Jonathan Sacks schreef in zijn boek ‘Een gebroken wereld heel maken’ een hoofdstuk over ‘Het kwaad goedmaken’. In dat hoofdstuk verteld hij zeven verhalen van mensen die grote pijn, onmetelijk verdriet en verlies hebben meegemaakt. Het zijn verhalen waarin kwaad, de confrontatie met de dood, beantwoord werd met een duidelijke keus voor het leven. Aan het eind van dat hoofdstuk zegt Sacks:
“Kwaad kan nooit gerechtvaardigd worden als de wil van God, maar kan goedgemaakt worden, ook al wordt het nooit volkomen ongedaan gemaakt. Dit waren een paar mensen – opvolgers van Job in de wereld na de holocaust – die Gods geloof in de mensheid rechtvaardigen”.
Jonathan Sacks, Een gebroken wereld heel maken, 252.
Bij ervaringen met de duisternis, met het kwaad, zijn we geneigd om te zoeken naar een rechtvaardiging. We kunnen alles hanteren als we maar weten waarom. Een barende vrouw kan de pijn verdragen, maar dat zou ze onmogelijk kunnen als ze niet zwanger zou zijn. Als we weten waar het toe leidt, is het geen kwaad maar pijn.
We zijn gemaakt met een gevoel voor, een afstamming op doelgerichtheid. Neem bijvoorbeeld een schaar. Als ik een schaar op de juist wijze gebruik dan kan het een waardevol gereedschap zijn. Zo heeft God het bedoeld in het scheppingsverhaal. We kunnen niet leven in een wereld waar dingen zinloos gebeuren. Juist dat maakt die vraag zo sterk: wat is het doel, de zin van dood, pijn, lijden?
Maar doet de rechtvaardiging er wel toe? Is het kwaad, het lijden, de pijn minder als we het kunnen rechtvaardigen met het doel dat het heeft? Uiteindelijk is de pijn even groot. Bij kwaad en lijden zien we het doel niet, en we hoeven het ook niet te zien. Het is voldoende te weten dat het er is, ook als we het niet zien. Juist op die plek oefenen we ons geloof.
Het Bijbelverhaal van Job vertelt dat hij er in zijn zoektocht naar de vraag waarom hij lijdt niet uit. Hij mag God aanklagen, maar tegelijk is het wat arrogant: weet Job het verschil tussen goed en kwaad en God niet?
De vrienden van Job kwamen om de pijn te rechtvaardigen. Maar weten wat de pijn rechtvaardigt, is uiteindelijk niet waar het om gaat.
“Het geloof dat telt is het geloof dat werkelijkheid wordt in mensenlevens, in daden en woorden die enkele van de wonden van een gebroken wereld heel maken”.
Jonathan Sacks
Niet de pijn rechtvaardigen, maar delen in de pijn.
Rabbijn Manis Friedman vertelt in een lezing over het kwaad dat het kwaad een hele sterke energie in zich draagt, een hele sterke kracht. Door onze daden moeten we deze kracht transformeren, overbrengen naar de kant van het goede. Dat is de diepere laag in de vraag van Mordechai: ““Wie weet ben je juist koningin geworden met het oog op een tijd als deze” (Esther 4:14).
In het kwaad zit iets verborgen dat heilig moet worden gemaakt door ons. Zoals in één van de verhalen die Sacks vertelt over Yoni Jesner. Een negentienjarige joodse jongen, studerend voor arts. Hij zat in 2002 in een bus in Tel Aviv die door een zelfmoordterrorist opgeblazen werd. Yoni raakte hersendood. Als aankomend arts had Yoni levens willen redden. Zijn familie nam in de uren na de aanslag het besluit om zijn nieren, lever en milt voor transplantatie aan te bieden. Daardoor veranderde het leven van Yasmin Abu Ramila, een Palestijns meisje uit Oost Jeruzalem. Haat, dood en vernietiging kreeg met leven en hoop een antwoord.

Dat is de doorgaande schepping. Groeien in het beeld van God is het antwoord dat kwaad kan veranderen in goed. Het is niet voldoende om te kiezen voor het goede, om het goede te doen. ‘Goede daden alleen zullen de geschiedenis niet goed maken’ schreef Heschel. Het gaat er om dat we het kwade overwinnen door het goede, door iets nieuws in de wereld te brengen dat het kwaad eindigt of ombuigt. Dát is wat de schepping van de mens ‘zeer goed’ maakt omdat de mens beide neigingen, beide krachten, in zich heeft. De neiging tot het kwaad is een kracht die nodig is om verlossing mogelijk te maken. We geloven niet in het lot dat medogenloos en willoos met ons speelt en doelt, maar in een God die verandering kan brengen omdat God gelooft in de mogelijkheid tot verandering in ons!
Dat is tikkoen olam, de wereld heel maken, als antwoord op Gods vertrouwen, zijn geloof, in ons.
“Hoewel zich bewust van de gevaren en valkuilen van het bestaan is de joodse traditie een voortdurende herinnering aan de grootse en eeuwige kansen om het goede te doen”.
Abraham J. Heschel, God zoekt de mens, 352.
Het is zoals die mooie verzen in Job 28 (lees ze allemaal!), die komen nadat alle verwijten en al het zoeken naar de oorzaken van kwaad en lijden voorbij zijn:
“Er is een plaats waar zilver wordt gewonnen,
een plaats waar goud gewassen wordt.
IJzer wordt uit de aarde opgedolven
en koper wordt uit de erts gesmolten.
De mens verdrijft de duisternis,
hij dringt door tot in het binnenste der aarde,
tot aan de steen van diepst verborgen donkerte”.
Job 28:1-3
Gaan tot het diepst van de donkerte. Uit het diepst der aarde, daar waar het donker is en waar je alleen komt door zwoegen, kou en verlaten zijn, dáár is ook de mogelijkheid tot het vinden van kostbare edelstenen. Verlossing komt niet enkel door genade die ons buiten spel zet, maar bereidt zich voor door vertrouwen en trouwe inzet. Soms is dat hard bikkelen.