Altijd je moeder zoeken, daar schreef ik de laatste keer
over. Uit de wond van Buber groeide een levenslang verlangen naar ontmoeting van de ander. Zijn scheiding was de bron van zijn zoektocht naar verbinding.
Verwonding – trauma – op jonge leeftijd kan een gat, een krater, slaan in
je bestaan waardoor je een zoekend, verlangend mens wordt. Je kunt ook een leven vol destructie tegemoet gaan. Het hangt er maar van af wie je tegen komt en of je de roep kunt horen : ‘Kies dan hebt leven!’
In een fase waarin
je op je meest afhankelijke bent en de wereld aan het leren kennen bent, tasten
ze de meest fundamentele menselijke relaties aan. Dat geldt zeker als het
trauma in de ouder-kind relatie plaatsvond. Het is dan alsof je steeds op zoek
bent naar ‘het vloertje van je leven’. Of zoals Buber dus altijd naar zijn
moeder zocht in relaties. Je zit gevangen in een soort van strijd tussen het
verlangen naar verbinding en de angst voor de nabijheid, het verlangen naar
heling en de angst voor het jeuken van je wonden.
In het nieuwe boek van Tomas Halik, Raak de wonden aan, las ik:
“In onze wonden schuilt de mogelijkheid tot zowel een
scheiding als een verbinding in de relatie met God – of zoals anderen God
noemen – de zin van het leven.”
Hij haalt daarbij Simone Weil aan die schrijft over twee
gevangenen in aangrenzende cellen die door klopsignalen tegen de muur contact
met elkaar hebben. De muur is wat hen scheidt, maar ook wat hen in staat stelt
contact met elkaar te hebben. Datzelfde geldt, zegt Weil, tussen ons en God.
Iedere scheiding is een verbinding.
Ik heb nagedacht over wat Halik schrijft. In onze wonden
schuilt de mogelijkheid tot zowel een scheiding als een verbinding in de
relatie met God. Door zijn woorden herkende ik mijn eigen ambivalentie in
relatie tot God. De blauwdruk die je van je ouders meekrijgt, doet ook iets met
je vermogen en je betrokkenheid bij beelden van God. God als vader of God als
moeder. Uit eigen ervaring brengt dat vaderlijke beeld van God, God voor mij
niet dichterbij. Of misschien moet ik zeggen: het brengt mij niet dichter bij
God. Onze wonden kunnen ons scheiden van God, van de zin van het leven. Omdat
iedere verwonding ook altijd een verwonding is van het geloof. Halik schrijft
dat iedere echte verwonding de mens namelijk opjaagt uit dat meestal
impliciete, onbereflecteerde rustige vertrouwen in de zin van de wereld en van
het leven.
De titel van zijn boek verwijst naar Christus die Thomas
uitnodigt om weer verbinding te maken door zijn wonden aan te raken. Leg je
vinger hier. Ik moet dan altijd denken aan die indringende verbeelding van dit
verhaal door Caravaggio.
Halik noemt het het moment van ‘de dageraad’. Als we
op de muur gaan kloppen en luisteren naar het kloppen van de andere kant. Dan kan het licht weer binnen komen, je kunt opnieuw geven en ontvangen. In
het hart van het christelijk geloof staat een man met wonden. Hij komt naar ons
toe en verbergt zijn wonden niet, hij toont ze. Zo moedigt hij ons aan om onze
pantsers, maskers en make-up weg te doen en te kijken naar de wonden die wij
zelf verbergen, voor onszelf en voor anderen.
Dat vraagt om moed. Moed om je niet langer te schamen voor
je wonden, ze te erkennen en ze de verzorging te geven die ze nodig hebben. Moed
om naar voren te stappen en je wonden te laten zien. Ik denk aan alle
ervaringen van #metoo waarmee mensen in het licht stappen. Het vraagt om moed en
vertrouwen om te zeggen: “Dit zijn ze, mijn wonden. Raak mijn wonden aan, leg
je vinger op mijn meest pijnlijke plek.” Is dat niet in zijn geheel een stap in
geloof, een vraag van geloof? Geen geloof zonder wonden. Geloof dat zich vermomd achter maskers en pantsers, is geen christelijk geloof.
Durf jij, durf ik zo moedig als Thomas te zijn? De werkelijkheid te zoeken van de wonden, ja je zelfs met je eigen hebben en houden daartoe te verbinden? Durf jij, durf ik de ander aan te raken op die meest pijnlijke plek als die ander vraagt: leg je vinger hier? Durven we te zijn op de plekken waar mensen gekruisigd zijn?
kunnen we het uithouden met een wonden van onszelf, met die van een ander? Is er plaats voor liefde?
Met kerst geloven we in het Kerstkind. God in een kind. God in een Mens die lijdt, die gewond raakt door toedoen van mensen. Dat Godsbeeld, een God die zo dichtbij alle menselijke ervaring van afhankelijkheid en kwetsbaarheid komt, is uniek. Het geeft mij geloof en vertrouwen om mijn eigen lichamelijkheid te accepteren, mezelf te naderen, tot bij die allerpijnlijkste plekken en dan juist daar Leven in liefde en verbondenheid te vinden.
Een lichaam dat verwond is, soms in letterlijke zin, soms
in figuurlijke zin, dat in de helende en verbindende aanraking kan opstaan uit
alles wat dood houdt voor jezelf en de ander. Christus stond niet alleen op uit de dood, ook Thomas stond op uit zijn eigen dood door zijn vinger te leggen op de wond van Christus. Dat te doen, is de getuigenis van
het geloof in de doorgaande opstanding van Christus