In deze serie neem ik je mee in mijn reflecties bij het Bijbelboek Leviticus. Een Bijbelboek dat ik eigenlijk nooit als een geheel gelezen heb, want veel te saai over offers die er toch niet meer toe doen. Maar lezend aan de hand van het Joodse onderwijs heeft het mijn geloof verrijkt en verdiept. Dit Bijbelboek heeft ons veel te zeggen en te leren, ook als christen in de wereld van vandaag. Alles in dit Bijbelboek draait om Gods Aanwezig Zijn te midden van het volk. En zo zie ik ook een prachtige opmaat naar Pinksteren.
Het Bijbelboek Leviticus gaat over priesters, offers, reinheid en heiligheid. Voordat ik kan schrijven over disbalans en offers, wat mijn beoogde vervolg was op mijn vorige blog, moet ik eerst ergens anders over schrijven. Namelijk over de juiste maat.
‘Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt! Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen?’
(Job 38: 3-4)
In de zoektocht van Job naar het waarom van zijn lijden, richt God het woord tot hem. God stelt zichzelf voor als Iemand die nauwgezet, als met een precieze lineaal, het hele universum heeft afgemeten. Alles wat is, heeft een door God bepaalde maat. Het is precies zoals met onze kleding, een maat te groot of een maat te klein is bepalend voor hoe onze jas aansluit.
Het Bijbelboek Leviticus gaat ook over de juiste maat. Heel precies wordt beschreven welke situaties tot reine of onreine omstandigheden leiden. Hoe de offerrituelen in de Tabernakel moeten worden uitgevoerd om de omstandigheden te kunnen veranderen wordt heel precies beschreven, en als de zonen van Aäron zich er niet precies genoeg aan houden worden ze verteerd door goddelijk vuur. Er zijn nauwgezette regels voor de kledij van de priesters. Al eerder in Exodus, als de opdracht gegeven wordt om de Tabernakel te bouwen, wordt de precieze maat genoemd. Waarom die precisie, hebben Joden zich afgevraagd? De tabernakel zou toch niet meer dan een tijdelijk verblijf zijn? Waarom de precisie van het offerritueel, als continu de TeNaCH herhaalt dat God géén offers verlangt?
Details doen er toe, orde en precisie doen er toe. Dat is één van de antwoorden die Joden geven. Het gaat om de juiste maat waarin alles door God is geschapen, alles zijn eigen plek heeft gekregen en alles met alles samenhangt in de juiste verhoudingen. Zoals God alles heeft afgemeten, alles zijn eigen plek heeft gegeven in de schepping, gaat het er om dat wij leren leven binnen de juiste maat. Buiten die maat hebben kleine oorzaken soms grote gevolgen. We zien dat in onze tijd niet enkel in een virus dat de hele wereld lam legt, maar ergens op een dierenmarkt begon.
Jonathan Sacks schrijft in zijn commentaar bij Leviticus:
‘Law, structure, precision: of these things the cosmos is made and without them it would cease to be’.
De mens is niet de maat van alle dingen. De vraag is: zijn wij bereid een ondergeschikt leven te leiden aan deze wetten, structuren en door God bedachte precisie? Dan wordt het niet meer een leven waar de vragen ‘Waar heb ík recht op? Wat heeft het leven míj te bieden? Wat kan ík winnen of hoe kan ík meer verdienen?’ het dagelijks ritme bepalen.
De Tora biedt ons een radicaal ander magneet om onze (politieke, psychologische en theologische) koers op te richten: er bestaat niet zoiets als ons ‘ownership’. Zoals God over land in Leviticus 25:23 spreekt:
‘… want het land is van Mij, en gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij’
en over mensen in vers 42:
‘… want zij zijn mijn knechten’.
Waarbij het woord ‘knechten’ gelezen moet worden als ‘dienaren’.
Wij zijn te gast bij God, wij wonen om/in Zijn aanwezigheid heen zoals de tenten van de Israëlieten rondom de tabernakel. We worden door de Tora opgeroepen om binnen de precieze maat te leven, en als dienaren van God houden we slechts in handen wat Hij ons toevertrouwd. Zelfs ons eigen ik, ons lichaam, geest en ziel.
Heiligheid is volgens Leviticus niet iets wat een staat van zijn is dat je kunt bereiken, maar het is een eigenschap die vanuit God kleeft aan mensen, dingen, zelfs aan iets abstracts als de tijd. Het mooie gebaar van de rabbijn die tijdens zijn lezing een kopje koffie aangeboden reikt, zijn lezing een kort moment onderbreekt door het opzeggen van de zegenspreuk over het kopje koffie. Het bewustzijn in het moment dat wat je aangereikt krijgt niet van jou is, maar je gegeven wordt. Het bewustzijn dat jíj gegeven bent, aan de aarde, aan de mensen en de dingen om je heen.
Hoe dienen wij, persoonlijk en als mensheid, God met wat Hij ons gegeven heeft? Gewoon, in alle kleine details van de dag die er toe doen, in alle kleine keuzes die we maken? Dat is het werkelijke offer dat God van ons vraagt, maar daarover in het volgende blog.