Rillend van de kou, doorweekt door regen en hagelstenen,
máár: op paasmorgen stond ik er, in de graftuin in Jeruzalem. Het is druk in
deze eeuwenoude stad. Christenen zijn gekomen om Pasen te vieren, Joden zijn
gekomen om Pesach te vieren. Feesten van bevrijding, van opening naar leven in een
nieuwe toekomst. Omringd door mensen uit tal van landen, sta ik rond een open
graf. We bidden, zingen en lezen het verhaal van de opstanding in het
Hebreeuws, Arabisch en Engels. Samen drukken we uit dat we geloven dat dood te
overwinnen is door leven. Samen herdenken we met brood en wijn dat Leven
voortkomt uit gebroken-zijn. De voorganger bidt aan het eind en zegt dat de
hoop voor dit verscheurde land in deze Messias ligt die alle tegenstellingen
verenigt. In Hem geen man of vrouw, geen jood of Palestijn, in Hem: eenheid. Pasen
en Pinksteren valt op deze plek samen.
Ik voel in mijn lijf de kracht van dit unieke, maar toch ook
zo vreemde geloof. De overgang die we met Pasen vieren, is de overgang dat met
Jezus God zijn intrede doet in ons lichaam, schrijft Anselm Grun in Vasten. En zo gaat wie gelooft, van de
dood over naar het leven (Joh. 5:24). Het is geen gebeuren, geen geloof voor na
dit leven, maar voor ons bestaan in het hier en nu. De opstanding voltrekt zich
in de ontmoeting. De graftuin wordt de tuin van liefde. Anselm Grun zegt
daarover dat in ons lichaam, in onze innerlijke ruimte, op de bodem van onze
ziel deze liefdestuin ligt als we de opgestane ontmoeten. Dat zijn ontroerende
en rijke gedachten.
Ze krijgen nog wat meer invulling als ik die week Henri
Nouwen lees. “De grote geestelijke reis die we te maken hebben, is de geliefde
worden”, schrijft hij in Een parel in
Gods ogen. Dat begint met de erkenning dat wij uitverkoren zijn. In een
land als Israël klinken deze woorden wat beladen, ik heb er moeite mee. Maar Nouwen
maakt duidelijk dat in Christus iederéén uitverkoren is. Als het graf open
breekt, breken alle tegenstellingen en grenzen in onszelf en tussen ons en de
ander open. God kiest mensen, en die keuze is gebaseerd op Gods ontferming.
Gods keuze sluit niemand uit. Vanuit de erkenning dat wij de geliefde zijn,
kunnen we ook ervaren dat we gezegend zijn en tot zegen kunnen zijn. Dat gaat
niet zonder Jezus opdracht: ‘Neem uw kruis op’. Aanvaard dat je gebroken bent,
dat het bestaan breuken kent die soms dwars door je merg en been gaan.
Accepteer je wonden als iets van jezelf.
De ochtend na Paaszondag trekken Joden haastig aan mij voorbij.
Ze zijn op weg naar de Klaagmuur. Daar stellen ze zich onder de
hogepriesterlijke zegen. Over onze gebrokenheid schrijft Nouwen: ‘stel het
onder de zegen’. Ook wij kunnen die beweging maken. Onze wonden onder de zegen
stellen en weten dat we – ondanks onze pijn – de door God Geliefde zijn. Jezus
is de Eersteling van de nieuwe schepping, hij gaat ons voor (Kol. 1:18). Als
Gods Geliefde werd zijn gebrokenheid, werden zijn wonden, tot zegen. Het lijden
werd een weg tot diepere ontmoeting en ervaren van gemeenschap. Zo komt alles
bij elkaar: de liefde in de Geliefde zijn, de wonden van het gebroken zijn, en
de zegen van nieuw Leven.