Het is Pinksteren. Het boek Leviticus is uit. Ik ben de schoonheid van het boek gaan zien, ik ben ontroerd geraakt door de liefde en de hoop die ik in het boek gelezen heb. Tijd om dit blog de zeven lijntjes van afgelopen weken aan elkaar te knopen. Op welke manier las ik in Leviticus een opmaat voor wat het betekent om te leven in de Geest van Christus?

Ik schreef de afgelopen weken over een aantal thema’s uit Leviticus waarin het steeds weer over ‘heiligheid’ gaat: de heiligheid van Gods aanwezigheid temidden van het volk (de tabernakel); de offers; de wetten die alles een heilige maat en grens geeft; de reinheid. Heilige plaatsen, heilige handelingen én heilige mensen, namelijk de priesters die geroepen waren om de heiligheid, de grens tussen rein en onrein, heilig en onheilig, te bewaken (Lev. 10:10). Priesters waren apart gezet van de rest van het volk, moesten aan aparte voorwaarden voldoen. Zo deelden zij bijvoorbeeld niet in het land en werkten niet op het veld. Zij leefden in het epicentrum van Gods aanwezig zijn, in de tabernakel. De priesters waren de uitvoerders van de rituelen en offers die met veel precisie moesten worden uitgevoerd om vrede en verzoening te brengen onder het volk. Bijvoorbeeld op de Grote Verzoendag, waarop de hogepriester de heiligste ruimte van de tabernakel (en later de tempel) betrad om het lot van het volk in Gods hand te leggen. Die dag van vergeving is de belangrijkste in het joodse jaar omdat het de mens herinnert dat ‘omkeer’ (tesjoeva) mogelijk is, dat herstel van relaties (tikkoen) mogelijk is.

In Leviticus 19 gebeurt er dan iets geks. De Eeuwige zegt daar dat niet alleen de priesters heilig zijn, maar het hele volk. Hier wordt herhaald wat de Eeuwige eerder tegen Mozes zei over de identiteit van het volk: ‘En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk’ (Ex. 19:6). Het wordt nog een beetje gekker als de vrede en verzoening de grenzen van het volk gaat overschrijden (terug naar zoals het in Genesis door God bedoeld is voor de hele wereld): een vreemdeling moet behandeld worden als een ‘onder u geboren Israëliet’ (Lev. 19:34) en het wordt haast onbegrijpelijk als de Eeuwige het volk de opdracht geeft om die vreemdeling lief te hebben. De opdracht om de vreemdeling lief te hebben, maakte de ethiek van het joodse volk buitengewoon ‘apart’. De ethiek van heiligheid is onherroepelijk ook de ethiek van liefde. Jezus leefde dit radicaal voor, want juist in tijden van (Romeinse) bezetting kwam het er op aan of je in staat was gehoor te geven aan de roeping van de Eeuwige. Jezus toonde trouw aan alle wetten uit de Tora (Matt. 5: 17-18), Hij wilde ze zeker niet afschaffen, maar wel radicaliseren: liefhebben, zelfs dat wat je tegen de borst stuit. Liefhebben betekent je hart er bij (laten) betrekken. Zonder dat, is het naleven van een morele wet zonder zin.

Paulus leefde en leerde vlak na de verwoesting van de tweede tempel. Zonder tempel konden de offers niet gebracht worden, de rituelen niet uitgevoerd. Joden waren in de ballingschap al bekend met een dergelijke situatie. Toch was deze tweede verwoesting van de tempel een grote geestelijke crisis in het jodendom van die tijd: hoe te geloven, te leven? Paulus ‘transcendeert’ elementen van de joodse godsdienst en geeft daarmee antwoord op onder andere zulke vragen. De Grootste Verzoendag is geweest, het definitieve offer is volgens Paulus volbracht in Christus. Dit offer heeft de grens tussen jood en heiden doorbroken en in de nieuwe gemeenschap, het nieuwe volk van Christus, zijn alle gelovigen priesters. Al lezend in Leviticus en al studerend in de joodse commentaren vraag ik me af of de theologie van Paulus niet teveel een abstractie is geworden van wat Christus in het dagelijks leven wilde voorleven van hoe de Tora niet een kale wet is, maar een oriëntatie, een richting, waar op je de naald van je kompas kunt richten in een magnetisch veld van dagelijkse krachten die aan je trekken. Iets wat om een dagelijkse oefening vraagt, vooral eigenlijk buiten je eigen vertrouwde en bekende wereld van mensen van wie je eenvoudigweg houden kunt omdat ze bij je horen en herkenbaar zijn. Liefhebben is veel uitdagender dan je denkt, en er ligt veel meer potentie in jou dan je ziet, dat hoor ik Christus zeggen.

Als de rabbijn Jonathan Sacks schrijft over Leviticus 19, dan noemt hij dit ‘the democratisation of holiness’. De joodse schrijver Ansky zei:

“Where there is true turning to G-d, every person becomes a priest, every prayer a sacrifice, every day a Day of Atonement and every place a Holy of Holies.”

In de Geest van de Tora is elke dag een Grote Verzoendag, elke plaats het Heilige der Heilige. De Geest van Christus komt uit dezelfde bron als de Geest van de Tora. Dat is de bron die water geeft, elke dag opnieuw om de aarde tot groei en bloei te brengen als de tuin die God in het begin heeft aangelegd. Groeien en bloeien vraagt om als priesters toe te zien en te bewaken op dat wat heilig is, dat is dát wat het leven bevordert. Voor jou, je naaste en de vreemdeling. Het vraagt van de gemeenschap van gelovigen om een gemeenschap te zijn die zich volledig richt op vrede en verzoening, voor herstel van relaties met God, met jezelf, met je medemens én een ieder die een andere taal spreekt of een ander leven leeft. Maar ook het herstel van je relatie met de aarde, de dieren en de dingen. Daar waar herstel plaatsvindt, daar is God nabij.

Nog een laatste opmerking. Priesters legden de zegen op het volk. Eeuwenoude woorden over het gelaat van God, over zijn genade en vrede, uit Numeri 6: 22-27. Onlangs werden ze voor de wereld van vandaag gezongen door verschillende kerkelijke denominaties in Engeland (je hoort het hier). Het bijzondere is dat in de joodse voorschriften voor het uitspreken van deze zegen, er aan toegevoegd is ‘to bless His people with love’. Jonathan Sacks zegt daarover: ‘we need love before we can bless. Volgens hem is liefde het kanaal waardoor de zegen de wereld om ons heen binnenkomt.

Een priesterschap van gelovigen, dat is een ‘hoge’ roeping. Er wordt niet weinig van ons gevraagd. Het is geen abstract geloven in iets dat we maar passief ontvangen of verlangen, maar vindt het geloof in het dagelijks doen (en dat zijn we met Paulus denk ik verloren van de Joodse Christus). Het is de vrede en verzoening léven, het is leven in Gods nabij zijn zonder te ‘bezitten’. Het is de wereld om ons heen zegenen. Een gemeenschap van priesters is niet anders dan een gemeenschap van mensen die leren liefhebben wat al van God is, wat Hij rein verklaard heeft zélfs als wij daar anders over denken en zélfs als ons dat om offers vraagt.