Vorige week keek ik naar het gesprek dat Jacobine Geel via het beeldscherm voerde met de inmiddels 93-jarige Edith Eva Eger. Een rijk gesprek waar ik afgelopen week nog flink mee bezig was. Eerder heb ik geschreven op dit blog over haar boek De Keuze – Leven in vrijheid, waarin ze haar ervaringen als 16 jarig meisje dat in Auschwitz moest dansen voor Josef Mengele indrukwekkend beschrijft. Het gesprek tussen Jacobine en Edith Eger is nog terug te zien via NPO 2, Jacobine op 2 aflevering 6 24 oktober. Zeker doen! In dit blog probeer ik wat van mijn gedachten naar aanleiding van dit gesprek aan elkaar te knopen.

Edith Eger zit op een stoel omringd door vlinders: op de bekleding van haar stoel, op het jasje dat ze draagt en aan de hanger om haar nek. De vlinder is voor haar het symbool van transformatie, het leven gaat volgens haar om gedaanteverwisseling. Een cocon die we van ons af moeten schudden, leren vliegen, leren in vrijheid te leven. Ik moest denken aan een herinnering van toen ik twaalf was en een bezoek bracht aan het kamp Terezín. Er zijn daar veel tekeningen te zien gemaakt door joodse kinderen die daar gevangen zaten. De tekeningen staan vol vlinders.

‘Ze ademt een en al hislamdus’, bedacht ik me afgelopen week. Door Mussar, een joodse weg van studie waar ik mee bezig ben, leer ik over hislamdus. Eigenlijk ís mussar hislamdus: leren om te transformeren.

“There is nothing in creation that one cannot learn from, because that is why the blessed Holy One created so many things.”

Schlomo Wolbe, Mussar rabbi

Hislamdus is een levenshouding. Met hislamdus leef je met een mentaliteit die steeds weer onderzoekt en leert van de dagelijkse ervaringen. Zelfs als die dagelijkse ervaringen de slechtste en wreedste momenten van je leven zijn. Edith Eger zag dat ze te midden van de angst, het verlies, de wanhoop zelf een keus had om ook die momenten te zien als leermeesters van je ziel. Dat is nogal wat. Als ik mijn gedachten er over laat gaan haper ik de ene keer over de vraag of we werkelijk wel een keus hebben in hoe we met de dingen omgaan, en dan weer haper ik bij de vraag hoe je de meest moeilijke ervaringen op een dergelijke manier zou kunnen ontvangen. Maar als ik naar Edith Eger kijk, dan zie ik dat het kan. Het ging bij haar absoluut niet vanzelf, het was een lange weg vol oefenen. Maar nu belichaamt ze wat ze geleerd heeft van haar ervaringen. Haar hart heeft gevoeld wat haar geest begrijpt. Als ik het zo zeg, gebruik ik de woorden van rabbijn Eliyah Lopian die mussar omschreef als: ‘het hart laten voelen wat de geest begrijpt’.

‘I’m still working on it’, zei ze tegen Jacobine Geel. Op 93 jarige leeftijd is het nog steeds oefenen.

‘Look for the light’, zei ze ook. Dat is de keus die je hebt én de opdracht die je hebt in welke situatie je je ook bevindt.

Ik voel de joodse wortels van het onderliggende mensbeeld. Het is niet omdat we zelf weten en ervaren dat we onze duisternis kunnen transformeren in licht. Het is omdat God ons vertelt en leert dat we dat kunnen. God roept ons op om te bewegen naar heilig/heelheid (‘Wees heilig!’, Lev. 19) en te kiezen voor het leven (‘Kies dan het leven!’, Deut. 30). God heeft het joodse volk geleerd hoe je dat kunt doen. En Edith Eger deed het.

In één van mijn lessen Hebreeuws wees de docent mij op de letter lamed. Lamed draagt twee betekenissen in zich: leren en onderwijzen. In het ene geval ben je zelf de ontvanger van het geleerde, in het andere geval ben je de doorgever van het geleerde. Dat is zoals joden het zien: je leert Thora niet voor jezelf, je leert om door te geven, je leert om te kunnen dóen. In de Zohar, een joods mystiek boek, wordt de lamed omschreven als: ‘een toren die de lucht in reikt’.

Zo ziet de lamed er als letter ook uit, hij raakt de onderste schrijflijn maar steekt boven de bovenste lijn uit. Het is een teken hoe wat wij leren in onze aardse beslommeringen ons in contact kan brengen met God als we ‘naar boven reiken’. Elke letter in het Hebreeuwse schrift heeft een getalswaarde. De getalswaarde van de lamed is dertig. Vermoedelijk begon Jezus als rabbi in het openbaar te onderwijzen toen hij rond de dertig was. Voordat hij dat ging doen, was hij veertig dagen in een woestijn vol beproevingen.

Het joodse volk trok veertig jaar door de woestijn. Het joodse commentaar op dit verhaal vraagt: waarom konden ze niet gewoon op één plaats blijven en moesten ze steeds naar een andere plek trekken? ‘Om de woestijn te veranderen in een tuin, om Gods aanwezigheid te brengen op alle verlate plekken’, is één van de antwoorden. Zo trekt een mens van ervaring naar ervaring, en in al die ervaringen kunnen we het licht mee dragen. De tabernakel werd in de woestijn gedragen door de Levieten. Als God hen die opdracht geeft, zegt Hij dat dit mannen moeten zijn tussen de dertig en vijftig jaar (Num. 4:23). Vanaf dertig jaar heb je de kracht om het woord van God de wereld in te dragen. Tot die tijd bereid je je voor. Vanaf die tijd word je geroepen om het licht te helpen dragen. Leren en transformeren doe je niet ter meerdere glorie van jezelf, voor je eigen spirituele groei en potentie. Nee, in het jodendom is altijd alles gericht op je bijdrage aan de gemeenschap, de ander. Zelfs van het leren van je ervaringen die je verwond hebben en je in het duister lieten ronddolen?

Edith Eger verwijst naar de veertig jarige woestijnreis van haar verre voorouders als ze verteld dat ze lang nodig heeft gehad om te kunnen onderwijzen wat ze nu doet. Ze heeft de duisternis gezien en ervaren. Ze is in alles steeds op zoek gebleven naar het licht, wat nodig is om dingen tot leven te brengen. Nu draagt ze in de jaren van haar ouderdom de toekomst. Ze draagt het licht de wereld in, om onze woestijnen te helpen veranderen in plaatsen waar God door heen trekt om bloemen te laten bloeien met dartelende vlinders er om heen.