Na de grote tocht van inkeer en Jom Kippoer staat er niets meer tussen God en mens in. Daarom mag het dak van de loofhut tijdens Soekot, het joodse feest dat bijna direct volgt op Jom Kippoer, niet gesloten worden. Gedurende acht dagen wordt de luxe van het gebouwde huis symbolisch verruild door een schamel hutje van takken en loofbladeren.

Waarom zou je dat eigenlijk doen?

Ik ben het (o.a. door Jonathan Sacks aan wie ik een groot deel van de inhoud van dit blog te danken heb), gaan begrijpen als een spirituele oefening waar Joden het jaar mee beginnen. De oefening is om je leven uit handen te geven, terug te geven aan God wat je zelf krampachtig probeert vast te houden. Op die manier komt het dicht bij Godsvertrouwen en overgave. Het is het besef en de erkenning dat wij ons leven niet kunnen ‘regelen’, beheersen, controleren, maar dat wij ten diepste afhankelijk zijn. Ik verzet me tegen die afhankelijkheid en voel me uiterst ongemakkelijk als ik in een afhankelijke positie terecht kom. Ik heb graag mijn leven op orde: genoeg geld op de bank om voor mezelf te zorgen, de zekerheid van een baan, maatschappelijk aanzien, respect, een fijn huis om in te wonen met haar bij wie ik in liefde het meest ‘thuis’ ben. En behalve uiterlijke zaken zit die orde ook in mijn innerlijk leven: herinneringen en gevoelens vast houden, soms zelfs verborgen houden voor mezelf, niet delen met anderen, uit angst voor die kwetsbare overgave aan de zorg van een ander waar ik dan niet zonder kan. Vooral zo normaal mogelijk doen en de controle niet verliezen. Ik hou de dingen graag op de vaste plek waar ze zijn. Het is mijn eigen gevecht met de ervaring dat afhankelijk zijn je kwetsbaar maakt voor misbruik en manipulatie. Ten diepste is het mijn breuk in vertrouwen die daardoor veroorzaakt is. Bestaansvertrouwen en ook Godsvertrouwen. Er kan je van alles overkomen in het leven, en als je dat eenmaal ervaren hebt dan wil je jezelf wapenen. Voor mij is dat vertrouwen en die overgave een hele oefening. Wanneer die overgave er wel is, is er ook meer ruimte voor de speelsheid, de creativiteit, de vreugde en het liefhebben. Maar dat is voor mij vaker nog een ‘weten’ dan een ‘ervaren’.

Ik doe het meestal niet zo goed in een tent, zelfs wanneer die van goed weersbestendig materiaal gemaakt is. Zeven dagen leven in een schamel hutje en dan vreugde ervaren – dat is de uitdaging die Soekot geeft. Gedurende deze dagen wordt gelezen uit Prediker. Dat is een boeiende keuze! Achtenveertig keer komt het woord הבל  (‘habel’) in dit boek naar voren, vaak vertaald als ‘niets’ of ‘nietigheid’, ‘betekenisloos’. Beter te vertalen als: ‘oppervlakkige adem’. Koning Salomo, aan wie Prediker toegeschreven wordt, komt tot het inzicht dat alles wat hij verzameld, toe-geëigend en gebouwd had betekenisloos was. Niets heeft waarde want alles sterft weg. Je kunt een comfortabel huis bouwen, ja zelfs een paleis, maar het huis waar je eigen adem in woont is zo sterfelijk als wat. Je leeft zolang je ademt, en daar heb je geen enkele invloed op. Prediker gaat over de vraag hoe we in godsnaam kunnen leven met dit inzicht dat alles vergankelijk is. We doen álles om ons te verzetten tegen die vergankelijkheid. Koning Salomo laat de vraag niet onbeantwoord. Meer dan in andere boeken in de Tenach komt het woord ‘simcha’ in Prediker voor. Vreugde! Dat is hét antwoord op de vraag naar die onaangename gevoelens van vergankelijkheid, de angst voor de dood. Leer jezelf vreugde. Dat is iets anders dan ‘geluk’. Er is volgens mij niets tegen de ijver voor een gelukkig leven, maar vreugde gaat om het moment in het hier en nu. De vreugde van de dankbaarheid voor wat nu (ontvangen) is. Het is het ervaren van eeuwigheid in een kortstondig moment en dan: vieren!

foto van Michelle da Costa Gomez

Het menselijk leven, ons lichaam, is als een ‘sukkah’, een loofhut. Het is een tijdelijke plaats. Een plaats waar de wind door heen waait, waar het soms veel te warm is en soms veel te koud. Het is een plaats die aangetast kan worden door alles wat van buiten komt. We zijn nergens zeker van en kunnen ons ook nergens tegen verzekeren.

Maar juist daardoor kunnen we onszelf openen voor verbondenheid die hoort bij afhankelijkheid, voor Godsvertrouwen in het manna dat iedere dag uit de lucht komt vallen, genoeg voor wat je die dag nodig hebt.

De vader van koning Salomo, David, wilde een tempel bouwen voor God omdat hij in een prachtig paleis woonde en God ‘maar in een tent’. God was minder enthousiast. De profeet Nathan kreeg er een slapeloze nacht van: ‘Waarom zou je voor mij een huis bouwen om in te wonen? Ik ben rondgetrokken in een tent, heb ik ooit om een huis gevraagd?’ vroeg God.  

God woonde in een tent en vroeg niet om een huis of een tempel. God trok mee met het volk, de open toekomst in. God trok voor het volk uit. God is overal. De belofte die God geeft aan de nakomeling van David moet misschien eerder een verwijzing zijn naar het lichaam van Christus als tempel. Zoals later Paulus dit beeld gebruikt voor de gemeente en voor de gelovige.

Soekot is een jaarlijkse oefening in vertrouwen, bitachon, en verdragen van het gevoel van afhankelijkheid en onbehagen. Voor de geoefende spiritualiteit zelfs het oefenen van vreugde middenin het onbehagen. Voor mij in de eerste plaats het vertrouwen dat God er gewoon bij is, ieder moment van mijn adem. Als ik leef in groeiend vertrouwen en liefde tot God, dan wordt mijn adem minder oppervlakkig (ik moet dan altijd denken aan mijn lievelingsvers uit Job 33:4).

Allan Morinis beschrijft bitachon als ‘de innerlijke houding die respecteert wat er ook gebeurt in onze levens, dit niets meer of minder is dan het curriculum dat God ons geeft door middel van een van de ontelbare wegen die God beschikbaar heeft in de wereld. Het duwen en trekken – zowel door liefde als door tegenslagen – is wat ons naar de drempel van groei leidt, die we anders waarschijnlijk (vrijwel zeker) nooit zouden benaderen’ (in: Het Heilige in het alledaagse – het Joodse spirituele pad van Mussar, p. 267).  

Als je vertrouwen cultiveert, wordt liefde mogelijk.