloos en compleet verlamd aankijkt. Je wandelt langs foto’s van dieren die worden opgejaagd uit hun habitat door mensen die uit zijn op winst.

Aarde,

lieve geteisterde aarde,

hoe lang nog hoe land,

steunend en kreunend

zie je uit,

wacht je en smacht je

hunkerend

naar geboorte,

het grote moment.

Hoe lang nog aarde,

hoe lang,

je verschrompelt, verteert,

duizendmaal sterf je,

gebeurt het dan nooit,

wordt alles weer chaos –

blijf hopen blijf dromen

want ooit

zullen we komen,

overvloedig als water,

een zee van mensen,

de mensen

naar wie je zo dorst,

zonen en dochters

van God

Hans Bouma

Veel foto’s toonden jongeren, uit allerlei landen, die in hun eigen context in opstand komen. In een bijbehorend filmpje hoor ik iemand zeggen: ‘we are seeing a new type of youth on this planet’ (…) ‘they need to be in charge of their future’. Ik moest denken aan de woorden van de profeet Joël. Zijn woorden beginnen met het aankondigen van een sprinkhanenplaag. Alles wordt kaalgevreten. Uitgeput en uitgebuit ligt de aarde erbij, ze kan niet meer. Maar dan komt de Geest van God ‘en uw zonen en uw dochters zullen profeten; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien’ (Joel 2:28). Wat ziet deze nieuwe type jeugd, voor welke verandering willen zij zich inzetten? Waar geloven ze in? Waar gaat hun verlangen naar uit? De gezichten van deze jongeren staan in schril contrast met gezichten van ouderen die ik her en der op foto’s zie. Het lijkt alsof de wanhoop en de moedeloos het in hun bestaan gewonnen hebben.

David Brooks haalt in zijn boek De Tweede Berg Frederick Buechner aan die geschreven heeft dat je  je ’s ochtends na het ontwaken de vraag moet stellen: ‘Kan ik het ook vandaag allemaal weer geloven? Of, beter nog, stel hem pas nadat je de krant hebt doorgebladerd en je het nieuws over de meest recente wreedheden op deze wereld tot je hebt genomen. Als het antwoord op die vraag elke dag opnieuw weer ‘ja’ luidt, dan weet je waarschijnlijk niet wat geloven in God werkelijk inhoudt. Het antwoord op die vraag moet minstens vijf van de tien keer ‘nee’ zijn, want een nee is net zo belangrijk als een ja, misschien nog wel meer. Die nee laat zien dat je een mens bent, mocht je daar ooit aan twijfelen. En als je op een ochtend het antwoord een volmondig ‘ja’ is, dan moet het een ja zijn dat vol is van belijden, tranen… en uitbundig gelach’. Een geloofsverplichting, zo komt David Brooks naar aanleiding van wat Buechner schrijft, tot de conclusie, betekent dus volharden in tijden van twijfel, volharden in tijden van lijden en zorgen, in tijden van onmin en in weerwil van alle idioten en amorele leeghoofden die denken namens het geloof te spreken (De tweede berg, 302-303).

Zo voelde het een beetje bij mijn bezoek aan de World Press Photo tentoonstelling. Al die beelden van brandhaarden in de wereld, waar gaat het heen? Kan ik het allemaal nog wel geloven, dat verhaal van de nieuwe schepping die aangebroken is met de opstanding van Christus en met de Geest die God uitgestort heeft op de diversiteit van mensen?

En dan is daar die foto van Musa Motha. Een aanstormend voetbaltalent uit Zuid-Afrika. Toen hij elf was had hij kanker en moest zijn been onder de knie geamputeerd worden. Wat een droom viel voor hem in duigen! Maar Musa zag een gezicht, van wat hij ondanks zijn handicap worden kon: danser! Hij gebruikt de zwaartekracht en zijn krukken in combinatie met de fysieke lenigheid die hij ontwikkelde als voetballer. En zo treedt hij op met het Vuyani Dance Theatre.

Wat een volharding spreekt er uit dit beeld van hem!

Musa leert me naar het licht te kijken, te volharden, te geloven dat het kán, dat dat geloof zelfs met gemis en op krukken tóch krachtig overeind gehouden kan worden…