De kerstvakantie is voor mij bij uitstek de tijd voor ‘met een boek op de bank’. Ik was er speciaal voor naar de boekwinkel gegaan en daar trof de titel van een boek van Estelle Frankel mij: ‘De wijsheid van het niet weten’. Een boek voor iedereen die ermee worstelt om vriendschap te sluiten met het onbekende en het verlangen koestert het leven te nemen zoals het komt, las ik op de achterflap. Frankel is de dochter van ouders die Auschwitz overleefd hebben. Haar joodse achtergrond en grote kennis van de joodse mystiek, geeft mij nieuw zicht op oude woorden. Bijvoorbeeld wat ze schrijft over nieuwsgierigheid, Pesach en ‘het manna in de woestijn’. Zo aan het eind van 2017 geeft het mij veel te overdenken over loslaten en vooruit kijken.

Als Joden de bevrijding uit de slavernij van Egypte vieren, het Pesachfeest, worden er bij de Seidermaaltijd traditiegetrouw vier vragen gesteld. Die vier vragen beginnen met: ‘Mah nishtana’. Het beste kan dat vertaald worden als: ‘Wat is er anders?’ of ‘Wat verandert er?’

Deze vraag maakt je bewust van het moment. Niet elk moment is hetzelfde, maar steeds is alles verwikkeld in een proces van verandering. We nemen afscheid van 2017 en gaan een nieuw jaar in. Dat kun je heel onbewust doen. Je eet een paar oliebollen totdat je geen oliebol meer zien kunt, je knalt wat vuurwerk in de lucht, je heft een glas champagne en je zegt: ‘gelukkig nieuwjaar!’ Want laten we eerlijk zijn, wat verandert er nu werkelijk?

De vragen die bij de Seidermaaltijd gesteld worden doorbreken het vanzelfsprekende. Het schudt wakker: wat is er anders? Bewust je aandacht vestigen op wat er anders is, hoort bij dit feest van vrijheid. Het is een uitnodiging om los te laten wat je vasthoudt, in gevangenschap of slavernij. Ieder heeft zo zijn eigen plek van beperking en verkramping. Soms is het nodig om de deur even open te zetten in je leven. Tijdens de Seidermaaltijd wordt dit twee keer daadwerkelijk gedaan, aan het begin en aan het einde van de avond. Aan het begin wordt de deur geopend om uit te drukken dat iedereen welkom is die een plek nodig heeft. Het vreemde en onbekende mag binnen komen als een gast die iets van waarde komt brengen. Aan het einde van de maaltijd wordt de deur weer opengezet, dit keer om de profeet Elia uit te nodigen. Hij zal vóór de komst van de Messias uitgaan, en zo is dit ritueel een uitdrukking van de hoop en het verlangen waarmee de toekomst ingekeken wordt.

Op de drempel van de tijd mogen we de deur openzetten voor het nieuwe en toekomstige wat gaat komen. Zo waait het door ons leven en breekt de tijd ons voor een moment open.

Die openheid gaat niet zonder ‘mah nishtana’, niet zonder de vragen en niet zonder de nieuwsgierige openheid van het kind. Het is daarom ook het kind dat de vragen stelt bij de Seidermaaltijd. Nieuwsgierigheid is het verlangen, het begeren naar het nieuwe. Zoals een kind dat doet, er valt een hele wereld te ontdekken! Als we door het leven geraakt zijn, geleerd hebben dat die wereld niet alleen een veilige plek is, kan dat lastig zijn. Dan zijn we het kind in onszelf kwijtgeraakt en is het een klus om ‘weer te worden als een kind’. Zo is het voor mij. Ik ben een gewoontedier voor wie veiligheid en voorspelbaarheid twee woorden voor hetzelfde zijn, die haar veiligheid zoekt in alles te laten gaan zoals het altijd ging. Dan weet ik wat ik heb en wat ik kan verwachten. Alsof ik zo wat komen gaat kan bezweren. Het geeft me de illusie van controle, dat ik het allemaal wel kan regelen en organiseren. Ik stel me zo voor dat de Israëlieten met hetzelfde worstelden toen ze in de woestijn hevig terug verlangden naar Egypte. Liever de voorspelbaarheid van de onderdrukking, dan je te leren overgeven aan de openheid en het onvoorspelbare van de vrijheid. Daar in de woestijn leert het volk te leven van het manna, dat iedere dag uit de hemel gegeven wordt. Ze hebben geen idee wat het eigenlijk is dat op de aarde hen toevalt. ‘Mah hu?’ vragen ze: ‘Wat is het?’ Het blijft een vraag die ze niet kunnen beantwoorden.

Ze hoeven er niets voor te doen. Ze kunnen het niet bewaren, niet vasthouden. Maar er is de belofte, elke dag valt het hen toe uit Gods hand. Het manna leert hen te vertrouwen. Als we de deur open zetten voor de vreemdeling, voor het vreemde en het onverwachte, dan oefenen we onszelf in vertrouwen. Als we de deur openzetten voor de toekomst, voor dat wat komen gaat dan leren we vertrouwen op datgene wat ons toevalt.

Wat hier mooi bij aansluit, is een tekst van Hans Bouma. Het is mijn ritueel aan het begin van het jaar om deze tekst te lezen. Hij heeft het geschreven bij 1 januari in het boekje ‘Dus ik besta’ en het geeft zo mooi aan, wat dat manna voor ons kan zijn:

‘Zoals de regen neerdaalt in de bomen / zoals de wind wie weet waarheen hij gaat / zo zult Gij uw beminden overkomen’, schrijft Huub Oosterhuis. Je kunt doen wat je wilt, maar God – je praat, preekt, discussieert of schrijft Hem niet naar je toe. Wat je verder ook allemaal kunt regelen en organiseren, Hém niet. Zoals trouwens niets van wat je leven verrijkt en verdiept in de sfeer van regelen en organiseren ligt. God – Hij overkomt je, zoals ook vriendschap je overkomt, of liefde. Hij is altijd een verrassing, een traktatie. Ineens, totaal onverwacht, vult Hij het landschap van je ziel, doortrekt Hij alle geledingen van je bestaan. God ervaren, met alle feestelijkheid van dien – zijn warmte, zijn adem voelen, zijn hand op je hoofd, zijn aandacht als grond onder je voeten: het is een kwestie van ontvankelijkheid. Openstaan, zielsdiep openstaan voor wat alles te boven gaat. Blokkades opheffen. Je vrij maken, je uitstrekken, wijdvertakt, als een boom. Lied van verlangen zijn. Zoals God lied van verlangen is. Het zal een treffen, een omhelzing zijn’.